België koopt veertig van deze toestellen. Broodnodig voor onze veiligheid? In werkelijkheid werd de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter al beslist in 1994. Volgens Noam Chomsky is dat om redenen die nauwelijks iets met de huidige conflicten te maken hebben.
Noam Chomsky

Chomsky: ontwikkeling Joint Strike Fighter werd beslist in 1994

Uit een gelekt document dat de VRT kon inkijken, blijkt dat defensie de bestaande F16's wil vervangen door de dure Joint Strike Fighters. De beslissing voor de ontwikkeling van de F35 Joint Strike Fighter werd in 1994 genomen door president Clinton. Waarom hij dat deed, legt Noam Chomsky uit in dit uittreksel uit het boek "De Essentiële Chomsky".

maandag 25 augustus 2014 22:25
Spread the love

Het
OCMW van de bedrijven

In
een opiniestuk in de krant
The
Boston Globe schreef Bernie Sanders van de staat Vermont,
het enige onafhankelijke lid van het Huis van Afgevaardigden1:
“Als we het menen om de overheidsfinanciën op een billijke manier
in evenwicht te brengen, dan moet er een einde komen aan al die
overheidssteun voor de bedrijven (“corporate welfare”)”. U zei toen
dat u die term “corporate” een ongemakkelijke omschrijving vindt.
Waarom?

Ik mag
Bernie Sanders wel, zijn column was zeer goed, maar ik denk dat hij
van een verkeerde premisse start. Waarom moeten wij persé een budget
in evenwicht hebben? Ken jij één bedrijf – of één gezin – dat
nooit schulden heeft?

Ik vind
helemaal niet dat het overheidsbudget in evenwicht moet zijn. Dat
idee is niet meer dan een ideologisch wapen tegen sociale
voorzieningen en ten voordele van de rijken – in dit geval de
financiële instellingen, de aandeelhouders en consorten.

Dit
terzijde twijfel ik er geen moment aan om de term “corporate
welfare”
te gebruiken, niet omdat dat de realiteit is, niet omdat
dat een ernstig probleem is, maar omdat de mensen die term verkeerd
gebruiken voor specifieke overheidsprogramma’s – zoals subsidies
voor de producenten van ethanol – in plaats van voor de meer
indringende methodes waarmee de overheid de grote bedrijven helpt.
Dat is een zware denkfout.

Als er
geen massale overheidssteun en -inmenging was geweest, dan waren onze
automobielindustrie, onze staalindustrie, onze productie van
halfgeleiders er vandaag nooit geweest. Voor de luchtvaartindustrie
is dat nog meer het geval. Toen vliegtuigfabrikant Lockheed in grote
problemen raakte in de jaren 1970, werd het van de ondergang gered
door een federale lening van tweehonderdvijftig miljoen dollar.
Hetzelfde gebeurde met spoorwegenmaatschappij Penn Central,
autofabrikant Chrysler, de bank Continental Illinois en vele anderen.

Onmiddellijk
na de verkiezingen van 1996, voor de tweede termijn van president
Bill Clinton, besloot de federale overheid – volgens mij niet
toevallig op dat moment – ongeveer 750 miljoen dollar belastinggeld
te betalen voor de ontwikkeling van een nieuw type gevechtsvliegtuigen,
waar het leger niet eens om gevraagd had2.

Het
contract voor de ontwikkeling van het concept werd niet toegewezen
aan de traditionele producent van Amerikaanse gevechtsvliegtuigen,
McDonnell Douglas, maar aan Lockheed of aan Boeing, dat al zestig
jaar geen gevechtsvliegtuig meer had geproduceerd.

De reden
is dat Boeing commerciële transportvliegtuigen produceert, ons
grootste civiele exportproduct. De markt voor deze toestellen is
enorm. Die commerciële toestellen zijn aangepaste versies van
militaire transporttoestellen, waarin heel wat van de technologie en
de design wordt gestoken die eerst voor militaire toestellen wordt
ontwikkeld met belastinggeld.

Boeing
en McDonnell Douglas kondigden hun samensmelting aan, die werd
gesubsidieerd met de niet onaardige som van meer dan één miljard
dollar belastinggeld.3

Ik ben er
zeker van dat het feit dat McDonnell Douglas dat contract voor een
nieuw gevechtsvliegtuig niet kon versieren een deel van de reden is
waarom ze die overname door Boeing zullen aanvaarden. Toen men hem
vroeg waarom Boeing was verkozen boven McDonnell Douglas, zei de
onderminister van Defensie voor aankopen en technologie: “Wij
moeten het commercieel onderzoek stimuleren om hun groei te
verzekeren.” Minister van defensie William Perry (1994-1997) legde
uit dat we “oude drempels moeten verwijderen die verhinderen dat we
op tijd toegang krijgen tot de snel evoluerende commerciële
technologie.”




Journalist
Adam Bryant van The New York Times gaf als commentaar: “Het
Pentagon zegt vaarwel aan het militair-industrieel complex en luidt
het industrieel-militair commercieel complex in”, en voegde eraan
toe dat het “niet zomaar een verschuiving van de adjectieven” was
maar een weergave van de inspanningen van het Pentagon “om meer
zaken te doen met bedrijven met een diverse klantenbasis”.

Een
analist van de luchtvaartindustrie bij de investeringsbank Meryll
Lynch wees erop dat “deze inspanning, om de industriële basis
voor de militaire sector te verbreden, al een aantal jaren bezig was.
Deze beslissing van het Pentagon (over de nieuwe Joint Strike
Fighter) was een belangrijke mijlpaal in deze evolutie.”

In
werkelijkheid gaat ‘deze inspanning’ niet slechts enkele jaren maar
al een halve eeuw door. De wortels van dit systeem liggen ook veel
dieper. Het militaire systeem speelt al een cruciale rol in de
ontwikkeling van de basisstructuur van het Amerikaanse
productiesysteem sinds de negentiende eeuw.

Met andere
woorden, één van de voornaamste doelstellingen van militaire
productie en van militaire aankopen is het subsidiëren van grote
privébedrijven, net als onderzoek en onderontwikkeling in
laboratoria van het ministerie van Energie of in met belastinggeld
gesubsidieerde laboratoria van privébedrijven. De bevolking wordt
gewoon om de tuin geleid over hoe zij betalen voor al deze
spitstechnologie.

Tegenwoordig
worden deze zaken bijna openlijk bediscussieerd – meestal in het
economisch katern van de krant maar soms ook op de voorpagina. Dat
is één van de aangename aspecten van het einde van de Koude Oorlog
– er wordt minder rond de pot gedraaid.

Meer en
meer mensen beginnen zich min of meer te realiseren dat het militaire
systeem van het Pentagon voor een groot deel bedrog is, een dekmantel
voor blijvende subsidiëring van de meer geavanceerde sectoren van de
Amerikaanse industrie met belastinggeld. Dat is één van de pijlers
van het economisch systeem. Als de mensen het over “corporate
welfare
” hebben, is het echter niet daar waar ze het over hebben.

Tussen
haakjes, ik stel hier helemaal niet dat openbare financiering niet
zou mogen bestaan. Ik denk zelfs dat het een goed idee is om
onderzoek te subsidiëren in wetenschappen en technologie van de
toekomst. Maar er zijn twee kleine probleempjes. Die openbare
financiering zou niet mogen worden afgeleid naar privétirannieën
(en zeker niet door het leger) en het komt aan de bevolking toe om te
bepalen waar in wordt geïnvesteerd.

Ik vind
dat we niet horen te leven in een maatschappij waar de rijken en
machtigen bepalen hoe ons belastinggeld wordt gespendeerd en waar we
niet eens weten welke beslissingen er worden genomen.

Het zijn
ironisch genoeg net de politici die het hoogst van de toren blazen
over vermindering van de rol van de overheid, die het hardst
aandringen op een uitbreiding van de financiering van de grote
bedrijven door diezelfde overheid.

De
regering van president Ronald Reagan (1981-1989) gaf massa’s geld aan
de geavanceerde spitstechnologie en was de meest protectionistische
in de Amerikaanse geschiedenis sinds de Tweede Wereldoorlog. Reagan
zelf had er waarschijnlijk geen flauw benul waar het over ging, maar
de mensen rond hem zorgden voor een verdubbeling van de
importtarieven. James Baker, zijn minister van Financiën, ging er
prat op de importtarieven meer verhoogd te hebben dan eender welke
regering sinds 1945.

Overheidssubsidies
voor de privésector zijn in de VS ongewoon hoog, maar ze bestaan in
alle geïndustrialiseerde landen. De Zweedse economie bijvoorbeeld,
die steunt in grote mate op grote multinationals – vooral
wapenproducenten. Het is de Zweedse militaire industrie die gezorgd
heeft voor de ontwikkeling van de technologie die het Zweedse bedrijf
Ericsson in staat stelde zo een groot deel van de markt van gsm’s te
veroveren.

Ondertussen
wordt er zwaar bespaard in de Zweedse welvaartsstaat. Het is daar nog
altijd veel beter dan hier, maar er wordt aan geknaagd terwijl de
winsten van de Zweedse multinationals toenemen.

De
bedrijfswereld wil dat de populaire aspecten van de overheid, die
dingen waar de gewone mensen iets aan hebben, worden afgebroken.
Tegelijk willen ze echter een sterke staat behouden, één die er
voor hen is en die niet aan democratische controle door de bevolking
is onderworpen.

Denk je
dat deze massale overheidssteun voor de bedrijven een nuttig middel
is om de mensen terug te betrekken bij de politiek?

Ik ben
geen groot tacticus. Misschien is dit wel iets om de mensen mee aan
te porren. Ik denk echter dat het beter is dat ze die dingen zelf
doordenken en de waarheid ontcijferen. Dan zullen ze uit zichzelf in
actie schieten.

1 Bernie
Sanders werd voor het eerst verkozen in 1991. Hij bleef lid van het
Huis van Afgevaardigden tot 2007. Sindsdien is hij lid van de
Senaat. De staat Vermont heeft slechts 626.000 inwoners en is de
enige deelstaat met een openbaar programma voor gezondheidszorg.
Ondanks keiharde campagnes zijn Democraten en Republikeinen er niet
in geslaagd deze enige onafhankelijke politicus te wippen. Naar
Europese maatstaven zou je hem een gematigd sociaal-democraat kunnen
noemen (wat in de Amerikaanse politieke context zo goed als
extreem-links is).

2 Het
gaat hier om de allereerste beslissing voor de ontwikkeling van de
Joint Strike Fighter, het toestel dat nu zeventien jaar later
‘onmisbaar’ wordt geacht voor de defensie van de toekomst en waarvan
de Belgische regering er een aantal wil kopen.

3 In 1997, enkele maanden na dit interview smolten beide bedrijven samen. In 1967 waren de afzonderlijke bedrijven McDonnell en Douglas al eens gered van de ondergang door samen te smelten, eveneens met overheidssteun via militaire bestellingen. Vandaag zijn commerciële transportvliegtuigen nog steeds het belangrijkste exportproduct van de VS.

Dit is
een uittreksel uit het boek ‘De Essentiële Chomsky’ dat verschijnt
bij EPO. 

Vertaling © 2014 Lode Vanoost en Uitgeverij EPO. Overname mits toestemming.

take down
the paywall
steun ons nu!