Interview -

Bruno Vanobbergen: “Kinderen en jongeren vragen tijd”

Aan de vooravond van de 25ste verjaardag van het internationaal kinderrechtenverdrag presenteert kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen zijn jaarrapport. Uit het duizendtal klachten van kinderen, jongeren, ouders en professionals blijkt vooral een nijpend en constant gebrek aan tijd. Het Vlaams Parlement kan ermee aan de slag, legt Vanobbergen uit.

woensdag 19 november 2014 15:49
Spread the love

“Blij dat je zeg dat ‘te weinig tijd is’ een bijzonder actueel thema is. Het is nochtans geen spectaculair thema. Het is niet zo tastbaar als pakweg geweld of misbruik. Maar we zien het wel terugkomen op alle niveaus en bij heel diverse groepen mensen. Er is structureel te weinig tijd om te luisteren naar kinderen en jongeren. Dat geven ze zelf duidelijk aan. In ons rapport verzamelden we heel wat persoonlijke verhalen waarin opgroeiende mensen vertellen dat ze zich niet gehoord voelen, of dat nu bij een echtscheiding is, op school of in de zorgverlening.”

“Ook professionals die met kinderen en jongeren werken maken zich zorgen en slaan alarm. Er is tijd nodig om met kwetsbare jonge mensen te praten, de context te bekijken en gepaste zorg te bieden. Er is echt geen gebrek aan engagement bij de professionals die we spreken. Maar het ontbreekt hun structureel aan tijd, zowel op school als in de hulpverlening. Het gevolg is dat op zich nuttige, maar tijdelijke maatregelen, zoals een time out, verkeerd worden gebruikt. Kinderen tijdelijk van school of uit de instelling sturen is een kortetermijnoplossing, maar op lange termijn is het nefast. ‘Moeilijke’ kinderen worden steeds doorgeschoven omdat men er geen tijd voor heeft en belanden zo in een negatieve spiraal.”

Geen standaardrecepten

“Wij vragen niet wie schuldig is. Het antwoord daarop is complex. Maar we moeten het wel aandurven om bepaalde discussies, zoals die over het tijdskrediet, vanuit een maatschappelijk standpunt te voeren, in plaats van het enkel economisch te bekijken. Er is duidelijk nood aan evenwicht tussen werk en zorg. De signalen die wij opvangen, moeten een even belangrijke plaats innemen in het debat als de economische factoren.”

“We botsen in het onderwijs en de zorgsector op een managementslogica die volgens de professionals niet werkt. Het gevaar van standaardisering en te strakke normen is reëel. Er zijn geen standaardrecepten om kinderen en jongeren in nood te helpen. Elk geval is een individueel geval en vraagt een individuele aanpak. Dat vraagt tijd.”

U heeft het in het rapport ook over een gebrek aan ruimte om fouten te maken. Mag ik daaruit afleiden dat u geen fan bent van voorstellen zoals dat van de KUL, om studenten die geen bepaald minimumresultaat halen in hun eerste jaar, geen tweede kans te geven?

“Het is een algemene tendens om te focussen op het eindresultaat zonder de context in acht te nemen. De stap naar het hoger onderwijs is voor heel wat jongeren een hele grote stap. Dat is niet voor iedereen even evident. Vallen en opstaan is nodig en heeft nut. Ik stel vast dat de marges opschuiven en krap worden.”

Zelfredzaamheid

“Er is weinig ruimte om fouten te maken. En weinig mededogen, zoals Mieke Van Hecke niet lang geleden zei. Ik denk nu concreet aan een paar verhalen die we optekenden, zoals dat van een meisje dat acht uur lang op de gang moest staan omdat ze schoolmateriaal was vergeten. Of van een elfjarige jongen die van school werd gestuurd omdat hij oude toetsen van zijn broer had gekopieerd en uitgedeeld aan zijn klasgenoten. Dat soort drastische maatregelen zijn niet in proportie. Vorig jaar signaleerden we al het sterk toegenomen aantal definitieve uitsluitingen op school. Bijna drieduizend leerlingen worden definitief van school gestuurd.”

Moeten we het positief vinden dat de zorgsector en het onderwijs meer autonomie krijgen?

“We zien de overheid zich terugtrekken. Men pleit voor meer autonomie, minder regels, een groter engagement van de burger die ook professional is. Maar je moet die professionals wel blijven omkaderen en ondersteunen. Het kan niet de bedoeling zijn dat de overheid onzichtbaar wordt en mensen aan hun lot overlaat. In Nederland, waar de participatiesamenleving een feit is, zien we dat dat een zorgwekkende impact heeft op de kwaliteit van de zorg. Mensen die zorg nodig hebben moeten die eerst in hun omgeving zoeken, pas daarna kunnen ze beroep doen op professionele hulp. Zorgverleners zien zich daar genoodzaakt om te kiezen tussen ofwel die nieuwe moraal van de zelfredzaamheid opleggen aan wie hulp zoekt, ofwel zich afzijdig houden.”

Timemanagement

“Er is nood aan een ethisch kader, aan ruimte en tijd om ethische vragen te stellen normen in praktijk om te zetten. Als het gaat over de vermaatschappelijking van de jeugdzorg, dan moet je onderzoeken wat het effect daarvan is op jongeren en zorgverleners. Dat vraagt tijd. Alweer. Het is de taak van de overheid om een kader te tekenen voor de zorgsector en te waken over de gelijke toegang voor iedereen.”

Nu we het toch over tijd hebben, en vooral over het structurele gebrek eraan: meer en meer ouders trekken aan de noodrem en geven aan dat ze de combinatie arbeid en zorg niet of met veel moeite rondkrijgen.

“Ouders runnen vandaag een gezin. Opvoeden lukt niet zonder timemanagement.

Ouders kijken naar de overheid als belangrijke ondersteunende partner, maar botsen op een gebrek aan ondersteuning. Er is geen kinderopvang in de directe buurt. Er is geen plaats op school. De speelpleinwerking werd 25 procent duurder.

“In de vakantiewerking zijn kinderen met ADHD niet welkom, want zij vragen te veel tijd. Veel ouders worstelen met tijd en ruimte. Vooral eenoudergezinnen hebben het moeilijk. Maar dat heeft blijkbaar weinig concrete impact op het discours. Nochtans: ouders zijn niet enkel arbeidskrachten. Kinderen zijn niet enkel leerlingen. Burgers zijn niet enkel cliënten van voorzieningen.”

“De alternatieve oplossingen komen van onderuit, van geëngageerde burgers en het middenveld. Luc Huyse zegt daar het volgende over: ‘De overheid behandelt haar burgers als klanten en bedeelt hen op die manier een passieve rol toe. Maar burgers moeten coproducenten zijn van de samenleving.’ Burgerinitiatieven, vaak lokale, zijn interessant. Geef daar als overheid ruimte aan en vooral, luister ernaar.”

Moet de stem van kinderen en jongeren meer doorwegen in het maatschappelijke debat?

“De stem en het perspectief van kinderen en jongeren moeten een volwaardige plek krijgen in discussies over belangrijke maatschappelijke thema’s, zoals de discussie over flexibel werken of over het tijdskrediet. Tot op vandaag klinkt enkel het standpunt van de volwassene, de werkgever of de werknemer. Toch hebben de arbeidsomstandigheden van de ouders een grote impact op het leven van kinderen.”

Helicoptervisie

“Het is cruciaal dat economische factoren, hoe belangrijk ook, het discours en het beleid niet domineren. Bijvoorbeeld kinderopvang heeft naast een economische ook een sociale en pedagogische functie. Je kan die dingen niet los zien van elkaar. Er is nood aan een fundamenteel debat dat alle aspecten van de samenleving aan elkaar koppelt, of het nu gaat over kinderopvang, onderwijs of de arbeidsmarkt.”

“Wat dat betreft speelt het kinderrechtencommissariaat een belangrijke rol. We hebben een breed beeld op de diverse noden en problemen. Die helicoptervisie, dat is onze sterkte.“

take down
the paywall
steun ons nu!