Christina Vandekerckhove: "Rabot is een universeel verhaal van een dorp in de hoogte"
Interview -

Christina Vandekerckhove: “Rabot tracht de ziel van de woontorens te vangen”

Met 'Rabot' won de Gentse cineaste Christina Vandekerckhove verrassend maar oververdiend de Publieksprijs van het jongste Film Fest Gent. Niet evident voor een documentaire. 'Rabot' maakte echter indruk met zijn empatische, menselijke blik op een harde realiteit. Deze documentaire over de sloop van de sociale woonblokken in de Rabotwijk, de armste buurt in Gent, is vooral een kleurrijk portret van vergeten bewoners en een universeel verhaal over bewogen levens in een dorp in de hoogte.

maandag 18 december 2017 14:24
Spread the love

Armoede in één van de rijkste regio’s ter wereld en in een stad die fier is op zijn hip imago? Dat is geen fictie maar de harde realiteit in verschillende Gentse wijken, waaronder de volkse Rabotwijk. In haar bekroonde documentaire Rabot maakt Christina Vanderkerckhove die vierde wereld zichtbaar en focust ze op uitsluiting, eenzaamheid, onverdraagzaamheid, frustraties en latent racisme. Dat alles in een klein dorp in de hoogte: de met sloop bedreigde sociale blokken in de Rabotwijk.

Gedurende twee jaar voor de eerste toren werd neergehaald plaatste Vandekerckhove haar camera in en buiten de blokken. Niet zozeer om de sloopwerkzaamheden vast te leggen (al komen die ook in beeld) maar wel om de laatste overgebleven bewoners te portretteren.

Het werd een indrukwekkende portretten galerij – van ex-gedetineerden over psychiatrische patiënten en vereenzaamde ouderlingen tot daklozen – gevat in een heel menselijk, universeel mozaïekverhaal. Een gesprek met de vrouw achter Rabot, de absolute must-see documentaire die nu ook in de zalen loopt. Te beginnen met de reacties op de eerste vertoning in aanwezigheid van een groot deel van de bewoners tijdens het Gentse filmfestival. 

Tijdens de Film Fest Gent première van Rabot in de Gentse Vooruit waren er heel wat ex-bewoners van de appartementsblokken aanwezig. Hoe reageerden zij?

Christina Vandekerckhove: “Niet iedereen is die avond geweest maar de aanwezigen heb ik achteraf gezien of de volgende dag gebeld. Sommigen vonden het confronterend maar de meesten waren tevreden, blij dat er eindelijk getoond wordt hoe het leven is in de sociale woonblokken van de Rabotwijk.”

Herkenden ze zich in de documentaire?

“Ja, alhoewel het nog een milde versie is van hoe het daar soms is. Als filmmaakster ging ik iedere dag naar huis maar zij leven er dag in dag uit en dat valt vaak niet mee.”

 

Toeval en talent

Je genoot een filmopleiding?

“Ik ben afgestudeerd aan het KASK Audiovisuele Kunst met de documentaire HomeVideo (bekroond met de View Point-documentaireprijs) en werk als freelance regisseur vooral voor televisie (o.m. Cobra, Via Annemie, Monumentenstrijd). Rabot is mijn eerste lange documentaire. Voor Canvas had ik al De Nada (2015) gemaakt, maar voor die documentaire voerde ik enkel Daan Stuyvens en Peter de Bruyne’s idee uit. Toen ik net afgestudeerd was heb ik voor Victoria Deluxe ook een halflange documentaire gemaakt, Soap & Dishes (2005).”

Koos je bewust voor het documentaire genre?

“Eigenlijk ben ik er een beetje ingerold. Op school werkte ik met fictie en documentaire maar blijkbaar blonk ik meer uit in documentaires. Mijn afstudeerfilm HomeVideo was ook een documentaire die heel wat aandacht kreeg en voor je het weet zit je in de documentaire wereld. Daar wil ik in de toekomst een keer uitstappen.”

Op korte of lange termijn?

“Ik ben nu aan het schrijven maar alles is sowieso lange termijn. Aan Rabot ben ik in 2013 begonnen en het is nu dus 2017 terwijl hij pas in 2018 in de zalen komt. Met grote projecten duurt het omwille van financiering altijd lang. Ik zou graag zeggen: ik schreef nu een fictie-scenario om begin volgend jaar te draaien maar dat is niet realistisch.”

 

Documentaire zoekt onderwerp

Was Rabot een opdrachtfilm?

“Het Gentse Kinderkunstencentrum Kopergietery, waarvoor ik ook twee theaterstukken heb gedaan (Alice en Titus), heeft ook een vestiging in de Rabotwijk en zij vroegen me in 2012 om een documentaire te maken over de wijk. Ik zag dat zitten, deed research en diende een dossier voor scenariosteun in bij het VAF dat werd goedgekeurd. Maar tijdens de ontwikkeling kwam ik vast te zitten, ik liep letterlijk verloren in de wijk. Tot ik hoorde dat de sociale woonblokken, de drie torens die ik wou verwerken in mijn documentaire, tegen de vlakte zouden gaan en dat iedereen op termijn zou moeten verhuizen.

Dààr wil ik een film over maken dacht. Ik liet het concept van de Kopergietery los en ging met mij idee naar Inti Films. Met de steun van producent Peter Kruger en mijn nieuwe insteek was ik vertrokken. Ik zag al die lege vakjes in verschillende kleuren van de blok die gesloopt ging worden en liep rond in blokken waar al veel appartementen leeg stonden. Mijn fantasie ging spelen en ik stelde me vragen in iedere ruimte: wat is er hier gebeurd? Wat hebben die muren gezien en gehoord? Al die levens die er gepasseerd zijn, dat vond ik boeiend.

Ik zag ook iets stram, bewegingsloos in al die vakjes en ik wou ze weer tot leven brengen door ze in te vullen met verhalen. Daarom koos ik voor een documentaire die als een raamvertelling werkt met tijd en ruimte. Rabot start met de afbraak van de blokken en keert dan terug in de tijd om het verhaal van de bewoners te vertellen. En de lege ruimtes van het begin geven aan dat je als kijker zelf iets in kan invullen, ze zetten je aan om na te denken over wie er gewoond heeft.

Mijn filmische keuzes ondersteunen dat. Er zijn geen camerabewegingen en de regie is even strak als die vakjes. Met mijn camera maak ik tableau vivants, strakke kaders waarin er dingen gebeuren zonder dat ik ingrijp.”

 

Vlieg op de muur

Je koos voor een schijnbare ‘fly on the wall‘ aanpak.

“Ik hou niet van documentaires waar de maker op de voorgrond treedt. Als toeschouwer wil ik ruimte krijgen om zelf iets in te vullen, om zelf na te denken. Daarom hou ik als regisseur ook afstand en wil ik geen oordeel vellen of idee opleggen. Alles moet open blijven. Wat niet belet dat ik bij Rabot neig naar empathie voor die mensen. Het is geen kille film maar ik grijp niet in en probeer de mensen heel open te portretteren. Al heb ik wel regie gevoerd.”

Heb je de mensen geregisseerd?

“Niet in de zin dat ik zei wat ze moesten doen maar ik heb wel vooraf veel research gedaan. Dan was ik bijvoorbeeld bij Alex en schreef ik in boekjes op wat hij zei over hoe zijn dag eruit zag, waar hij van houdt, wat hij gedaan heeft;… Zo vertelde hij dat hij als man alleen zijn strijk zelf deed en dat hij alles geleerd had van de vrouwen die bij hem hebben gewoond. Omdat ik dat een leuk moment vond vroeg ik hem wanneer hij zijn strijk deed en op die avond ging ik filmen. Met de op basis van onze gesprekken opgestelde vragen stuur ik het gebeuren en stel ik gerichte vragen.”

 

In de hoogte

Rabot begint met een zekere spanning, met angst en een ongemakkelijk gevoel, wanneer je camera de gebouwen aftast en de hoogte van de gebouwen meteen verbonden wordt met zelfmoordverhalen.

“Een van de eerste dingen die ik hoorde van bewoners was dat er veel mensen van de gebouwen sprongen. Bewoners en mensen van buitenaf. Dat maakte voor mij die blokken tot een eindhalte voor velen. Mensen die nergens anders een plek vinden worden daar gezet en mensen die het leven niet meer zien zitten komen daar om te springen.

De gebouwen zelf zijn zo aan het verloederen dat ze zichzelf kapot maken. “Dit is hier een terminus” wordt er terecht gezegd. Vandaar dat ik in het begin die hoogte aftast en aan het einde via Icarus hoop introduceer. Dat overstijgen van de realiteit is geregisseerd. Net als het dansen van de bewoners.”

Het begint met het musiceren in verlaten ruimtes, dan voert een flash-back ons naar bewoners die dansen in hun appartement. Sommige kijkers hadden het moeilijk met deze ingreep en met de zelfmoorden in het begin. Zelf vond ik het sterk omdat de angst terugkeert wanneer een bewoonster zegt dat het slecht begon te gaan toe iedereen zijn deur begon dicht te doen en bang werd. Wat veel zegt over de huidige samenleving: wanneer angst ontstaat voor ‘de ander’ sluit men zich op in paranoia en ontstaan agressie en haat. Daarom was het goed dat de angst ook op een ander vlak gaat spelen.

“Op het einde spring je uit de film. Dat was een bewuste keuze, ik wou zeker in deze documentaire een moment steken waarop je op een gegeven moment uit de film en uit de realiteit gaat, eens weg van alles bij manier van spreken. Dat geeft iets heel bizar. Ik vind het ook heel interessant om een stijlbreuk te maken.”

 

Openheid en menselijkheid

Met het terminus gegeven en het thema armoede had je Rabot heel deprimerend kunnen afsluiten. Door warm te eindigen sluit je aan bij de menselijkheid en openheid van de bewoners.

“Ik heb heel veel geluk gehad dat ze zo open waren, dat ze me toelieten in hun leven en zo naturel waren. Daarvoor ben ik hen erg dankbaar.”

Misschien wilden ze graag hun verhaal kwijt.

“Sommigen wel, sommigen niet. Er wonen enorm veel mensen in de blokken en er komen er maar een beperkt aantal voor in mijn film. Diegenen die meededen wilden wel hun verhaal vertellen. Anderen vonden het te confronterend en persoonlijk. Wat ik kan begrijpen.”

Je verhaal vertellen is een teken geven dat je leeft, niet onbelangrijk voor mensen die soms vergeten werden door de samenleving.

“Voor de kijker is het confronterend om te zien hoe je er naar kijkt, hoe je reageert op hun verhalen. Je kunt denken ‘wat zit ik hier naar een bende kapotte levens te kijken’ of ‘ik zit te kijken naar iemand die het zo moeilijk heeft gehad in zijn leven, die al van zijn zevende geplaatst is in instellingen, die continu worstelt met zijn verslaving en die het toch beter wil maken,’

Ik probeer ergens wel een spiegel voor te houden aan de kijker, je kan ook denken: dit had ik kunnen zijn als ik minder chance gehad had in het leven. Ik neig eerder naar de barmhartige kijk, dan naar het eerste.”

 

Geen ‘aapjes kijken’

Er is een dunne lijn tussen mensen serieus nemen en ‘aapjes kijken’. De Ghanese ‘Ik ben van Gent’ dame is hilarisch maar tegelijk heel tragisch. Waardoor de schijnbaar dwaze opmerking van haar ex-man ‘gelukkig had ze haar drank’ eigenlijk nog klopt.

“Sommige momenten waren moeilijk om te filmen. Je maakt die film verschillende keren: op papier, wanneer je draait en wanneer je monteert. Je hebt dus kansen om te sturen en bij te sturen. Terwijl je filmt weet je wat je wel of niet gaat gebruiken. Wanneer je monteert voel je goed aan wat deontologisch kan en wat niet. Een dunne lijn maar je voelt ze aan. Wanneer ik de film aan iedereen kan laten zien dan heb ik het goed gedaan. De man van Constance vond het confronterend maar echt. Eigenlijk is het nog veel erger maar dat is die lijn natuurlijk, je voelt als mens en filmmaker hoe ver je mag geen. Het was ook ofwel het ‘hele’ verhaal van Constance vertellen of niets, daarom de keuze het helemaal te vertellen en te tonen.”

Er zijn nog documentaires gemaakt in de Rabotwijk. Zag je de documentaire Insite-Outsite van Karsten De Vilder & Dimi Dumortier waar mensen van de Rabotwijk geïnterviewd worden over ‘waardig werk’ (betaald met ‘Torrekes’) op ‘De Site’?

“Ik ken ondertussen de wijk heel goed en zeker ook De Site. De documentaire heb ik wel niet gezien.”

Met het atelier en de documentaire voorstelling ‘RABOT 4-358’ probeerde kunstenaar Simon Allemeersch in 2014 al een beeld te schetsen van de bewoners van de Rabottorens.

“Dat was een sociaal-artistiek project. Allemeersch had zijn atelier in een van de sociale woonblokken en mensen konden daar dingen maken. Zo konden ze zelf met een kleine camera dingen draaien. In een theatermonoloog van hem werden die beelden verwerkt.”

 

Het verhaal als vertrekpunt

Zijn er dingen die je inspireerden bij het maken van Rabot?

“Ik laat me nooit direct inspireren door andere films of makers, al kan ik wel zeggen dat het leven op zich mij inspireert met wie ik praat maar vooral wat ik zie – dat vooral – en wat ik meemaak, maar niet andere films of zo. Dat mag pretentieus klinken maar ik kijk opzettelijk nooit naar anderen, ik vertrek altijd van het verhaal dat ik zelf wil vertellen.”

Je besloot ook om niet met voice-over commentaar te werken.

“Voice-over vind ik sowieso storend. Dat is iets van de maker die zegt hoe je naar iets moet kijken. Het is een artistieke keuze die ik maak. Simon Allemeersch maakt een sociaal-artistiek project dat uitgaat van de mensen zelf en dat is een samenwerking. Ik maak een louter artistiek project waarbij ik niet vertrek van een journalistieke invalshoek om sociale huisvesting te analyseren of armoede aan te kaarten.

Ik wil een film maken met portretten van mensen over die sociale woonblokken en ik bekijk hoe ik dat artistiek het best kan doen. In eerste instantie is het ook een portret van de blok, het gebouw, dat ingevuld wordt door mensen, letterlijk. Natuurlijk komt er een boodschap in Rabot maar die moet je als kijker ook een beetje zelf maken.”

 

Spelen met tijd en ruimte

Maar je zet ons aan het denken door bijvoorbeeld eerst een man aan het woord te laten en later, wanneer hij gestorven blijkt te zijn, met een opkoper zijn appartement te bezoeken.

“Dat bedoelde ik met spelen met tijd en ruimte. Rabot springt van het heden naar het verleden en terug naar het heden omdat het besef dat alles gaat verdwijnen je anders naar dingen en mensen doet kijken. Je ziet eerst iemand in leven, daarna die opkopers en dan voel je dat er iets gebeurd is. Het geeft ook aan hoe wij zelf passanten zijn, hoe het leven en de tijd voorbijgaan.”

Hoe persoonlijke dingen vaak ‘waardeloos’ zijn voor buitenstaanders.

“Ik zie dat als filmmaker ook want ik kende hem goed en wist aan welke dingen hij hechtte. Wanneer ze zeggen ‘dat is ook niets waard’ weet ik dat het voor Mark wèl veel waard was. Dat is de relativiteit die erin kruipt. Daarom wou ik die scène absoluut. Ik bezocht hem op Oudejaarsavond nog in het hospitaal, kort want ik had niet zoveel tijd, en toen ik maandag terugkeerde was hij al gestorven. In totale eenzaamheid, dat was een heel treurig verhaal en voor mij ook een erg treurig moment.

Een van de thema’s die ik wou brengen naast het passeren van de tijd was de gigantische eenzaamheid. Ik wist dat hij niemand had en dat er mensen gingen komen om zijn meubels te taxeren. Dat wou ik absoluut vastleggen. Ik heb van alles moeten doen om daar te kunnen filmen maar ik wist dat ik met die scène kon aantonen hoe relatief alles daar is, hoe snel een leven voorbij en een mens gepasseerd is.

Het is vaak een eindstation maar ook een doorgangsstation, mensen komen er aan en gaan weer weg en sterven. Het is een constante va-et-viens van mensen, vandaar dat ik er voor koos om veel personages op te voeren. Soms is iemand er maar een minuut in en komt hij nooit meer terug. Je krijgt heel veel indrukken en ik diep mijn personages amper uit. Daardoor kom je niet te weten dat Mark een bloemist was en een dochter had. Ik toon mensen in het hier en nu te tonen waardoor je een portret krijgt van een blok maar niet van de individuele mensen.”

 

Humor en pijn

Er zitten ook slapstick in de film. Ik denk aan de scène waar de camera vanuit de inkomhal observeert hoe mensen praten terwijl iemand valt zonder dat er reactie komt.

“Dat is typisch Rabot. We stelden ons vaak op aan de brievenbussen en de trappen omdat het een ontmoetingsplaats is. Die scène speelde zich af op een zomerse middag tijdens de Gentse Feesten. Dat ze verder praten terwijl die man valt kan heel hard lijken maar die mensen komen niet anders tegen. Dat gebeurt zoveel dat ze niet meer opkijken en iedereen is zodanig bezig met zijn eigen problemen – sommigen kunnen de maand amper rondkomen, anderen kampen met een verslaving, nog anderen hebben het gewoon lastig om daar te wonen – dat ze geen energie meer hebben om met een ander bezig te zijn.

Dus wanneer iemand neervalt, denken ze dat is de zoveelste, en het leven gaat gewoon verder. Iemand vertelde me dat hij op een keer terugkwam van de krantenwinkel, een tentje van de brandweer zag staan en zijn buurman zei “d’er is er ene gesprongen en ze geven schoon weer vandaag.” Dat was een voorbeeld dat hij mij, toen ik het Rabot nog moest leren kennen, gaf om aan te geven hoe het leven is in de torens. Er gebeurt iets gruwelijks maar alles is al zwaar genoeg en het leven gaat gewoon verder. Dat is de realiteit: als je jezelf amper kan redden kun je niet bezig zijn met een ander.”

Tegelijk worden anderen scherp beoordeeld. Zoals de opmerking over de dure Eddy Merckx fiets van andere bewoners.

“Er is veel onverdraagzaamheid en ik kan de twee kanten verstaan. Ik begrijp de mensen die onverdraagzaam zijn, ik versta hun frustraties, maar ik begrijp ook diegenen waar ze onverdraagzaam naar zijn. Ik leerde daar dat ieder zijn verhaal heeft, dat je gemakkelijk kan oordelen maar dat er zoveel is dat je niet weet.”

 

Een universeel verhaal

Er is ook het onvermogen om daar over te communiceren.

“Er wordt niet meer met elkaar gesproken. Ik geloof wel in de stelling van Adrienne dat het fout is gegaan toen iedereen zijn deur begon toe te doen. Wanneer iedereen zomaar naast elkaar zit en aan zijn lot wordt overgelaten gaat het fout. Ik wou duidelijk maken dat dit verhaal niet over Gent gaat.

Die drie sociale woonblokken kunnen om het even waar staan. Ze staan in Gent maar dat kunnen ook drie woonblokken zijn in een andere stad. In Londen is er zo een afgebrand, in Parijs staan er, in Barcelona. Meestal aan de rand van de stad, ver weg van het pittoreske centrum. Rabot is een universeel verhaal van een groot dorp in de hoogte.”

Dat verhaal maakt ook duidelijk dat er verschillende werelden naast elkaar leven in steden, wat mensen die in een bevoorrechte buurt wonen wel eens durven vergeten.

“Dat bedoelde ik toen ik zei dat ik na elke opnamedag terug kon naar mijn eigen woonbuurt. Zij hebben recht van spreken, ik wat minder. Ik vind het ook moeilijk om op televisie of radio te komen met Rabot omdat mijn verhaal al in de film zit. Ik communiceer niet graag over mezelf, dit is hun verhaal en hun leven. Ik moet die tv-optredens wel doen voor de publiciteit maar ik vind dat heel moeilijk. Bovendien moet de film voor zich spreken. Natuurlijk wil ik dat die film zoveel mogelijk mensen bereikt en daarom geef ik interviews maar het blijft moeilijk.”

 

Erkenning en kritiek

Documentaires zijn zelden publiekstrekkers, denk je dat de publieksprijs van Film Fest Gent zal helpen om meer mensen naar de zalen te lokken?

“Ik denk dat het een belangrijke bekroning is. Het is vrij uniek dat een documentaire een publieksprijs wint op een festival. De publieksprijs is een vrij eerlijke prijs want het zijn de toeschouwers die beslissen. Ik had dat absoluut niet verwacht, pas toen iemand me vertelde dat Rabot op de derde plaats van de tussenstand stond begon ik te geloven dat het kon. Ik ben ontzettend blij, ook al omdat het mensen zal overtuigen om de film te gaan zien.”

De film werd niet geselecteerd voor het documentaire festival IDFA?

Rabot is tot op het einde in de running geweest maar ik denk dat ze de film te rechtlijnig vonden, zo hebben ze het naar mij ook gecommuniceerd, veel meesterschap maar te rechtlijnig. Hij is ook esthetisch gedraaid en IDFA houdt meer van de meer ruwe documentaires heb ik me laten vertellen. Dat zijn ook modes, als maker ben je daar niet mee bezig, je maakt de film zoals je denkt dat je hem moet maken voor het onderwerp.”

 

De camera als stylo

Is Rabot een auteursdocumentaire?

“Ja, omdat alles wat die film vertelt volledig vanuit mij komt. Wanneer je naar het begin en het einde van de film kijkt zie je dat ik hem echt heb gestuurd. Je bemerkt de hand van de maker. Telkens wanneer ik een film maak vertrek ik vanuit de vraag hoe ga ik, als mezelf zijnde, dit verhaal vertellen. Daarom is het een auteursdocumentaire.”

Je focust vaak op details met je camera op details, een voet, een beeldje, ….

“We hebben 28 draaidagen gehad op twee jaar tijd wat vrij weinig is maar ik heb enorm veel tijd gestoken in naar de mensen te gaan, te praten en te kijken naar details die mensen portretteren. Ik film stukjes van het appartement omdat die details aangeven wie ze zijn. Een vensterbank, hoe ze de dingen rangschikken, twee volwassen voeten en blote voetjes van een kindje,… Dat beeld zegt meer dan een voice-over.

Het is geen vrijblijvendheid maar openheid, een uitnodiging om zelf te kijken en voelen. Door de voetjes te tonen zeg ik genoeg. Wanneer je de mensen heel goed kent, en daarom was die research zo belangrijk, voel je wat je kan en moet tonen en wat niet. Wanneer die man begint te wenen denk je ‘stoppen of afwachten?’ en tijdens de montage voel je wanneer je weg moet gaan. Je wil als filmmaker en als mens dingen tonen maar wel respectvol.”

 

Het document van een auteur

Wanneer dingen gezegd worden hoef je ze niet te tonen om het te onderstrepen, wanneer een kindje praat over een op de grond gevallen erwtje hoeven we dat niet te zien.

“Het is al heftig genoeg, zeker wanneer je kinderen hebt voel je dat. Toen ik die scène van de weduwnaar en het kind monteerde voelde ik dat sterk aan. Ik heb dat ook zwanger gefilmd waardoor het nog een diepere dimensie kreeg.”

Rabot is een creatieve auteursdocumentaire maar het is ook een document dat binnen 10 jaar zijn waarde nog zal hebben.

“Daarom wou ik er ook een documentaire over maken, dit is iets dat weggaat en nooit meer terugkeert. We hebben die blokken getoond en de verhalen van de bewoners vastgelegd. Ze zullen niet vergeten worden. Een van hen zei ‘ze gaan dat hier afbreken maar de ziel van het Rabot zal hier altijd blijven ronddwalen’. Rabot probeert een beetje die ziel te vangen.”

Afsnee, 3 november 2017

RABOT: Christina Vandekerckhove; B 2016, 93′; sce. Christina Vandekerckhove; fot. Frank Shulte; muz. Stijn Ylode De Gezelle, Madensuyu; pro Peter Krüger voor Inti Films; dis. Dalton Distribution, release 17 januari.

 

take down
the paywall
steun ons nu!