Boekrecensie -

Bezeten zoeken naar piano’s in Siberië

woensdag 5 mei 2021 18:52
Spread the love

 

All-in one boek

Wat hebben piano’s en Siberië met elkaar te maken? Blijkbaar heel veel volgens Sophy Roberts, een Britse reisjournaliste, gespecialiseerd in extreme bestemmingen. Ze studeerde Engels aan de universiteit van Oxford en journalistiek aan Columbia University, en ze schrijft voor de Financial Times, BBC, The Economist, Times Radio, Tortoise en voor The Royal Geographical Society.

De verdwenen piano’s van Siberië is haar eerste boek. Dat staat zeer nadrukkelijk op de achterflap. Een beginneling dus? Verre van. Met deze kanjer blaast ze niet alleen deze recensent van zijn (reis)sokken, maar ook de Amerikaanse reisschrijver Paul Theroux is zeer onder de indruk getuige zijn quote op de cover: ‘Een elegante reis door literatuur, geschiedenis en muziek maar ook langs revolutie, moord en verbanning. Geweldig!’ Inderdaad, het is een all-in one boek geworden dat alleen met superlatieven kan worden begroet, ook in een Nederlandse vertaling.

Obsessief bezig zijn

Siberië valt geografisch moeilijk af te bakenen en dat gaat ook op voor het onderwerp van Sophy Roberts boek dat initieel over de zoektocht naar verdwenen piano’s gaat, maar dat voortdurend uiteen waaiert in subthema’s die haar nieuwsgierigheid prikkelen en waarvoor ze gedurende jaren een streek bereisde die ongeveer een elfde van de landmassa van de aarde beslaat. Waar Siberië precies begint is niet zo duidelijk, ook niet voor Anton Tsjechov die schrijft: ‘De Siberische vlakte begint, geloof ik, in Jekaterinburg en eindigt de hemel weet waar’.

Ook Roberts wist niet waar ze zou eindigen wanneer ze in 2015 vriendschap sloot met een jonge Mongoolse vrouw Odgerel Sampilnorov die ze in de buurt van Karakorum ontmoette. Op haar negentiende speelde ze op een kleine geleende Yamaha-vleugel uit haar hoofd en zonder bladmuziek Mozart, Beethoven, Händel, Mendelsohn, Chopin, Schuman, Rachmaninov, Tsjaikovski en Skrjabin. Roberts nam het meisje onder haar vleugels en beloofde voor haar op zoek te gaan naar een van de verdwenen piano’s van Siberië.

Die belofte werd een obsessie voor de niet-Russisch sprekende Engelse journaliste – ze werkte met tolken – die niet eens zelf een pianiste was. Op zoek gaan naar verdwenen piano’s in zo’n onmetelijk groot gebied is zoiets als emmertjes water naar zee dragen. Ze was er zich van bewust dat er aan haar hele onderneming een steekje loszat, maar daar moet niets mis mee zijn. Integendeel. Een zekere vorm van bezetenheid is waarschijnlijk een voorwaarde om zich ergens à fond op en in te storten.

Tijdens haar intellectuele en fysieke tochten – ze las en verwerkte stapels boeken over Siberië, Rusland, literatuur en muziekgeschiedenis en trok drie jaar lang kriskras door een ijskoude, onbekende wereld die haar van de Oeral tot aan de Stille Zuidzee voerde – ontmoette ze een aantal merkwaardige mensen die stuk voor stuk even obsessief bezig waren met al even waanzinnige zaken. Neem nu bijvoorbeeld Aleksandr Batalov, de tijgerbeschermer die haar in zijn bos, waar hij de pootafdrukken van Siberische tijgers volgt, gouden haartjes in de sneeuw had laten zien.

Of Aleksandr Avdonin, een academisch geschoolde geoloog en mineraloog die de overblijfselen van de vermoorde Romanov-familie gevonden had in een bos bij Jekaterinburg. Of Leonid Kalosjin, de ex-Aeroflot-navigator die in armoe leeft in Oestkoksa, maar daar toch een concertzaal bouwde van Siberische lariks. Of de jazzpianist die zij in Altaj had ontmoet en die met zijn rijke Amerikaanse ritmes de sneeuw van het dak van zijn datsja lostrilde.

Een voorwerp met betekenis

Op haar zoektocht naar verdwenen piano’s balanceert Roberts voortdurend tussen heden en verleden. Zij stapt zowel de Siberische tragische geschiedenis van de goelag binnen, maar beweegt zich ook doorheen de Russische muziekgeschiedenis en literatuur en ze vergeet vooral niet om pianostemmers en andere muziekliefhebbers van nu te bevragen naar die verdwenen piano’s.

Het liefst, zo schrijft ze, had ze in de tweede helft van de negentiende eeuw gereisd, in de dagen dat Tsjechov reisde en de piano overal werd gehoord. Die reis naar de negentiende – en twintigste-eeuwse muziekgeschiedenis moet zij noodgedwongen in bibliotheken maken, maar door de weg van een voorwerp te volgen, de piano dus, hoopt zij dichter bij een begrip van de plek te komen. ‘Ik zou leren dat een ding nooit gewoon maar een ding is – dat iedere piano weer anders zingt vanwege de mensen die erop hebben gespeeld en die de houten bekisting in de boenwas hebben gezet.’ (p. 61)

Landschap een herinnering

De meer dan 400 pagina’s van dit boek zijn een verdichting van haar tocht die zij opdeelt in drie delen waarin zij naast het geografische element ook een chronologie verwerkt: ‘Pianomanie’ (1762-1917), ‘Gebroken akkoorden’ (1917-1991) en ‘De hemel weet waarheen’ (1992-nu). Op die manier reis je met haar mee in ruimte en in tijd. Het zal zeker niet toevallig zijn dat het eerste citaat waarmee haar boek opent van de historicus Simon Schama is die in zijn ‘Landschap en herinnering’ schrijft: ‘Zo gauw een bepaald landschapsidee, een mythe, een beeld, zich aan een bepaalde plaats hecht, ontstaat er een vreemde verwarring: de metaforen worden werkelijker dan waarnaar ze verwijzen en gaan in feite deel uitmaken van de omgeving.’

Iedereen kijkt ook met wat er in zijn/ haar achterhoofd aanwezig is. De goelag is niet alleen een plaats, maar een zwaar beladen begrip. Dat gaat ook op voor de kelder van het Ipatjev-huis in Jekaterinburg waar de Romanovs door de bolsjewieken vermoord werden. Ook de grootste opera van Rusland in Novosibirsk, ooit ‘het Chicago van de Sovjet-Unie’ genoemd, kan niet los gezien worden van het Stalin-regime. Dat gaat ook op voor Akademgorodok, het stadje met waarschijnlijk de aanwezigheid van de hoogste IQ-dragers  ter wereld, dat onder Chroesjtsjov werd gebouwd om Siberië technologisch snel te kunnen ontwikkelen.

Niet alleen landschappen, maar ook voorwerpen ontsnappen niet aan de idee-labeling die zich daar rond kan vormen. Ook de piano kreeg zo’n label over zich heen, schrijft Roberts: ‘Tijdens de culturele revolutie werd de piano vergeleken met een doodskist, en de muziek die eruit kwam met de rammelende botten van de bourgeoisie. In 1966 kwam de Rode Garde van Mao piano’s aan stukken slaan, muziekscholen plunderen en pianokleppen dichtspijkeren. Hun terreurcampagne dreef menig solist tot zelfmoord.’ (p. 200)

Als een matroesjka

Roberts vertrekt op haar zoektocht naar verdwenen piano’s, maar on the road vangt zij zoveel boeiende verhalen op die niets met haar onderwerp te maken hebben, maar waar ze toch niet aan voorbij kan gaan. Vandaar dat zij zich niet alleen ontpopt tot een pianozoeker, maar tot een nieuwsgierige onderzoeker die heel wat op haar bord krijgt. Roberts is zich daarvan bewust: ‘Ik was naar de Oeral gekomen om de laatste piano van de tsaar te vinden. In plaats daarvan vond ik een bizarre knoop in de verhouding van een land tot zijn verleden, waar ik geen wijs uit werd.’ (p. 174)

Dat haar boek zo breed uitwaaiert is echter geen zwakte, maar geeft er juist een heel speciale kracht aan. ‘Het thema van mijn boek – een weidse zoektocht naar Ruslands opmerkelijke overlevenden – draaide om al wat zeldzaam en aan het verdwijnen is. Dat vond ik een rechtvaardiging voor mijn zijpaadje.’ (p. 335) Dat schrijft ze wat verontschuldigend in haar epiloog en dat hoeft niet, want daardoor is het juist een Russische matroesjka geworden: een all-in one van vele verhalen en in verschillende formaten.

Piano in Ulaanbatar

Haar boek staat er, breed uitwaaierend maar stevig. Daarvoor zorgen de goede pen en de stevige structuur van de auteur wel. Roberts eindigt haar boek zoals ze eraan begonnen is. Ze heeft haar belofte aan Odgerel Sampilnorov ingelost. In haar flat in Ulaanbatar staat nu de Grotrian-Steinweg. Roberts heeft hem voor haar gekocht en van Novosibirsk laten overbrengen. Na een reis van 3.500 kilometer staat de vleugel daar nu onder een zorgvuldig gereguleerde luchtvochtigheid. ‘Het is de enige piano van zijn soort in heel Mongolië en hij blijft zingen met een van de mooiste stemmen die ik in mijn twee jaar zoeken heb mogen horen.’ (p. 341)

‘De verdwenen piano’s van Siberië’ is een intelligente en ambitieuze verkenning met heel veel boeiende zijpaadjes in de Siberische ruimte en tijd geworden. De vele zwart-witte, meestal historische foto’s visualiseren de zoektocht van Sophy Roberts bovendien uitstekend. Haar eersteling is zonder meer een voltreffer. Daarmee plaatst ze zich in de steeds groter wordende reeks van uitstekend schrijvende, Engelse reisauteurs waartoe – ik soms voor de vuist op – Robert MacFarlane, Rebecca Solnit, Jill Lawless, Stanley Stewart, James Stephenson, Michael Ignatieff, Louisa Waugh, Raynor Winn en zovele anderen behoren.

 

Boekcover

Sophy Roberts, De verdwenen piano’s van Siberië, Ambo/Anthos, Amsterdam, 2021, 416 blz., ISBN 9789026355059

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!