De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Bij ons, waar inspecteurs graag mogen de spot drijven met jonge leerkrachten

Bij ons, waar inspecteurs graag mogen de spot drijven met jonge leerkrachten

donderdag 20 september 2018 11:23
Spread the love

In een klein land, een kleine gemeenschap, zijn ook de collectieve demonen van beperkt formaat. Zoals gêne. Gêne om toe te geven dat het mentaal niet zo best gaat. (Proficiat aan minister Sven Gatz (Open Vld) die openlijk beschreef dat hij door zijn depressieve aard door de jaren maar dank zij een beperkte behandeling zijn werk kan blijven doen). Gêne voor het in de ogen kijken van de realiteit van de luchtvervuiling, voor het bewust worden van wat de neus zegt, en gêne om een gasmasker voor te gespen. Een geest als Bart De Wever had in een grote natie wellicht snel veel meer macht gekregen, en snel heel veel schade toegebracht. De keerzijde van de medaille is dat wij grootmoedigheid missen. Een open geest. Enthousiasme. Zoals bevlogenheid voor de omgang met kinderen. Persoonlijk heb ik enkele jaren les gegeven.  Een van de betrokken schooldirecteurs stelde bij het kennis nemen van mijn biografie “Jij bent een Teken”. Intussen geef ik geen les meer. Vanmorgen vernam ik via radio Klara dat er tekort dreigt aan goede leerkrachten. Zou ik die taak moeten heropnemen? Ik denk het niet.  Niet in  ruil voor een salaris. Het statuut van Vrijwilliger ligt mij beter. Ik begeleid kleine groepjes kinderen. Meisjes en jongens uit minder begoede, lees maar arme gezinnen. En vanaf dit schooljaar ook Roma kinderen en Syrische vluchtelingen. Als vrijwilliger ontvang ik veel respect en beleefde reacties voor mijn werk. Dat kan tellen, ook al moet ik toegeven dat ik door het jaar soms op de bedel toer moet langs de meest gefortuneerden vrienden. Als ik mijn curriculum overschouw, heb ik het gevoel dat ik mijn waardigheid uit de brand heb gesleept, en bovendien vrijheid en bewegingsvrijheid.

Drie minuten leestijd

Vorige maandag heb ik mappen met persoonlijke en publieke correspondentie van het jaar 2005 tot 2009 naar het archief gebracht. Bij het Katholiek Studie en Documentatiecentrum worden de stukken bewaard bij ideale temperatuur en vochtigheidsgraad. Het KADOC, opgericht toen ik student was in de jaren tachtig, wordt algemeen erkend als een van de beste instellingen voor archivering en studie van sociaal, maatschappelijk en historisch relevant materiaal. Begin dit jaar is het contract in voege gegaan. Als je door soms vreemd lijkende, eigenzinnige keuzes en ook als gevolg van door sommigen als handicaps omschreven persoonlijkheidskenmerken in deze maatschappij geen rechtlijnige carrière maakt, maar intussen wel duizenden mensen mag inspiratie leveren, is zulke overeenkomst een welkome bevestiging. Met de hoop dat tenminste het nageslacht zal begrijpen wat de motieven zijn geweest voor je tomeloze inzet voor het algemeen belang en voor de kleinen.

Vanmorgen schrijven de meeste commentatoren over het onderwijs; er is een onderzoek gepubliceerd waaruit blijkt dat leraren m/v wel veertig uren werken door de week. Formeel en wettelijk moeten zij zowat twintig uur voor de klas staan. De reporters van De Morgen geven daarbij wellicht de meest wijze commentaar: het gaat niet (alleen) over dat aantal uren. Het gaat over de vraag of wij dat beroep voldoende waarderen. Er dreigt een ramp. Minder jongeren kiezen voor het beroep, heel wat oudere leraren zwaaien af, de jonge krachten houden het vaak voor bekeken na vier of vijf jaar. De uitdaging, aldus De Morgen, is om  nog voldoende bevlogen, enthousiaste leraren te vinden en hen te ondersteunen in de sector te blijven. Een van de meest gehoorde klachten is dat de leraren wel zeggen graag les te geven, maar dat zij zich zeer gehinderd weten door de grote brok ‘administratie’ die hen opgelegd wordt. Dat pak last ken ik uit getuigenissen van vrienden die vandaag les geven.

Toen ik in 2005 als leraar actief was, in ZAVO in Zaventem en in Onze Lieve Vrouw van de Ham in Mechelen, werd mij ‘de grote sloef’ van het administratief werk bespaard, omdat ik als interimaris was gecont(r)acteerd. Bij het doornemen van  de mappen persoonlijke correspondentie (naar schatting heb ik zesduizend brieven aan prominenten en vrienden bij elkaar schreven), las ik maandagmiddag in de tuin door een brief die ik schreef als jonge leraar te Mechelen. Ik herinner mij de aanleiding. De brief telt bijna drie kantjes en is gericht aan een beginnend inspecteur van het katholieke onderwijsnet, en in cc aan de directeur. Die directeur was een toffe vijftiger die elke dag veertig kilometer maalde met zijn fiets naar het werk, in die tijd een uitzonderlijke keuze en visie. Ik lees monkelend hoe ik dertien jaar terug een lastige, potentieel delicate en in beginsel nogal ontmoedigende situatie in geschrifte heb aangepakt.

De inspecteur, de enige die god zij dank ooit mijn lessen is binnengedrongen, had ik een jaar of twee voordien een eerste keer ontmoet na een lezing door Jozef De Kesel. Wij vonden elkaar staande bij de urinoirs. De hulpbisschop had het publiek geboeid.  Ik herinner mij dat de inspecteur met overdreven en gemaakte nederigheid over de lezing en de bisschop oreerde. Dat soort ontmoetingen laten een mens beseffen dat je eigen geest een paar versnellingen rapper gaat, en dat je hart wijder open staat dan dat van bepaalde anderen.
 

Op een donderdag in de maand december van 2005 kwam die vrij kleurloze kerel dus mijn les Godsdienst ‘inspecteren’. Zoals de wet van Murphy stelt, liep het juist die dag grondig mis met de planning. De projectie van de film “The Passion of the Christ” ging de mist in. De ophefmakende film, die misschien beter The Ordeal of The Suffering had geheten, was door een Marokkaanse Belg in mijn klas, Khalid geloof ik, handig thuis gelifestreamd en mij ter beschikking gesteld voor de les godsdienst. Streamen, iets dat intussen courante praktijk is. De jongen had echter de verkeerde knoppen bediend, en toen de screensaver was aangesprongen op zijn pc, was het beeld ook weggevallen… Tijdens de les bleek dat al na zes minuten het geval te zijn. Ik heb de les naar ik meen nog op het rechte spoor gehouden, met onder anderen een bevraging van wat het korte fragment had teweeg gebracht bij de leerlingen. De uitzonderlijke bezoeker, geflankeerd door een onaangekondigde onderdirectrice, ging na de les met mij in nabespreking in een groot en wat kaal lokaal. “Stel meer open vragen” was een zinvolle suggestie. Zelf was ik, hoewel ik innerlijk onder hoogspanning stond, de hele tijd vriendelijk, vrolijk en beleefd geweest naar de man. Maar terug thuis heb ik lopen ijsberen, en een blik omhoog naar de zwarte nachtlucht had meer inzicht gebracht in wat daar op school werkelijk was gebeurd. De gewezen leraar had mij lelijk de les gespeld, zonder merkbare opbouwende bijklanken of bedoelingen. Dat streamen toch illegaal was, had hij fijntjes opgemerkt, kon dat wel voor een les Godsdienst? Dat hij wat betreft het gebruik van film toch een omzendbrief had gestuurd naar ‘zijn scholen’ dat het gebruik van filmfragmenten in de les beter kon vermeden worden…? Hij leek ongevoelig voor het argument dat deze gloednieuwe film wereldwijd, ook juist in moslimlanden, door vele miljoenen geboeid werd bekeken, en dat de prent inhoudelijk in elk geval midden in het hart van de lessen Godsdienst viel. Bovendien, zo herlas ik op de tuintrap diagonaal, was de toon van zijn verslag geregeld spottend, wat ik in mijn protestbrief aanklaagde. Die negatieve, onbeschaamd betuttelende houding heeft mij toen zeer verbaasd.

“Van een begeleider van leerkrachten, ik verkies dat woord bewust boven inspecteur”, had ik geschreven, “verwacht ik een schouder aan schouder meewerken aan de moeilijke taak jonge mensen een boeiende, inspirerende opvoeding te geven”.

Persoonlijk bekeek ik die uitdaging jongeren goed les te geven en goed op te voeden ook juist vanuit mijn ervaringen met het begeleiden van mensen die verzeild waren geraakt in de psychiatrie. En vanuit een kindertijd waarin ik de eigen single mom zo goed mogelijk en zeer betrokken had bijgestaan. De inspecteur had op mijn didactisch werk in zijn verslag… louter negatieve kritiek gegeven. Geen enkel positief punt vond ik terug. Een verdacht teken, zo leek mij. Het betoonde enthousiasme, de vakkennis, de taal, de intense & vlotte dialoog met de kinderen… niets daarvan had hij opgepikt. De figuur deed zonder meer denken aan de gangbare commentaar die leeft onder leraren, dat de inspecteurs meestal typen zijn die niet goed zijn gebleken in het echte werk, voor de klas met de jongeren…

Op een loonbriefje uit die tijd dat ik opvis in een andere map, lees ik dat in die jaren voor een deeltijdse interim, andere waren er niet beschikbaar, precies 1042 euro netto werd uitgekeerd. Zeg nu zelf, is dat genoeg om, na het betalen van de vaste kosten door de maand in een dure stad als Leuven,  nog gezond en lekker voedsel zoals verse groenten en noten te kopen?

Eerlijk gezegd, als  ik die correspondentie doorneem en mijn beslissing beoordeel niet langer te solliciteren in het onderwijs, ben ik tevreden en zelfs trots. Ook al beschik ik over talent en zijn de noden groot, ik voel mij niet schuldig. Hebben intussen niet duizenden leerkrachten het onderwijs verlaten, en zijn honderdduizenden in vergelijkbare beroepen niet uitgevallen met burn out, depressie of andere mentale klachten?

Zelf heb ik als gevolg van dit soort beslissingen geen met aardolie derivaten aangedreven auto meer in bezit, en mijn huwelijk is een zachte dood gestorven. Maar zelf beleef ik de comfortabele en niet veel voorkomende situatie mijn demonen vrij goed onder controle te hebben. Ik heb er geen moeite mee, een uur zwijgend in de vlammen van het kampvuur te staren of een dag in volle eenzaamheid door de Hautes Fagnes te trekken. Aan non verbale reacties merk ik dat mijn verschijning vaak positief wordt beoordeeld. Geregeld verschijnt een respectvolle glimlach op de lippen van wie mijn pad kruist. Aanmoedigingen via de post zijn mijn deel. Dankzij mijn houding en activiteiten, denkwerk ook, beschik ik over een uitgebreide vriendenkring van fijne mensen en grote geesten. Als vrijwilliger organiseren ngo’s op het einde van het werkjaar voor ons vrolijke brouwerijbezoeken, boeiende gesprekken met kunstenaressen en een keer per jaar komt voor de collega’s de frietmobiel langs. Rik Torfs werd lyrisch toen hij er getuige mocht van zijn dat een man van over de vijfenvijftig  nog over zo veel levenslust kan beschikken. Mijn weg is een persoonlijk pad geweest. Met veel klimmen over grote rotsen, in weidse, eenzame landschappen. Maar ik kan iedereen in de ogen kijken. En bij het inslapen en zelfs in de dromen merk ik wel eens dat ik  zachtjes lig te lachen. (Hoewel boze dromen ook geregeld mijn deel blijven.) Als een hedendaagse Don Quichote die nooit de voetlichten op zich zag gericht, zoals hij als kind had gedroomd, maar die als een gelukkige mens zijn weg gaat, soms best wel vrolijk & meestal dik tevreden. In deze tijden is voor iedereen de toekomst onzeker. Meer en meer beroepen gaan voor de bijl van de robot en de AI. Velen moeten zich de vraag stellen, ga ik een leefbare oude dag kennen? En ook, heb ik wel goede waarden nagejaagd bij leven? Staat mijn persoonlijke waarheid nog overeind, nu er veertig of meer jaren zijn gepasseerd? Ga ik tevreden en zonder schaamte of gêne kunnen terugkijken in het sterfbed? Laat mij alvast maar gewoon doorgaan met het tekstueel openen van ogen en oren, en met het kleinschalig leveren van goede werken. 

 

 

Creative Commons gelden voor het delen van tekst en foto.

take down
the paywall
steun ons nu!