Analyse - Kevin De Laet

Catalonië: regionale verkiezingen met Europese gevolgen

Op zondag 27 september waren er vervroegde regionale parlementsverkiezingen in de Spaanse deelregio Catalonië. De politieke inzet was veel groter dan louter een nieuw parlement kiezen: het werd de facto een referendum over onafhankelijkheid.

woensdag 30 september 2015 11:55
Spread the love

De regionale verkiezingen in Catalonië draaiden zoals verwacht uit op een overwinning van pro-onafhankelijkheidspartijen en -bewegingen, toch althans in zetels. Meer bepaald Junts Pel Si en CUP, die samen 72 van de 135 zetels in het Catalaans parlement behalen: een niet erg ruime meerderheid, maar wel een meerderheid. Het kartel Junts Pel Si haalt op z’n eentje 62 zetels, CUP tien. De tweede grootste formatie in het parlement, het Spaans-nationalistische Ciutadans/Ciudadanos, hinkt ver achterop met 25 zetels. De traditionele Spaanse regeringspartijen PSOE/PSC en PP halen nog respectievelijk 16 en 11 zetels. 4115807 mensen zijn gaan stemmen (Catalonië telt ongeveer 7 miljoen inwoners), de hoogste opkomst ooit voor Catalaanse verkiezingen. De inzet was dan ook groot, van bovenregionaal en zelfs internationaal belang. In zoverre dat zelfs Brits premier Cameron en Amerikaans president Obama werden ingeschakeld in een diplomatie-oorlog tussen Barcelona en Madrid. Het waren hoe dan ook verkiezingen die sterk resoneerden en de Europese politiek voor een potentieel gevaarlijk probleem stellen. Want de grote winnaar van de verkiezingen, Junts pel Si, is vastberaden het “stappenplan naar onafhankelijkheid” uit te voeren, wat tot een ernstig politiek conflict binnen Spanje en dus de EU kan leiden. Een conflict waarmee vergeleken de Griekse crisis misschien klein bier mee is.

 

Verzet tegen Madrid

De onafhankelijkheidskwestie komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Er was altijd al een sluimerende weerzin tegen het gecentraliseerde regime in Madrid aanwezig in Catalonië, net als in Baskenland. Vorig jaar werd de val van Barcelona in 1714 herdacht, toen de Spaanse successieoorlog resulteerde in de volledige opheffing van de autonomie van het voormalige koninkrijk Aragon, een nederlaag die nog steeds niet verteerd is. Net als Frankrijk ontwikkelde Spanje zich tot een gecentraliseerde eenheidsstaat waar voor andere, regionale talen en culturen geen plaats meer was en onder het Francoregime was Catalaans of Baskisch praten lange tijd zelfs gewoonweg verboden.

De politieke geschiedenis van Spanje is natuurlijk wel complexer, maar deze historische feiten spelen nog steeds sterk mee in het collectief bewustzijn. Maar het gaat om veel meer dan louter historisch revanchisme. Er is nog steeds sprake van een botsende visie op hoe de Spaanse staat moet ingevuld worden. Catalanen voelen zich nog steeds behandeld als een etnische minderheid, en de Spaanse regering doet er weinig aan om dat imago te veranderen. Dreigementen met militaire tussenkomsten klonken al meermaals uit de kringen van Partido Popular. Maar ook is er een continue aanval op alles wat de Catalaanse taalbeweging gerealiseerd heeft. Catalaanstalig onderwijs wordt voortdurend geviseerd, Catalaanstalige media worden simpelweg afgeschaft onder het mom van “besparingen”, en de Spaanse minister van onderwijs liet zich zelfs ontvallen dat de Catalaanse jeugd moet ‘verspaanst’ worden. De taalkwestie speelt dan ook een belangrijke rol in de groei van de onafhankelijkheidsbeweging. Maar het is zeker niet de enige factor.

Vooral de laatste tien jaar botste het hard tussen Madrid en de regionale Catalaanse regeringen. Meermaals werd een door het Catalaans parlement goedgekeurde wet door Madrid weer geannuleerd, zoals bijvoorbeeld de “wet op de energie-armoede” die een minimaal gegarandeerde stroom voor de armste gezinnen in de regio moest voorzien. De Catalaanse keuze om stierengevechten te verbieden werd ook inzet van botsingen tussen Catalaanse en Spaanse nationalisten, een symbooldossier dat de internationale pers haalde. De grootste klacht was en is echter de fiscale druk op Catalonië, dat veel van de inkomsten aan Madrid moet afstaan. Een transfer-kwestie dus.

Maar niet zozeer de solidariteit met andere arme regio’s in Spanje ligt ter discussie – daar wordt zelfs opvallend weinig over gesproken, wel het corrupte wanbeleid van Madrid, dat meer interesse heeft in peperdure prestigeprojecten dan in doortastend economisch duurzaam beleid. Een wanbeleid dat overigens ook de opkomst van Podemos heeft veroorzaakt. Doorslaggevend was de kwestie van een nieuw – via referendum goedgekeurd – autonomiestatuut in 2006, dat op bevel van de Partido Popular door het Spaans grondwettelijk hof grotendeels werd uitgehold. Dit bracht een sterk groeiende burgerbeweging op gang, die aanvankelijk begon met informele referenda over onafhankelijkheid in honderden gemeenten en gaandeweg een grote vlucht nam om uiteindelijk zo sterk te worden dat ze jaarlijkse betogingen met meer dan een miljoen mensen kan mobiliseren, op tienduizenden vrijwilligers kan rekenen en machtig genoeg is geworden om zelfs de twee grote Catalaanse concurrerende partijen ERC (centrum-links) en CiU (centrum-rechts) tot samenwerking en uiteindelijk zelfs een kartel te dwingen.

Polarisering

Vorig jaar leidde deze beweging tot een (officieel verboden) referendum over onafhankelijkheid, waar ondanks het illegale karakter toch meer dan twee miljoen mensen aan deelnamen. Het referendum zorgde voor een grote polarisering, en viel niet toevallig samen met de opkomst van twee andere fenomenen in de Spaanse politiek: Podemos en Ciudadanos, de twee nieuwe politieke formaties die de strijd aan zijn gegaan met het traditioneel establishment in Spanje (waarover later meer). De twee traditionele Spaanse partijen PSC (de lokale PSOE) en PP stelden in Catalonië al niet veel voor, maar kunnen zich geheel niet handhaven in het politieke klimaat dat door de Catalaanse basisbewegingen was gecreëerd. Die basisbewegingen hadden geen moeite om zich te profileren als anti-establishment.

Noch PP noch de socialisten van PSOE konden een overtuigend tegenantwoord bieden, dus nam de jonge van PP afgescheurde partij Ciutadans (“burgers”) de fakkel over als leidende kracht van het unionistische Spaansgezinde kamp – een rol met verve gespeeld overigens, Ciutadans is nu de tweede grootste partij van Catalonië geworden. Door het referendum tekende zich een sterke polarisatie af tussen voor en tegenstanders – niet enkel van onafhankelijkheid, maar ook van het organiseren van een referendum op zich, dat door Spaansgezind rechts werd afgedaan als illegaal en ongrondwettelijk (“gaan stemmen is illegaal” klonk het in PP-kringen). Een polarisering die zich op alle domeinen van de politiek en de samenleving begon te manifesteren. Zelfs voetbal werd de inzet van debat over onafhankelijkheid, met de toekomst van FC Barcelona als argument.

Het was vrij ongezien in Europa: uit alle geledingen van de maatschappij en de economie stonden voor en tegenstanders op om hun visie te geven. Quasi dagelijks werden er debatten georganiseerd, over alle mogelijke onderwerpen waar de onafhankelijkheidskwestie van belang kon worden. Van pensioenen tot subsidies voor sportclubs. Dikwijls waren die debatten op het scherp van de snee, en de Catalaanse separatisten kregen vaak het verwijt door hun discours verdeeldheid en polarisatie te zaaien (vreemd genoeg zei men dit nooit over de ultranationalisten aan Spaanse zijde). Maar net als in Schotland was het effect wel heel opmerkelijk: de burgerparticipatie in de politieke debatten is er enorm op vooruit gegaan. Wat meteen ook de recordopkomst bij de verkiezingen verklaart.

Kartels

Het onafhankelijkheidskartel Junts Pel Si kwam dus als de overwinnaar uit de verkiezingen, met bijna de helft van de parlementszetels. Het kartel was op zich al een merkwaardig gegeven. Het is ontstaan uit het samengaan van de twee traditionele grootste concurrenten in de Catalaanse politiek: de liberale CDC van zittend president Artur Mas, en de centrum-links-republikeinse ERC van oppositieleider Oriol Junqueras. Er is geen equivalent voor te vinden elders in Europa, maar om het nogal simplistisch voor te stellen zou men het kunnen zien als een samen gaan van N-VA en SP.A (zonder ERC en CDC daar mee gelijk te stellen). Een totale politieke aardverschuiving zeg maar. Wel met dien verstande dat beide partijen een sterk autonomiestreven delen.

Het lijmmiddel om die twee eeuwige concurrenten bijeen te krijgen was de grote burgerbeweging ANC, die samen met cultuurorganisatie Omnium verantwoordelijk is voor de jaarlijkse massabetogingen. De voorzitsters van deze twee organisaties, Carme Forcadell en Muriel Casals, namen zelfs ontslag om mee op de lijst van het kartel te staan, op plaatsen twee en drie, bòven Artur Mas (plaats 4) en Oriol Junqueras (5). Lijsttrekker was Raül Romeva, voormalig europarlementslid voor de groenen. Deze vijf trokken de lijst van het kartel voor de kieskring Barcelona. Maar de kartellijst was veel meer dan dat. Prominente figuren uit culturele, wetenschappelijke, politieke en maatschappelijke sectoren engageerden zich mee. De Catalaanse zanger en muzikant Lluis Llach, een van de grote muzikale activisten tegen het Franco-regime destijds, was de lijsttrekker voor Junts Pel Si in de kieskring Girona. Opmerkelijk is ook de rol van de organisatie Súmate, een Spaanstalige (!) onafhankelijkheidsbeweging die vooral mensen met migratieachtergrond achter zich heeft. De voorzitter, Eduardo Reyes Pino, stond op plaats nummer zes in Barcelona, net onder Artur Mas.

Grote afwezige in dit onafhankelijkheidskartel was evenwel de Candidatura d’Unitat Popular, ofte CUP. Deze linkse, separatistische en naar eigen omschrijven anti-kapitalistische, soevereinistische en feministische partij, bestaat al enkele decennia maar brak onder meer door dat radicale karakter niet door, tot bij de vorige Catalaanse verkiezingen, toen de beweging voor het eerst drie – overigens zeer bedreven – vertegenwoordigers naar het parlement mocht sturen. Vandaag worden het er tien, dat is dus meer dan drie keer zoveel. CUP weigerde deel te nemen aan het onafhankelijkheidskartel omdat de antikapitalisten geen voetvolk voor de liberale Artur Mas wilden zijn. Hun voorwaarde voor een kartel was dat het een verkiezingsplatform zonder partijen zou zijn, dus volledig gedragen door de burgerbewegingen, maar dat zagen ERC en CDC niet zitten. CUP komt zo in een sleutelpositie terecht, want het kartel Junts Pel Si heeft net niet genoeg zetels voor een absolute meerderheid. CUP had wel te kennen gegeven voluit voor onafhankelijkheid te gaan en het door burgerbeweging ANC opgestelde “stappenplan” te onderschrijven, maar voor CUP is de liberale Artur Mas heel problematisch. 

Oppositie

CUP zal wellicht formeel in de oppositie belanden als Junts Pel Si vasthoudt aan Artur Mas als president. Maar wat onafhankelijkheid betreft zit CUP in het pro-kamp – overigens nog veel radicaler daarin dan Junts. Samen halen de independisten 72 van de 135 zetels. Dat is een meerderheid met weinig ruimte, maar het zou fout zijn om de rest, de oppositie, zomaar integraal in het unionistische kamp te steken. Dat gaat uiteraard zeker op voor Partido Popular en PSC, de traditionele Spaanse machtspartijen die nooit positief stonden tegenover de nationale minderheden in Spanje. En Ciutadans moet wat Spaans nationalisme betreft zeker niet onderdoen. Die partij kent trouwens een sterke extreem-rechtse vleugel waar nog met Franco wordt gedweept. De parlementaire oppositie zal vooral door deze Ciutadans gedragen worden, als de grootste fractie. Zij zullen, ongetwijfeld samen met PP, alles in het werk stellen om een “stappenplan” naar onafhankelijkheid te dwarsbomen. De Partido Popular joeg overigens kort voor de verkiezingen nog een nieuwe wet door het Spaans parlement die de Spaanse regering in staat zal stellen alle verkozen politici “die zich niet aan de grondwet houden” te vervolgen en uit hun ambt te zetten – lees, de toekomstige Catalaanse regering opheffen en de autonomie van Catalonië terugdraaien. 

Het grote vraagteken is echter het kartel Catalunya Si Que Es Pot. Dit kartel is een voortvloeisel uit de “en Comú” formules, die bij de gemeenteraadsverkiezingen redelijk succesvol waren gebleken en onder meer het burgemeesterschap van Barcelona en Madrid wisten te grijpen, maar met deze verkiezingen een slechte beurt maakte. Dat kartel is een amalgaam van verschillende linkse en progressieve partijen en bewegingen, maar vooral gedragen door de Catalaanse groene partij ICV. Het is het kartel waar Podemos aan meedoet, zij het dan dat Podemos eigenlijk maar een kleine partner is. Het kartel is ook nefast gebleken voor de Groenen, die bij de vorige verkiezingen nog 13 zetels kregen, en nu mét Podemos erbij er twee verliezen. 

Het project Podemos sloeg dus duidelijk niet aan. De partij van Pablo Iglesias krijgt drie verkozenen, terwijl de radicaal-linkse antikapitalistische CUP er tien heeft. Podemos had sterk te lijden onder het specifieke Catalaanse politieke klimaat, en had helemaal geen overtuigend verhaal te vertellen in een campagne die in hoofdzaak over onafhankelijkheid ging. Dat was en is helemaal geen “Podemos-thema”. Voor veel Catalaanse sociale en linkse activisten is Podemos dan ook nog altijd “iets van Madrid”. Een beweging buiten Catalonië ontstaan en nog steeds buiten Catalonië gedirigeerd. Weliswaar een politieke formatie met op sociaal-economisch vlak een duidelijk alternatief en progressief gezicht, maar wel nog steeds het product van de Spaanse politiek en media. De concurrentie van CUP was veel te groot en veel overtuigender. Overigens niet alleen wat de staatkundige kwesties betreft, CUP is vanouds een sterk op wijkwerking gebaseerde beweging die een veel groter palmares kan voorleggen wat betreft het opbouwen van lokaal ingeplante sociale tegenbewegingen en -cultuur. Het Podemos-verhaal lijkt hoe dan ook uitgespeeld in Catalonië. Maar de beweging van Iglesias kan wel een belangrijke rol gaan spelen als Podemos de komende Spaanse verkiezingen van december wint en er in Madrid een nieuwe regering moet gevormd worden.

Van Barcelona naar Madrid

Er zou heel veel moeten gebeuren om de twee onafhankelijkheidspartijen nog op hun plannen te doen terugkomen. Junts Pel Si pleegt politieke zelfmoord als het niet doorgaat met het groots aangekondigde Stappenplan – het voortbestaan van dit kartel hangt immers niet alleen af van twee grote politieke aartsrivalen die “voor de zaak” zijn samengegaan en elkaar nauwlettend in de gaten zullen houden, maar ook van de sterke burgerbeweging die als het nodig is weer een miljoen mensen op de been brengt. En CUP, die wil principieel niet weten van eender welke toegeving voor Madrid. De partij is inhoudelijk al revolutionair met sterk anarchistische slag – wat maatschappijvisie betreft eerder te vergelijken met de Koerdische YPG dan met Syriza – en weigerde ook eerder al om samen met de andere separatisten naar Madrid te gaan voor onderhandelingen over een referendum. Om ex-volksvertegenwoordiger David Fernandez te citeren: “wij gaan niet naar Madrid om toelating te vragen, noch om ons te verontschuldigen”. Waar Junts Pel Si nog marge ziet voor onderhandelingen met Madrid, wil CUP voor niets minder dan “de totale en onmiddellijke ontkoppeling” gaan. Met tien zetels is CUP natuurlijk maar het kleine broertje in het kamp van independisten, maar de uitslag van de verkiezingen zijn nu juist zo uitgedraaid dat CUP onmisbaar wordt voor het uitvoeren van het stappenplan naar afscheiding. 

Daarmee komt meteen een heikel punt dat voor een ernstige tweedracht in het pro-kamp kan zorgen. De regering van Mariano Rajoy in Madrid liet al duidelijk verstaan van geen onderhandelingen te willen weten – zoals gezegd kiest PP er liever voor de Catalaanse regering gewoon te vervolgen. De verkiezingen van december, voor een nieuwe Spaanse regering, gaan dus cruciaal worden. Als Rajoy in het zadel blijft, dan volgt er een loopgravenoorlog tussen Barcelona en Madrid. Junts Pel Si is wel vastberaden om het stappenplan uit te voeren, maar beseft dat het vroeg of laat wel moet gaan praten met Madrid voor de finalisering van de echtscheiding. En dat kan dan enkel met de steun van CUP. En CUP ziet de Partido Popular zoals pakweg de PVDA bij ons het Vlaams Belang ziet. Er zal dus een belangrijke rol voor Podemos weggelegd worden, want die partij liet al wel weten bereid te zijn met de Catalanen te praten en erkende overigens ook al meermaals het principiële zelfbeschikkingsrecht an sich, ook al wil Podemos liever geen scheiding. Als Podemos sterk genoeg is om in december de regering van de Partido Popular er uit te gooien, dan wordt praten wel mogelijk. Junts Pel Si zal daar geen bezwaren tegen hebben, maar voor CUP wordt het dan wel een keuze tussen principes of realpolitik.

De komende dagen zullen ongetwijfeld de zwaarste onderhandelingen worden in de Catalaanse politiek, tussen protagonisten die het over het doel absoluut eens zijn – een onafhankelijk Catalonië – maar over de te volgen weg sterk van mening verschillen. De centrum-rechtse en centrum-linkse component binnen “Junts Pel Si” voorziet een stappenplan van achttien maanden en een voorzichtige benadering met ruimte voor onderhandeling, de radicaal-linkse component CUP die in het parlement onmisbaar is geworden wil als het even kan meteen de onafhankelijke, soevereine socialistische republiek uitroepen. Het heeft zich daags na de verkiezingen wel geëngageerd om het stappenplan mee uit te voeren, maar zal het proces met argusogen volgen en elke misstap van de nieuwe Catalaanse regering ongetwijfeld direct aanklagen.

Internationale erkenning

Uiteraard zal een van de beslissende factoren de internationale erkenning worden. Men moet hierbij wel twee zaken scheiden: er is ten eerste het EU lidmaatschap – dat in principe unaniem beslist wordt en waar Spanje dus een veto tegen kan stellen. En er is internationale erkenning van een staat, dat bilateraal gebeurt. Maar gezien de politieke constructie die de EU geworden is en de machtsbelangen die er bij horen zal bilaterale erkenning en toelating tot de EU wel in één “pakket” onderhandeld worden. 

De Catalaanse onafhankelijkheid is daarom een groot probleem voor de EU. Waar de Europese politieke elite overal in de wereld de democratie en de vrijheid gaat verkondigen wordt ze al een pak stiller als het over interne democratie gaat. Het lidmaatschap van een eventuele Catalaanse staat in de EU (los van de vraag of dat ook wenselijk zou zijn) kan een politieke crisis veroorzaken die de Griekse crisis in de schaduw zet, en dit in alle mogelijke scenario’s. Uit diverse hoeken werd al gedreigd met uitsluiting uit de EU – uiteraard als chantagemiddel – en dat zet de morele legitimatie van het “Europees Project” op de helling: het conservatieve Europa van de traditionele natiestaten kan blijkbaar toch niet om met democratie, vrijheid en verandering van onderuit binnen de eigen grenzen. Bovendien druist het volledig in tegen de eigen liberale agenda. Welk imago zou de EU krijgen als het een failliet land er koste wat het kost per sé in wil houden, en een relatief goed draaiend land er uit zet omwille van politiek revanchisme? Wie wil, in de neoliberale wereld waar dit Europa zelf voor ijvert, zaken doen met zo een unie? Uitsluiting zou aan de Europese bevolking het duidelijke signaal geven dat verandering écht niet kan en mag, en dit nadat het imago van de EU al een deuk kreeg in de Griekse kwestie. De democratische legitimiteit van de Europese Unie zelf komt daarmee in het gedrang, voor zover die legitimiteit er nog was.

Er zijn zeker Europese staten die geen principieel bezwaar hebben tegen een onafhankelijk Catalonië. De Baltische staten zullen ongetwijfeld, omwille van hun eigen ervaring, die nieuwe staat willen erkennen. Litouwen organiseerde daar zelfs een volksbevraging over. Ook Denemarken en andere kleinere EU-landen zullen wellicht uiteindelijk positief reageren. Maar de grote staten zullen het er moeilijk mee hebben, aangezien ze een zeer gevaarlijk precedent zouden scheppen. Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk kennen in meer of mindere mate afscheidingsbewegingen op eigen bodem, die Catalonië zeker zullen aangrijpen als morele legitimering van hun eigen streven. En dan is er natuurlijk België, waar boedelscheiding nog niet direct op de agenda staat, maar de grootste regeringspartij wel zou moeten ijveren voor een erkenning. De stilte over de kwestie in officiële communicatie vanwege de Belgische regeringen is dan ook heel opvallend. Vroeg of laat belandt de officiële aanvraag van erkenning voor de Catalaanse staat in de Belgische parlementen, het is maar de vraag of er eensgezindheid over het antwoord zal zijn. En het is zeer de vraag hoe ver N-VA bereid is te gaan in deze voor de partij nochtans essentiële kwestie. Indien N-VA er niet in slaagt die erkenning er door te krijgen betekent dat een zware morele nederlaag, dit nadat de partij al het eigen communautaire programma liet varen om een liberaal Belgisch beleid te voeren.

Hoe dan ook, het valt niet meer te ontkennen dat er een cruciale periode is aangebroken die de toekomst van de EU kan bepalen. Als het de independisten in Catalonië lukt om een eigen staat uit te bouwen zullen de reacties van de rest van Europa allesbepalend zijn. Negeren is dan niet langer een optie. Erkenning (en toetreding) weigeren ontmaskert het hele Europese project als een reactionair en vastgeroest politiek machtsinstrument dat ver af staat van de eigen geproclameerde waarden, niet in staat om intern die veranderingen te aanvaarden die het extern gaat steunen en zelfs opdringen. Erkennen, en eventueel in de EU toelaten, zal anderen inspireren die ook verandering in de ene of andere zin willen. Niet zozeer separatisme an sich – de gevreesde balkanisering waar wel eens mee wordt gedreigd hoewel daar niet echt een reden toe is – maar wel het signaal dat verandering toch mogelijk is. Nadat de democratie brutaal werd verpletterd in Griekenland dat niet op kon tegen de overmacht van de supranationale machten, zou plots uit Catalonië een ander geluid klinken, dat zonder twijfel elders opgepikt zal worden. Een historisch momentum met andere woorden, misschien een sneeuwbal die begint te rollen. Hoe dan ook, voor de traditionele Europese politieke machten is elk scenario een potentiële nachtmerrie.

 

take down
the paywall
steun ons nu!