Cijferfetisjisme

Cijferfetisjisme

vrijdag 17 januari 2014 16:45
Spread the love

Gert Peersman verklaarde een tijdje geleden dat hij het goed vond dat cijfers almaar belangrijker worden in het politieke debat, maar vond dat ze met meer academische ‘rigour’ zouden moeten gebruikt worden. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan. Een aantal voorbeelden maken duidelijk dat mensen altijd mensen zullen blijven. De kritiek die deze week Lorin Parys en consoorten te beurt is gevallen is dus misschien toch iets te kort door de bocht.

1ste voorbeeld. Het boek van Wilkinson & Pickett, ‘The spirit level’. Geliefd bij links om evidente redenen. Wat las ik nu echter een tijdje geleden in een stukje van Ive Marx in DS: “de wetenschappelijke consensus is ondertussen dat de thesis van het boek niet overeind blijft” (zij het in lichtjes andere bewoordingen). En Ive Marx, tja, da’s toch een ernstig vorser die net een boek over dit soort thematiek gepubliceerd heeft bij Oxford University Press (!) – het uitroepteken staat voor het feit dat we met zijn allen geneigd zijn om dit soort academische credentials te valoriseren. Debat gesloten dus, toch minstens tot ik een analyse gelezen heb die ook die conclusie weer in twijfel zou trekken. Ook al denk ik vrij links, ik ga het W&P argument dus voorlopig niet meer gebruiken bij discussies. Maar dat gaat met pijn in het hart, dat is duidelijk.

Mijn punt is: we hebben al bijna niet de energie om de methodologie na te gaan van boeken en papers in een vakgebied dat we min of meer proberen te volgen (in mijn geval: globale gezondheidsfinanciering & beleid), want er verschijnt zoveel dat je moet lezen, zelfs al werk je niet als wetenschapper (Vaak heb je iets van: ik lees het wel als een of andere data-nerd erop ingaat in een volgend artikel, en er wat loos blijkt.) Laat staan dat we die moeite zouden doen voor een artikel van een andere wetenschappelijke discipline. Daarvoor verlaten we ons op het oordeel van experts.

Ander voorbeeld, maar dan aan de andere zijde van het spectrum. De paper van Rogoff en Reinhart, “nogal belangrijk” in het debat over het beleid in de eurozone, werd een tijdje geleden onderuitgehaald door een economiestudent. Opnieuw, we hebben die data niet zelf onderzocht, maar we verlaten ons op wat ons bereikte via de media over de methodologie van die paper en de naar verluidt slordige data-analyse. Het verschil was: als eerder linksgeaarde mens, vond ik dat best prettig. En als er dan een IMF studie is die het mes nog wat dieper in de ‘austerity voorstanders’- wonde draait, des te beter.

Een voorbeeld dat nog een stukje verder gaat – de commotie over de methodologie van een recente Itinera studie, onder meer ook op DWM,  werd opnieuw op gejuich onthaald bij ondergetekende. Anders dan bij Rogoff en Reinhart, die toch een vrij onberispelijke wetenschappelijke reputatie hebben, ging het ‘waarom ben ik nu niet verbaasd’ gehalte van mijn reactie nu nog wat verder. Immers, bij een denktank als Itinera heb je, als eerder linksgesitueerd persoon, sowieso al de neiging om een bevooroordeelde – in de termen van Peter Casteels van Apache, “Bart Verhaeghe” agenda te vermoeden bij veel studies. Als dat dan zo blijkt te zijn, heb je iets van ‘Jahaa’! Mijn punt is: bij dit soort studies zit je bijna te wachten tot ze onderuit gehaald worden (en mensen als Reynebeau met mij, denk ik). Is een beetje zoals supporteren voor een voetbalploeg. Ik weet niet of Reynebeau een Anderlecht-supporter is, maar ik ben alvast tegen Club Brugge. 

Omgekeerd heb je studies die juist heel goed bij je intuïtie, wereldbeeld en waardeovertuigingen passen –  in mijn geval bijvoorbeeld het boek van Tim Jackson, ‘Welvaart zonder groei’, of het werk van Kevin Anderson of nog papers zoals die van Akenji & Bengtsson die toevallig via een gunstige wind op je desk belanden. Nou, als die lui met stelligheid beweren dat er slechts beperkt bewijs is voor ‘decoupling’ en het dus nogal riskant is om ‘groene groei’ als strategie aan te wenden om de globale ecologische uitdaging aan te pakken, ben ik geneigd om ze het voordeel van de twijfel te geven, laat me een kat een kat noemen. Heb ik die data geverifiëerd? Nee, net als de meeste mensen heb ik wel effen naar de grafieken in kwestie gekeken maar daar blijft het dan ook bij. Opnieuw, als later zou blijken dat ze fout zitten, ga ik – zij het niet echt van ganser harte – mijn mening wel bijstellen. Maar ik zit niet echt te wachten op dat moment.

Psychologen hebben hier uiteraard boeken over geschreven, maar het blijft iets dat we te gemakkelijk onder de mat schuiven. Of we nu Lorin Parys, Gwendoline Rutten, Bruno Tobback of Bart De Wever heten, de meesten onder ons gaan zo te werk. We zijn niet zozeer op zoek naar cijfers die bij ons verhaal, wereldbeeld en maatschappijvisie passen  – dat is een stap te ver voor de meesten onder ons – maar dat we een voorkeur hebben voor de studies die ons aangenaam in het oor klinken, dat is onweerlegbaar. En we kunnen niet anders, trouwens – de maatschappij is veel te complex geworden om alles zelf te beginnen uitvlooien, we hebben experts nodig om ons een wereldbeeld te construeren. En dat daarbij de neurotransmitters, spiegelneuronen, en wat weet ik nogal meer in je bovenkamer een rol spelen, daar kunnen andere mensen ongetwijfeld meer over vertellen. 

Nog een paar voorbeelden uit het meer recente nieuws om mee af te sluiten, en aan te geven dat de botsing tussen cijfers en je waardeovertuigingen vaak onzacht verloopt: nu de EU volgens alle zelfverklaarde kenners en opiniemakers stilaan uit het dal kruipt, kun je op twee manieren kijken naar de impact van het bezuinigingsbeleid. Afhankelijk van je politieke voorkeur, ga je geneigd zijn om bv. Ijsland boven Letland te beklemtonen, of nog om ipv een ‘stilaan terug groeiende economie in Spanje’ waar te nemen, net dat artikel in de Standaard te lezen dat het heeft over ‘mensen die nu met hun rug tegen de muur staan, en dus niet anders kunnen dan tegen een loon van 700 euro aan de slag te gaan in de textielindustrie’.

Laatste voorbeeld – de hetze na het essay van Paul de Grauwe over de impact van de staatshervorming op economische groei. Tja, ik lees die stukken ook, maar al ben ik geen econoom (en dus geen “expert”), ik vind dat het hier om een intellectueel achterhoedegevecht gaat:  door het overhevelen van veel bevoegdheden naar de EU (via het economic governance keurslijf ) lijkt het gebakkelei over de zin en onzin van verdere staatshervorming in dit land stilaan op een surrealistische grap, en bovendien is het uitgangspunt van ‘economische groei nastreven’ volgens mij fundamenteel 20ste eeuws, niet meer aangepast aan de 21ste eeuw die van een duurzamer economisch model moet uitgaan, voorbij GDP. Zelfs Nature stelt dat nu onomwonden, tweette Dirk Holemans vandaag nog. Maar je zou het niet zeggen als je de krant leest.

Heb je het recht om over dit soort thema’s te schrijven, als je geen expert bent in de materie? Mag Lorin Parys dergelijke column schrijven, en, desgevallend, de bal flagrant misslaan? Of moet het echt Bea Cantillon of iemand anders uit de CSB stal zijn, aangezien die wel weten waarover ze spreken?

Ik vind nog altijd dat ook niet-experts het recht hebben om over die zaken te schrijven, vanuit hun waardeovertuiging en wereldbeeld. Maar ze moeten wel de intellectuele eerlijkheid hebben om hun discours en redenering ten dele aan te passen, als blijkt dat sommige argumenten echt niet vol te houden zijn, of de cijfers die ze citeren fout blijken. Dat ze feiten vanuit hun waardeovertuiging en wereldbeeld interpreteren, daar kun je echter niet tegen zijn. Al was het maar omdat veel van die feiten en onderzoeksresultaten onderhevig zijn aan een aantal randvoorwaarden die moeten vervuld zijn. Zelfs die academische “rigour” moet je dus om meer dan één reden met een korreltje zout nemen.

Cijferfetisjisme is dus, wat mij betreft, nergens voor nodig. En voor je eraan mocht twijfelen – vroeger was ik best ok in wiskunde. 

take down
the paywall
steun ons nu!