(bron foto www.vrede.be)
Analyse -

Bloederige patstelling in Syrië

De Amerikaanse regering kondigde begin mei 2014 aan één van de Syrische oppositiegroepen een officiële diplomatieke status toe te kennen. Dit zal de situatie ter plaatse nog verslechteren. Een analyse door Soetkin van Muylem.

woensdag 14 mei 2014 17:26
Spread the love

Voor
de Syrische Nationale Coalitie (SNC) – een coalitie van
oppositionele groepen die werd opgericht in Doha in november 2012 –
betekent de diplomatieke upgrade van haar kantoren in Washington en
New York tot ‘buitenlandse missies’ een volgende stap op de weg naar
internationale erkenning. De VS plannen ook een toename van 27 miljoen dollar hulp voor de rebellen die vechten voor de verdrijving van president Assad.

Ahmad
Jarba, voorzitter van de SNC, noemde het “een diplomatieke klap”
voor de legitimiteit van Assad. In maart 2014 schortte de VS al de
werkzaamheden van de Syrische ambassade in Washington en de Syrische
consulaten in andere Amerikaanse steden op. De bijbehorende Syrische
diplomaten van het Assad-regime werden verzocht het land te verlaten.

De
VS bevestigt met deze recentste diplomatieke demarche dat het de SNC
beschouwt als de enige legitieme vertegenwoordiger van het Syrische
volk. Deze VS-analyse van de politieke situatie in Syrië vertoont
echter weinig realiteitszin. De SNC is onderling verdeeld,
geïnfiltreerd door buitenlandse belangen (de vorige voorzitter Moaz
al-Khatib gaf in april 2013 zijn ontslag omwille van de bemoeienissen
van de regionale donormachten, meer bepaald Saoedi-Arabië en Qatar)
en staat helemaal niet zo sterk op het terrein.

Er
zijn heel wat andere oppositionele krachten in Syrië, die zich niet
bij de SNC hebben aangesloten, zoals het geweldloze Nationaal
Coördinatiecomité voor de Krachten van Democratische Verandering of
de Koerdische Democratische Unie Partij. Die laatste controleert een
aanzienlijk gebied in het noorden van Syrië. De SNC wordt ook
expliciet verworpen door verschillende salafistische groepen, die
momenteel ook zeer actief zijn in Syrië, waaronder het aan Al-Qaeda
gelieerde Al-Nusra Front.

Diplomatie versus
bewapening

Tot
enkele maanden geleden hadden de VS zich samen met Rusland
geëngageerd om diplomatieke initiatieven te lanceren die tot de
beëindiging van de oorlog in Syrië moesten leiden. Dankzij deze
samenwerking werd in september 2013 nog een akkoord gesloten over de
vernietiging van de chemische wapens van het Assad-regime.

De
vredesgesprekken in Genève (onder VN-auspiciën) sprongen in
februari 2014 echter voor een tweede keer af. De diplomatieke aanpak
stokte definitief toen de onderlinge relaties tussen Moskou en
Washington dramatisch verslechterden door de crisis in Oekraïne. De
stemmen die een jaar geleden al pleitten voor het bombarderen van
Syrië om de rebellen te assisteren bij hun militaire strijd,
beginnen weer luider te weerklinken in de VS.

Het
ministerie van defensie is echter op zijn hoede (veel meer dan het
ministerie van buitenlandse zaken), want het vergroten van de
militaire druk op Assad zou wel eens het begin kunnen zijn van een
moeras genre Irak of Afghanistan. De meest mondige tegenstander van
een rechtstreekse militaire betrokkenheid van de VS in Syrië, is
minister van defensie Chuck Hagel.

De
Amerikaanse aankondiging van de diplomatieke erkenning van de SNC is
in ieder geval een manier om de focus terug op de oppositie te
leggen, in plaats van op het moeilijke proces van
vredesonderhandelingen. De regering van Obama werkt momenteel ook
samen met het Congres om het huidige bedrag aan hulp voor de Syrische
oppositiegroepen, met 27 miljoen dollar op te krikken tot 287 miljoen
dollar.

Officieel
gaat dit geld alleen maar naar ‘niet-dodelijke’ hulp
(communicatiemateriaal, voertuigen, medicijnen, ‘niet-dodelijke’
wapens, …), maar toen SNC-voorzitter Ahmad Jarba begin mei naar de
VS trok om er te vergaderen met de Amerikaanse autoriteiten, stelde
hij expliciet dat hij Washington zou vragen om geavanceerde
wapensystemen te leveren aan de Syrische oppositie.

Hij
geniet hierbij de steun van Saoedi-Arabië en Qatar, die beiden
geloven dat de verdeling van anti-tankwapens en draagbare
lanceersystemen voor luchtafweergeschut het verschil zou kunnen maken
voor de rebellen. Er doen al maanden geruchten de ronde dat de VS via
de CIA reeds zwaardere wapens levert aan bepaalde door hen
goedgekeurde strijders.

De
reeds meermaals bekroonde Amerikaanse onderzoeksjournalist Seymour
Hersh heeft het in een zeer recent artikel over een geheime
aanvoerlijn voor wapens via Turkije, gesuperviseerd door de VS in
samenwerking met Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar. Van deze twee
Golfstaten is algemeen geweten dat ze de Syrische oppositie rijkelijk
bevoorraden met wapens.

In februari 2014
werd Prins Bandar bin Sultan vervangen als baas van de Saoedische
inlichtingendiensten door de minister van Binnenlandse Zaken Prins
Mohammed bin Nayef, een man die veel dichter bij de VS aanleunt. De
chef van de Saoedische inlichtingendiensten is verantwoordelijk voor
het sturen, bevoorraden en financieren van de rebellen in Syrië.

De aanstelling van
Mohammed Nayef zal zeker geen vermindering betekenen van de
rechtstreekse Saoedische steun aan de oppositie, maar kan wel een
Syrië-beleid inluiden dat veel nauwer aansluit bij de VS-lijn. Die
lijn bestaat officieel uit het steunen van de erkende “gematigde”
oppositie, zodat die zowel het Assad-regime als de in Syrië zeer
actieve salafistische en door Al Qaeda geïnspireerde groepen kan
bestrijden.

Maar wie wordt als
gematigd beschouwd en hoe kan gegarandeerd worden dat de aangeleverde
steun niet in handen van salafistische rebellen valt? De VS
controleert zelf maar weinig spelers op het reële terrein. Prins
Mohammed bin Nayef boekte al een aantal successen in de strijd tegen
Al Qaeda in Jemen. Met hem aan het roer van de Saoedische
inlichtingendiensten verwachten de VS dat er nu effectief
inspanningen geleverd zullen worden om ook de salafisten te
bestrijden.

Salafisten versus
Assad

Een
deel van de Syrische oppositie is geïnspireerd door het islamisme en
salafisme (een zeer fundamentalistische stroming binnen de islam). De
belangrijkste gewapende salafistische groepen zijn het Al-Nusra Front
(de plaatselijke Al Qaeda afdeling), de Islamitische Staat van Irak
en de Levant (ISIS) en Ahrar al-Sham.

Er
zijn echter nog een hele reeks kleinere extremistische jihadi-groepen
actief. Sommigen zijn het resultaat van plaatselijke afscheuringen,
maar er duiken ook alsmaar agressievere en autonome
jihadistisch-geinspireerde milities op. Verder vormen al deze groepen
geen gezamenlijk blok. Ze vechten vaak onderling voor de controle
over bepaalde gebieden en strategische punten. Ze sluiten wisselende
allianties (met elkaar maar ook met de meer gematigde delen van de
gewapende oppositie).

Het
Al-Nusra Front en de ISIS zijn gezworen vijanden en vochten reeds
heel wat veldslagen uit. De verschillende salafistische groepen in
Syrië worden versterkt door of bestaan soms zelfs volledig uit
buitenlandse strijders. De afgelopen 3 jaar stroomden zij van overal
toe om de jihad te voeren in Syrië. Velen komen uit de buurlanden,
waar ze vaak actief gerekruteerd werden.

Zowel
in Jordanië, Libanon als Turkije heerst er in bepaalde kringen heel
wat nervositeit en ongerustheid over wat er zal gebeuren als deze
salafistische strijders terug naar huis komen. Ook de
Golfmonarchieën, de Maghreblanden en Tsjetsjenië vormen een
aanzienlijk reservoir voor gemotiveerde jihadisten.

Over
islamitische jongeren die vanuit de VS, Canada, Australië en Europa
naar Syrië trekken om er te vechten, valt regelmatig iets te lezen
in de reguliere westerse pers. De verslagen van Europese journalisten
en de filmpjes gepost op de sociale internet media suggereren dat het
probleem van de geradicaliseerde Europese jongeren die zich
aansluiten bij groepen zoals ISIS veel groter is dan officieel wordt
erkend.

De Syrische
gewapende oppositie wordt momenteel gedomineerd door de jihadisten en
salafisten. Het zijn zij, en niet het Vrij Syrisch Leger
(geassocieerd met de erkende en zogezegd gematigde oppositie), die
het meest actief zijn in de strijd tegen Assad. Het zijn ook zij die
aanzienlijke stukken van Syrië onder controle hebben. Bovendien zijn
ze in staat om in een nog veel groter gebied militaire operaties te
lanceren.

De andere grote
machtsfactor in Syrië is en blijft het Assad-leger. Met de hulp van
verschillende pro-regime milities en Libanese Hezbollah-strijders
controleert het leger momenteel de dichtst bevolkte gebieden en de
strategische verbindingswegen.

Deze feiten
brengen ons tot de belangrijkste reden voor het falen van de Syrische
vredesonderhandelingen. De erkende Syrische oppositie, daarin
bijgetreden door VS-minister van Buitenlandse Zaken Kerry, wil alleen
maar spreken over het einde van het regime van Bashar al-Assad. Het
Syrische regime staat politiek en militair echter veel sterker op het
terrein dan de oppositie.

De oppositie is
niet alleen versnipperd maar heeft ook te kampen met een gebrek aan
steun bij de bevolking, zelfs in delen van het land waar de rebellen
in 2011 en 2012 aanvankelijk volop aangemoedigd werden. Dit betekent
zeker niet dat de bevolking massaal achter de Assad-regering zou
staan (al heeft hij zeker nog een reële aanhang), maar wel dat veel
Syriërs Assad prefereren boven een overname van de macht door deze
ongeregelde rebellen.

De door het Westen
en regionale actoren gesteunde oppositie bevindt zich met andere
woorden absoluut niet in een positie om de wet of de voorwaarden tot
overgave te dicteren aan Assad. Tijdens de vredesgesprekken in Genève
leek ze dat echter niet in te zien, waardoor de onderhandelingen
strandden.

Patstelling

De militaire
strategie van het Syrische regime op het terrein bestaat uit het
volledig afsnijden van de buitenwereld van de rebellenenclaves.
Elektriciteit en water worden afgesloten, de toevoer van voedsel
geblokkeerd, waarna de geviseerde gebieden zwaar belegerd worden en
overstelpt met artillerievuur en bommen. Deze meedogenloze methode
heeft op bepaalde plaatsen geleid tot het sluiten van lokale
wapenstilstanden, maar ook tot grote internationale verontwaardiging.

Op militair vlak
kregen de rebellen heel wat tegenslagen te verwerken het laatste
anderhalf jaar en in het bijzonder de afgelopen maanden. Het staat
buiten kijf dat de rebellen in Syrië er niet in slagen om het
Assad-regime omver te werpen. Men moet echter ook vaststellen dat het
regeringsleger evenmin in staat blijkt te zijn om de rebellen
definitief te verslaan. Er is dus sprake van een bloederige
patstelling.

De VS-strategie om
alsmaar meer geld te stoppen in de Syrische Nationale Coalitie lijkt
wegens diens zwakke reële positie bij voorbaat gedoemd om te
mislukken. Indien de oppositie zwaarder bewapend wordt, zal daar
alleen maar een grotere steun aan Assad tegenover staan vanwege
Rusland, Iran en de Hezbollah. Dit zal de huidige patstelling alleen
nog maar bloederiger maken.

Het feit dat
president Assad er nog altijd is, in combinatie met een aantal
militaire overwinningen van zijn leger gedurende de afgelopen
maanden, heeft hem blijkbaar zodanig gesterkt dat hij zelfs
presidentsverkiezingen aankondigde voor 3 juni 2014. Het organiseren
van verkiezingen in een land dat totaal verscheurd wordt door oorlog
is uiteraard een absurditeit, om nog maar te zwijgen van de
praktische onhaalbaarheid.

Breuklijnen

Het
conflict in Syrië heeft ondertussen al vele gedaantes aangenomen,
terwijl het overging van een vreedzame volksbeweging voor politieke
verandering tot een burgeroorlog waarin buitenlandse actoren en
sektarische ondertonen alsmaar zwaarder gingen doorwegen. Wie
Damascus uiteindelijk moet gaan besturen is de inzet geworden van een
vijandige strijd tussen de fundamentalistische regionale grootmachten
Saoedi-Arabië en Iran.

Die
gooien elk achteloos hun respectievelijk soennitische en sjiitische
bondgenoten in de strijd. Voor veel islamistisch geïnspireerde
rebellen is Syrië het strijdtoneel geworden van een heuse oorlog
tussen soennieten en sjiïeten. Het alawieten-regime (alawieten zijn
een onderdeel van de sjiietische strekking in de islam) van Assad is
daarbij het eerste doelwit, maar de heilige oorlog overstijgt één
enkele nietige president.

Syrië is een
etnisch en religieus lappendeken. Hoewel sektarische argumenten heel
wervend zijn in een oorlogscontext, kan men niet stellen dat de
Syrische bevolking zich overal simpelweg opgesplitst heeft in een
soennitische oppositie tegen een sjiitisch regime en zijn
christelijke, Koerdische en Armeense bondgenoten.

Andere aspecten
van maatschappelijke stratificatie zoals klasse, clan-affiliaties,
nationalisme en politieke ideologie spelen ook. Een goed voorbeeld
daarvan vinden we in de Syrische provincie Aleppo, waar een groot
aantal soennieten vechten voor het regime, zowel in het leger als in
pro-regeringsmilities.

De inwoners van
het Palestijnse vluchtelingenkamp Nayrab in Aleppo zijn soennitisch,
maar richtten hun eigen verdedigingsbrigades op. Die vechten zij aan
zij met pro-regime-milities zoals de Nationale Defensiemacht. In de
warboel van de Syrische burgeroorlog zijn de breuklijnen die door het
hart van de maatschappij snijden dus zeer wazig.

Hulp gevraagd

De oorlog in Syrië
is ondertussen al zijn vierde jaar ingegaan. Er vielen naar schatting
al meer dan 150.000 doden (waarvan een derde gewone burgers) en
miljoenen mensen sloegen op de vlucht. Velen strandden in de
buurlanden. De ministers van Buitenlandse Zaken van Turkije, Libanon,
Jordanië en Irak deden in april 2014 nog een wanhopige oproep voor
meer internationale steun voor de Syrische vluchtelingen in de
overvolle kampen in hun landen.

Volgens recente
cijfers van het VN-Vluchtelingenagentschap huisvest Libanon meer dan
een miljoen Syrische vluchtelingen. Jordanië en Turkije vangen
respectievelijk 700.000 en 600.000 vluchtelingen op en zelfs het
instabiele Irak moet 200.000 Syrische vluchtelingen bijstaan. Deze
cijfers verwijzen enkel naar de vluchtelingen die bij de VN
geregistreerd zijn en in de officiële kampen verblijven.

Honderdduizenden
anderen vertoeven illegaal in de Syrische buurlanden, waar ze in
armoede leven en vaak uitgebuit worden. In Syrië zelf dolen ook
miljoenen interne vluchtelingen rond. Antonio Gutteres, het hoofd van
het VN-vluchtelingenagentschap trad de ministers van buitenlandse
zaken van de Syrische buurlanden bij en verweet de donorlanden niet
genoeg te doen om de miljoenen Syrische vluchtelingen en de landen
die ze opvangen te helpen.

Hij stelde dat
deze crisis “massale hulp vereiste”. De VN heeft voor 2014 nog
maar 25 procent van het bedrag ontvangen dat nodig is om de kampen
draaiende te houden. De Europese landen steigeren als asielzoekers en
‘illegale migranten’ de grenzen van fort Europa overschrijden, maar
als het er op aankomt financiële steun te voorzien voor de opvang
van de Syrische vluchtelingen in hun eigen buurlanden, komen ze niet
over de brug.

Liever wordt er
een veelvoud van het daarvoor vereiste bedrag uitgegeven aan de
militarisering van de Europese grenzen. De VS spendeert op zijn beurt
liever 287 miljoen dollar aan het in stand houden van de Syrische
oorlog door de ‘gematigde oppositie’ te steunen, terwijl het maar
88,4 miljoen dollar veil heeft voor humanitaire hulp aan de Syrische
vluchtelingen, die verkommeren in de kampen van de buurlanden. 

Het artikel Een bloederige patstelling in Syrië werd overgenomen van het tijdschrift Vrede van
mei-juni 2014.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!