Essay -

CINEMATEK retrospectieve: Cinema-sensei Akira Kurosawa

Bij leven werd grootmeester Akira Kurosawa in eigen land nooit de populairste filmregisseur. Internationaal was (en blijft) hij echter de bekendste Japanse cineast. Een ‘sensei’ in de ogen van filmmakers en -liefhebbers en iemand die Japanse cinema in het Westen op de kaart zette. Van 16 september tot 19 november vertoont CINEMATEK uitzonderlijk zijn volledige oeuvre, aangevuld met door Kurosawa geïnspireerde films en remakes.

donderdag 8 september 2022 14:15
Spread the love

 

“Niets zegt meer over een auteur dan zijn werk,” schreef Akira Kurosawa (1910-1998) in zijn autobiografie, en ook “neem ‘mezelf’, trek daar ‘films’ van af en het resultaat is ‘nul’.” Quotes die illustreren hoe belangrijk ‘cinema’ was voor deze regisseur uit het land van de rijzende zon.

Niet dat Kurosawa aan cinematografische navelstaarderij of metacinema deed. Zijn films zegden iets over en dialogeerden met de wereld. Altijd opnieuw. “Kunstenaar zijn betekent de ogen nooit afwenden”, klonk het. De scenarist-regisseur zag véél, van midden jaren veertig tot begin jaren negentig van vorige eeuw.

Tsubaki Sanjuro van Akira Kurosawa.

Blik op een divers oeuvre

Hoezeer kijken en laten zien samengingen blijkt uit de retrospectieve van Akira Kurosawa’s volledige oeuvre die CINEMATEK organiseert in het Brusselse Filmmuseum. Van september tot november staan er ruim dertig titels op het programma. Aangevuld met enkele remakes, adaptaties en hommages. Naast klassiekers (Seven Samurai, Rashomon, Kagemusha) en minder bekende films van Kurosawa (Scandal, I Live in Fear, The Lower Depths) kan je ook zijn invloed ontdekken in films als Runaway Train, Last Man Standing, A Fistful of Dollars, The Magnificent Seven en … Star Wars!

“Elke film begint voor mij met een nood om iets uit te drukken,” stelde Akira Kurosawa, “om dat te voeden en te laten groeien schrijf ik een script. Regisseren doet mijn boom bloeien en vruchten dragen.”

Naar die boom keek men in het Westen met ontzag. Kurosawa was er, meer nog dan legendarische figuren als Yasujiro Ozu (Tôkyô Monogatari, An Autumn Afternoon) en Kenji Mizoguchi (Ugetso Monogatari, Sanshô dayû), dé Japanse cineast die Westerlingen kennis liet maken met de cultuur, landschappen en geschiedenis van zijn land. Met zijn (bekroonde) internationale doorbraakfilm Rashomon (1950) bezorgde hij Japan het aureool van cinemaland.

The Hidden Fortress van Akira Kurosawa.

Onvoldoende Japans

Toch bleef Akira Kurosawa in eigen land miskend en omstreden. Anno 2022 is hij zo’n monument geworden dat het ondenkbaar lijkt dat het ooit anders was. In 1998 bleef zijn overlijden echter haast ongemerkt in Japan. Niet zo vreemd, want sinds Kagemusha (1980) en Ran (1985) negeerden Japanse producenten hem en liep het bioscooppubliek in een boogje om Dreams (1990), Rhapsody in August (1991) en (Kurosawa’s laatste film) Madadayo (1993).

De verwijten waren respectievelijk té structuurloos, té traag en té ernstig. Voor Japanners gold Kurosawa als een figuur uit het verleden die wereldwijd roem oogstte met het schetsen van een Japan dat al lang niet meer bestond.

Dat de filmmaker omwille van een zogenaamd moeilijk en arrogant karakter niet bijzonder geliefd was hielp natuurlijk niet. Maar belangrijker nog was dat Kurosawa in tegenstelling tot landgenoot Ozu voor Japanners nooit Japans genoeg was.

Zijn imaginaire Japan was gevoed door westerse literaire (Dostojevski, Gorki, Shakespeare, Tolstoj) en filmische (Ford, Griffith, Chaplin, Lang, Murnau, Renoir) invloeden. Wat resulteerde in films met de epische kracht van Ford, het humanisme van Renoir, het expressionisme van Murnau en het filmische meesterschap van Eisenstein. Op smaak gebracht met een tikkeltje Mikio Naruse (The Girl in the Rumour, The Actress and the Poet), de enige Japanse invloed op Kurosawa.

Ran van Akira Kurosawa.

Keizer of Sensei

Zo groeide in Japan een kloof tussen journalisten die Kurosawa spottend ‘tenno’ (keizer) noemden en collega-cineasten die het respectvol op ‘sensei’ (leermeester) hielden. Wat de filmmaker problematisch maakte was het feit dat metafysica het bij hem meestal won van realisme. Historische actiefilms als Seven Samurai (1954), The Hidden Fortress (1958), Yojimbo (1961), Sanjuro (1962), Red Beard (1965) en Kagemusha (1980) evoceerden de feodale samoeraiwereld met haar tradities op het vlak van gezag en onderwerping, moed en opoffering.

Maar Kurosawa bewierookte de ‘bushido’ (erecode) niet en roeide tegen de stroom in door zich te richten op het individu. Op diens psyche, gevoelens en leerproces. In de relatie tussen sensei en leerling was er sprake van overdracht van (levens)kennis. Daarbij sloeg de filmmaker een brug tussen zenboeddhisme en existentialisme, tussen fatalisme en humanisme. Maar ook tussen didactiek en entertainment.

Scandal van Akira Kurosawa.

Het duale karakter van Kurosawa

Niet toevallig tekent Kurosawa voor adaptaties van zowel klassieke Russische auteurs (The Idiot, The Lower Depths) als moderne Japanse schrijvers (Dodes’ka-den, Sanshiro Sugata) en laat hij zich graag inspireren door Shakespeare (Throne of Blood, The Bad Sleep Well, Ran). Terwijl hij naast epossen ook tekent voor karakterstudies als Drunken Angel (1948), Ikiru (1952) en Derzu Uzala (1975). Of voor geëngageerde satires als Scandal (1950), een drama waarin paparazzi een vermoede relatie tussen een zangeres en een schilder tot voorpaginanieuws maken.

De Hegeliaanse dualiteit die de Japanse cineast kenmerkt is terug te brengen op zijn jeugd. Kurosawa’s vader zorgde als militair voor een Spartaanse opvoeding die draaide rond de bushido-discipline en bestond uit een mix van sport, religie en studie.

Maar hij introduceerde ook westers plezier. In de bioscoop kreeg Akira Amerikaanse serials en westerns te zien. Op school voelde Kurosawa zich echter opgesloten en alleen een leraar die zijn tekenkunsten stimuleerde (en zo aan de basis van zijn latere drang om filmaffiches te ontwerpen lag) kon tot hem doordringen. Via zijn broer Heigo maakte Akira kennis met westerse literatuur én stomme cinema.

Dodes’ka-den van Akira Kurosawa.

Filmdebuut en doorbraak

Wanneer Heigo gedreven door werkloosheid zelfmoord pleegt, is Akira ontroostbaar (de sombere tragische onderstroom van zijn oeuvre is geen toeval) maar gelukkig kan hij meteen aan de slag bij de vermaarde PCL filmstudio als regieassistent. Debuteren als regisseur deed hij met Sugato Sahsiro (1943), een biografie van een judokampioen.

Kurosawa kreeg kritiek (“té sentimenteel”) maar Ozu zag een “rastalent” en de jonge filmmaker kreeg de kans zich te ontwikkelen via het samoerai-drama Those Who Tread on the Tiger’s Tail (1946), het antimilitaristische No Regrets for Our Youth (1946) en de briljante film noirs Drunken Angel (1948) en Stray Dog (1949).

Kurosawa’s definitieve doorbraak kwam er met Rashômon (1951) – vier, elkaar uitsluitende, versies van een hinderlaag, moord en verkrachting gedragen door zijn fetisj-acteur Toshiro Mifune – en The Idiot (1951). De studio amputeerde de oorspronkelijke vier uur durende versie van deze Dostojevski-verfilming, maar ook dan nog blijft deze studie van een kinderlijk naïeve, onschuldige man onovertroffen.

Samen met het humanistische Dodes’ka-den (1970) – waar een jongeman met een ingebeelde tram rond tuft door de achterbuurten van Tokio – en het elegische Derzu Uzala (1975) – een ode aan mens en natuur – het bewijs dat in bedrieglijke eenvoud meesterschap kan schuilgaan.

Ikiru van Akira Kurosawa.

Tragiek en emoties

Gesterkt door het zelfvertrouwen dat een Gouden Leeuw in Venetië in 1951 en een Oscarbekroning in 1952 oplevert, gaat Kurosawa voor een heel persoonlijke tragedie. Ikiru (1952) vertelt het ontroerende verhaal van een bureaucraat die pas begint te leven wanneer hij verneemt snel te zullen sterven. De weduwnaar beseft dat zijn bestaan steriel was en realiseert zich dat zijn familie alleen maar interesse heeft voor zijn geld.

Zelfmoord is geen optie omdat hij wil weten waarom hij geleefd heeft. Na zich in het uitgangsleven te hebben gestort ontdekt hij een nieuw doel: de speeltuin die een groep vrouwen wil creëren. Het tegen de bureaucratie in realiseren van dat project wordt een obsessie tijdens zijn laatste levensmaanden.

Het slot van Ikiru is tragisch – protagonist Kanji (een indrukwekkende Takashu Shimura) sterft eenzaam op de schommel die dankzij hem werd gebouwd – maar ook positief. Kurosawa introduceert immers Zen-filosofie: men kan het leven niet bitter of zonder goede daad verlaten.

Deze tegelijk pijnlijke en grappige film dompelt ons via een aaneenschakeling van korte anekdotes onder in tragiek en futiliteit. Hoewel Kanji ons nooit zijn emoties vertelt, zien we vreugde en miserie, goed en kwaad door zijn ogen. Met de hergeboorte van een functionaris herleeft ook de menselijkheid.

Seven Samurai van Akira Kurosawa.

Japanse westerns

Even later heeft Kurosawa met Seven Samurai ook zijn eerste commerciële succes te pakken. In het naar een John Ford western gemodelleerd feodaal epos doen de bewoners van een bergdorpje een beroep op werkloze samoeraikrijgers om de terreur van rondtrekkende bendes te counteren.

Kurosawa slaagt erin het gebeuren 207 minuten boeiend te houden én de kijker niet te verliezen tijdens de complexe massagevechten. Hij vertelt een beklijvend verhaal van moed, doorzettingsvermogen, samenhorigheid en vriendschap.

Dat actieavontuur oogt larger than life maar ook realistisch. Kurosawa heeft immers aandacht voor zowel de oorlogsrealiteit als voor de armoedige levensomstandigheden van de boeren. Ook het conflict tussen ‘giri’ (plicht) en ‘ninji’ (persoonlijke overwegingen) komt aan bod. Het altruïsme van de samoerai wordt overgedragen op de boerengemeenschap.

“Bewegen als een groep, niet als individuen” is de opdracht die ze krijgen tijdens trainingen. Opmerkelijk is dat de cineast wind gebruikt als metafoor. Wind is “de wind van het leven”, een symbool voor verandering. En voor het tenietgaan van een cultuur. “De boeren hebben gewonnen, wij verloren”, besluit de tot verdwijnen veroordeelde samoerai.

Yojimbo van Akira Kurosawa.

The yakuza way

Ook in Yojimbo blaast de wind hevig door een in twee yakuza-kampen verdeeld dorp. Sanjuro is een eenzame vechter die rivalen tegen elkaar uitspeelt maar zelf letterlijk in de klappen deelt. Uiteindelijk zorgt hij ervoor dat de stad wordt schoongeveegd. Het geweld is bij momenten extreem (het begint met een hond die komt aandraven met een afgehakte hand in zijn bek), maar sfeer primeert op actie.

Die sfeer ademt Kurosawa’s donkere wereldvisie uit. De gemeenschap is verziekt en het individu wanhopig of cynisch. De lach is de enige remedie tegen de absurditeit van het bestaan en de immoraliteit van de mens.

In sequel Sanjuro (1962) wordt deze lijn doorgetrokken. De ongemanierde en luie veteraan fungeert ditmaal als leermeester voor negen jonge samoeraikrijgers die verstrikt geraken in een conflict tussen een regent en een scout. Ondanks de bloedfonteinen overheerst de humor. De rigide codes en verplichtingen van samoerai worden daarbij ontluisterd.

Opnieuw is de krijger een figuur van het verleden. Sanjuro moet erkennen dat de vrouwen gelijk hebben en dat “een goede sabel in de schede blijft.” Het doden van de opponent bezorgt hem géén triomfalistisch gevoel. Hij weigert voor zijn leerlingen als held te fungeren. Kurosawa onderstreept dit visueel door esthetisering te vermijden. Het beeld is even rauw als de realiteit.

Derzu Uzala van Akira Kurosawa.

Moeilijke jaren zeventig

Akira Kurosawa voelt zich in de sixties vaak slecht begrepen, zijn hit bezorgt hem het imago van ‘actieregisseur’, maar High and Low (1963) en Red Beard (1964) versterken wél zijn internationale faam. In Japan blijkt hij in de jaren zeventig evenwel geen film meer geproduceerd te krijgen wanneer Dodes’ka-den flopt.

Het levert Kurosawa een depressie en in 1971 een mislukte zelfmoordpoging op. Wanneer bekend wordt dat hij die overleeft ondanks het feit dat hij met een mes zijn polsen doorsneed en zich in de keel stak, verliest hij in de ogen van de Japanners alle respect.

Na zijn herstel vlucht Kurosawa naar Rusland waar hij voor de staatsstudio Mosfilm Dersu Uzala, de verfilming van de memoires van wetenschapper Vladimir Arsenjev, maakt. Het verhaal van een eenzaat die in 1900 naar de wildernis in Siberië reist en daar kennismaakt met de inheemse jager Dersu Uzala.

De vriendschap tussen een natuurmens en een avonturier belicht op emotionele wijze de botsing tussen beschaving en wildernis. Kurosawa mocht zich creatief uitleven wat resulteert in indrukwekkende natuurbeelden en een prachtig portret van twee tegenpolen. Resultaat was een spectaculaire comeback. Dersu Uzala won de Oscar voor beste buitenlandse film en Kurosawa was in de ogen van de internationale gemeenschap opnieuw dé Japanse grootmeester.

Kagemusha van Akira Kurosawa.

Epische en intimistische verhalen

In eigen land bleef hij evenwel buitenspel staan. Het waren de tandem Coppola-Lucas, met Kagemusha (1980), en producent Serge Silberman, met Ran (1985), die Kurosawa aan de slag hielden. Deze twee kleurrijke spektakelfilms liet Kurosawa volgen door intimistische films. Dreams (1990), een collage van dromen, Rhapsody in August (1991), een reflectie over de mentale impact van de atoombom, Madadayo (1993), een mijmering over leven en ouderdom.

Kurosawa’s ultieme film maakte een testament op van een leven in het teken van film. Een leven waar goed en kwaad, gedrevenheid en kunst, geweld en sensualiteit, tradities en vernieuwing samengingen.

Dat hij ondanks Westerse waardering geen project van de grond kreeg in Hollywood bleef Akira Kurosawa frustreren. Zo zou Andrej Konchalovski pas jaren later het oude Kurosawa-script Runaway Train (1985) regisseren. Het werd een puike, karakter en adrenaline gedreven trein actiefilm.

Voor Westerse cineasten gold Kurosawa trouwens als een voorbeeld. John Sturges kopieerde Seven Samurai voor zijn Magnificent Seven (Antoine Fuqua tekende in 2016 voor een eigen remake en A Bug’s Life zorgde voor een animatie variant), Sergio Leone inspireerde zich op Yojimbo voor A Fistful of Dollars (wat Walter Hill overdeed voor het schromelijk miskende Last Man Standing), Martin Scorsese kopieerde stijlelementen in Casino en Star Wars vertoont heel wat echo’s van The Hidden Fortress.

Runaway Train van Andrei Konchalovski.

In de wereld van Kurosawa

De CINEMATEK retrospectieve biedt een uitgelezen kans om het werk van de sensei en de hommages/creatieve plunderingen van zijn leerlingen naast elkaar te leggen. Maar het is vooral ook duik in het universum van Akira Kurosawa. Een reis via dertig films. Met één handleiding: Chris Markers indrukwekkende documentaire A.K. (1985) waarin we Kurosawa aan het werk zien tijdens de opnamen van Ran en unieke kijk krijgen op zijn technieken en methodes.

“Een valkuil die je als documentairemaker moet vermijden is je schoonheid toe te eigenen die niet die van jou is,” zegt Marker in zijn commentaar, “een stuk van die geleende schoonheid zal echter hoe dan ook doorschijnen. Maar we zullen trachten te tonen wat we zien op de manier waarop we het zien, vanuit ons oogpunt.”

Beauty is a joy for ever. Dat geldt zeker voor de wondermooie films van een filmmaker die (her)ontdekt kan/moet worden door nieuwe generaties filmliefhebbers.

High and Low van Akira Kurosawa.

 

AKIRA KUROSAWA retrospectieve. Van 16 september tot 19 november 2022. CINEMATEK, Baron Hortastraat 9, 1000 Brussel, www.cinematek.be

Akira Kurosawa.

 

 

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!