Essay -

Beste Stefan Hertmans, het heeft geen zin vaccinweigeraars egoïsten te noemen

Discussies over vaccinantiepolitiek stranden haast altijd in een regen van morele veroordelingen. Maar dat is politiek gezien volstrekt contraproductief. Bovendien leidt het af van wat er werkelijk aan de hand, aldus Thomas Decreus. "De covid-pas is het summum van neoliberaal bestuur"

woensdag 10 november 2021 17:31
Spread the love

 

Is het ideaal van individuele vrijheid ontaard in puur egoïsme? Volgens schrijver Stefan Hertmans alvast wel. In een recent verschenen essay stelt Hertmans dat de betogingen van vaccinweigeraars niet anders te interpreteren zijn dan een geperverteerde roep om vrijheid: “het opeisen van vrijheid om niét samen te werken, vrijheid om niét gevaccineerd te worden, vrijheid om democratische spelregels aan de laars te lappen”. Hertmans koppelt dit aan een uitgesproken morele kritiek op vaccinweigeraars. Wie de prik weigert die zet “de weldaden van de samenleving onder druk, verbranden […] de grond onder hun voeten als burgers […]”.

Eén van de belangrijkste oorzaken van deze morele ontaarding, zo schrijft Hertmans, is het neoliberalisme. Voor Hertmans staat de opkomst van het neoliberalisme gelijk aan de teloorgang van de verzorgingsstaat met haar duidelijke opdelingen in klassen en bijhorende, solide politieke breuklijnen. Wat we in de plaats van die overzichtelijkheid kregen is een verpulvering van het centrum, chaos en de teloorgang van solidariteit. Hertmans schrijft dat het politieke spectrum door “middelpuntvliedende krachten uit elkaar [wordt] getrokken. Het lichaam dat zo verscheurd wordt, is onze aloude sociaaldemocratie. Wat vroeger de grondstroom was – de zorg voor de anderen – is daardoor gaan lijken op iets bijkomstig, iets als de zijlijn.”

Het narratief rond de teloorgang van de welvaartsstaat, de opkomst van het neoliberalisme en vaccinweigeraars dat Hertmans in zijn essay ontwikkelt is helder, eenvoudig en daarom ook op het eerste zicht overtuigend. Er was eens een solide, op sociaaldemocratische leest geschoeide staat waarin solidariteit centraal stond. Toen kwam het destructieve neoliberalisme dat ons van solidaire medeburgers tot kille egoïsten transformeerde. Vaccinweigeraars zijn daar met al hun egoïsme het aanwijsbare dieptepunt van. Dit narratief valt niet enkel toe te schrijven aan Hertmans, het resoneert in andere vormen en gedaanten in de eerder linkse ruimten van het politieke landschap. Wat meteen ook verklaart waarom de tekst van Hertmans ruim gedeeld werd op sociale media.

Maar klopt het wel wat Hertmans schrijft? Volgens mij niet.

*

In dit essay wil ik een ander narratief ontwikkelen, één dat weggaat van individuele, morele culpabalisering of het binair tegenover elkaar plaatsen van individualiteit versus collectiviteit, egoïsme versus solidariteit. De basishypothese van waaruit ik wil vertrekken is de volgende: niet de vaccinweigeraars maar wel de introductie van de covid-pas en bijhorende moraliserende vertogen kunnen worden beschouwd als een dieptepunt van een neoliberalisme dat in diepe crisis verkeert.

Maar, laat me alvorens daartoe te komen, eerst even één en ander verduidelijken. Wanneer ik in de verdere loop van dit essay over neoliberalisme spreek, dan wil ik dat doen vanuit een specifieke interpretatie van wat neoliberalisme is. Hierbij zal de Fanse filosoof Michel Foucault mijn voornaamste gids zijn. Foucault begreep het neoliberalisme in de eerste plaats als een vorm van bestuur, een bestuurskunst. Dat laatste is een oud, wat gedemodeerd woord. Tegenwoordig spreken we liever over management. Maar management is erg nauw verwant met de notie van bestuur. Het woord management is afkomstig uit de dressuur: de oorspronkelijke betekenis slaat op het ‘in de hand houden’ van paarden. Of je het nu management of bestuurskunst noemt, beide woorden verwijzen naar een zelfde vorm van handelen: het sturen van gedragingen.

Besturen is niet zomaar een handeling. Het is een kunst. Dat wil zeggen dat het een bepaalde, bij voorkeur theoretisch onderbouwde visie veronderstelt waaraan een praktisch handelen – het eigenlijke besturen – kan worden gekoppeld. Doorheen de geschiedenis hebben uiteraard verschillende visies bestaan omtrent wat goed en effectief bestuur is. Die visies gingen op hun beurt gepaard met specifieke mens- en maatschappijbeelden. Welnu het neoliberalisme is zo’n visie van waaruit (vanuit waar of van waaruit) en waardoor een bestuurskunst werd ontwikkeld. Wanneer ik dus aangeef dat het neoliberalisme een vorm van bestuur is, dan bedoel ik dat het naast een geheel aan theoretische opvattingen ook, en misschien zelfs vooral, een praktische wijze is om het gedrag van mensen te sturen.

Sterker nog, het neoliberalisme kon als politiek-ideologisch project dominant worden omdat het al veel eerder als een vorm van bestuur in bedrijven, administraties en overheden sluipenderwijs werd ingevoerd. De geboorte van het neoliberalisme wordt doorgaans geassocieerd met de verkiezingsoverwinningen van Reagan en Thatcher, maar de ideologische shift die zij vertegenwoordigen werd in eerste instantie mogelijk gemaakt door een technisch-bureaucratische shift op het niveau van het besturen. Die verschuiving vond reeds plaats van het midden van de jaren zestig.

*

De neoliberale bestuursvorm kan worden gekarakteriseerd aan de hand van de zeer specifieke visie van waaruit ze vertrekt. Het neoliberale bestuur begrijpt het sociale altijd vanuit het economische. Gelijk welke maatschappelijke sfeer is volgens het neoliberalisme te begrijpen en te sturen volgens een marktlogica. Met dat gegeven zijn we ondertussen zo vertrouwd dat we er nauwelijks nog van opkijken. Of het nu het onderwijs, de cultuursector, het middenveld, de overheid, de gezondheidszorg of de sociale zekerheid betreft; alles wordt begrepen, vormgegeven en aangestuurd volgens een strenge economische logica van kosten en baten, vraag en aanbod. De hele maatschappij wordt begrepen, gemodelleerd en geëvalueerd volgens het model van de onderneming, vandaar ook dat ‘ondernemen’ als een haast universele deugd wordt beschouwd.

Tweede essentiële kenmerk van de neoliberale bestuursvorm is dat de mens geïnterpreteerd wordt als een homo economicus. Ook ieder individu is een onderneming, een ceo van zichzelf die in alle relaties een zorgvuldige kosten-baten analyse maakt. Het individu is daarbij steeds gericht op de realisatie van eigenbelang en wel op maximale wijze. Het neoliberale bestuur vertrekt dus vanuit een specifiek mensbeeld en reproduceert dat mensbeeld ook door middel van zijn bestuur: gedrag wordt bijvoorbeeld aan- of ontmoedigd door middel van economische prikkels. Denk aan de manier waarop tabaksprijzen systematisch verhoogd worden: de bedoeling is een economische prikkel te geven aan de tabaksconsument in de hoop dat die via een kosten-baten analyse de tabak laat voor wat die is. Wanneer er na een prijsverhoging minder gerookt wordt, dan bevestigt dat het mensbeeld van waaruit de maatregel überhaupt betekenis kreeg.

In dit tweede kenmerk zit eigenlijk ook een derde, specifiek kenmerk vervat dat belangrijk is om te benadrukken: het neoliberalisme als bestuursvorm gaat er steeds vanuit dat de homo economicus beïnvloedbaar is, zijn gedrag kan gestuurd worden door economische prikkels. Niet alleen wordt de mens dus tot een homo economicus gereduceerd, hij wordt tevens begrepen vanuit een behaviouristisch model waarbij de juiste economische stimulu het gewenste gedrag (kunnen) opleveren. Concreet betekent dit dat het neoliberale bestuur zelden directe bevelen geeft of verplichtingen oplegt, veeleer worden kaders, omgevingen of ruimtes gecreëerd die via bepaalde stimuli, ‘nudging’, het gewenste gedrag voortbrengen. Denk hier opnieuw aan het reeds gegeven voorbeeld van roken: roken wordt niet verboden, het is nog steeds ieders vrijheid om te beginnen of door te gaan met roken. Alleen wordt wel een kader geschetst waarin met dat roken steeds meer kosten gepaard gaan. Die kosten zijn financiële kosten maar ook kosten die betaald worden in termen van comfort, toegankelijkheid en levenskwaliteit: zo worden rokers steeds meer toegang tot plaatsen ontzegd, wordt het roken zelf steeds minder gefaciliteerd.

*

Het is de verdienste van Foucault geweest om het neoliberalisme als een bestuursvorm te herkennen en te beschrijven. Maar wat volgens mij te weinig aan bod komt bij Foucault – en dat heeft ook te maken met het feit dat hij zijn analyses van het neoliberalisme in de laten jaren zeventig maakte – is hoe het voelt om onder neoliberaal bestuur te leven? Wat doet het neoliberaal bestuur met je? Hoe ervaren mensen dergelijke vorm van bestuur? Tot welke affecten leidt het? Het neoliberalisme lijkt een quasi onzichtbare bestuursvorm te zijn, die dwingt zonder te bevelen. Concreet uit zich dat in een gevoel gestuurd te worden richting een bepaald gedrag zonder dat er iemand aan te duiden is die daadwerkelijk dwingt. Onder neoliberaal bestuur wordt het onderscheid tussen vrijheid en dwang, tussen stimuleren en verplichten steeds vager. Of het bestuur wordt beleefd als vrijheid of dwang hangt in belangrijke mate af van de subjectieve ervaring en maatschappelijke positie van het individu.

Laten we dat even concreet maken aan de hand van een klein, uit het leven gegrepen voorbeeld. Jarenlang heb ik geweigerd om me een smartphone aan te schaffen. Ik wilde het apparaat gewoon niet. Ik vond het een oncomfortabele gedachte om een verzameling apps in mijn broekzak te hebben die mijn doen en laten op allerlei wijzen volgden. Ik had er geen zin in om altijd permanent bereikbaar te zijn en wou ook – en misschien vooral – niet voortdurend afgeleid worden. Jarenlang heb ik die weigering moedig volgehouden, maar recentelijk ben ik toch overstag gegaan. Tegen mijn wil in, maar toch heeft niemand me gedwongen. Alleen was het wel zo dat mijn leven steeds complexer werd zonder die smartphone. Het betreden en mij voortbewegen door allerhande virtuele en fysieke ruimten was met steeds meer hindernissen bezaaid en ik zag me genoodzaakt om alsmaar grotere omwegen te nemen om eenvoudige doelen te bereiken. Daarnaast groeide de sociale druk met de jaren: tegenover vrienden, collega’s en familie was ik steeds meer uitleg verschuldigd, een uitleg die, althans in de oren van anderen, minder en minder overtuigend begon te klinken.

Werd ik gedwongen, of handelde ik uit vrije wil wanneer ik een smartphone kocht? Moeilijk te zeggen. Ergens tussenin. Het voelde eerder aan alsof de hele werkelijkheid rondom mij werd gemodelleerd om me die ene aankoop te laten doen. Niemand had mijn vrijheid geschonden, maar toch handelde ik niet uit louter vrije wil. Wat geldt voor een smartphone geldt bij nader inzien voor heel wat zaken. Het is een mechanisme dat constant en overal speelt. Je kan een zelfde analyse maken over met de auto rijden, over werk, over kinderen naar de crèche brengen, over een woning kopen en zelfs over de (intieme) relaties die we aangaan. Steeds opnieuw wordt, tot in den treuren toe en op de meest clichématige wijze, bevestigd dat we vrij zijn, dat we ons leven zelf in handen hebben, over ons eigen lot beschikken en voor onszelf verantwoordelijk zijn. Maar tegelijk worden we voortdurend gestuurd door het feit dat er gespeeld wordt toegangsmogelijkheden tot bepaalde ruimtes.

*

Het is niet zo ver gezocht om in de manier waarop de covid-pass wordt opgelegd een soort absurde, monsterlijke uitvergroting te zien van de neoliberale bestuursvorm. Ook in het geval van de covid-pass worden burgers op zich nergens toe verplicht. Buiten een paar heel specifieke groepen in de samenleving beveelt de overheid niemand om zich te laten vaccineren. Wel wordt voortdurend gespeeld met het kader waarin ongevaccineerden zich moeten voortbewegen. Er worden allerhande barrières opgeworpen die het dagelijkse functioneren van ongevaccineerden bemoeilijken en zelfs onmogelijk maken. Bedoeling is uiteindelijk dat ieder individu voor zichzelf een calculus maakt waarin baten en kosten worden afgewogen. Door de ‘kosten’ van het niet-gevaccineerd zijn systematisch op te drijven hoopt de overheid erop dat het aantal gevaccineerden zal toenemen. Het individu moet zijn eigen verantwoordelijkheid opnemen en vrijheid benutten om zichzelf het juiste gedrag aan te meten.

Door de keuze op te dringen aan het individu en het directe, collectieve bevel te mijden, wordt de maatschappelijke discussie over vaccinatie gereduceerd tot een kwestie van individuele verantwoordelijkheid en moraliteit. Wie zich niet laat vaccineren is voortaan een verwerpelijk individu, iemand die zijn of haar vrijheid verkeerd aanwent en daarom niks anders kan zijn dan irrationeel of immoreel. Wie zich wel laat vaccineren is dan weer rationeel, iemand die zijn of haar verantwoordelijkheid opneemt, een ‘burger’. De neoliberale bestuursvorm slaagt erin om politieke beslissingen te transformeren in een horizontale strijd tussen individuen, een strijd die zich afspeelt in een louter moreel register, met een duidelijke scheiding tussen ‘goed’ en ‘kwaad’. Een dergelijke strijd produceert geen enkel politiek inzicht, opent geen enkele deur naar bevrijding of emancipatie, maar leidt slechts tot blinde woede, rancune en achterdocht bij alle betrokken partijen. Emoties zonder verdere mogelijkheid tot politisering; doorgaans de perfecte voedingsbodem voor extreem-rechts.

De introductie van de covid-pas is dus een soort karikaturaal toppunt van neoliberale bestuurslogica, maar het is tegelijk, op meerdere vlakken, een symptoom van een algemeen breekpunt. De utopische kern van de neoliberale bestuursvorm bestaat uit de premisse dat er iets mogelijk is als sturing zonder dwang, een vorm van besturen die verzoenbaar is met individuele, negatieve vrijheid. Die utopie is vandaag definitief ingehaald door de realiteit. De vele vormen van indirecte dwang en sturing worden steeds meer ervaren als expliciete dwang. De legitimiteitscrisis die dat met zich meebrengt wordt op zijn beurt in de kiem gesmoord door toenemend (politie)geweld. Op die manier krijgt het neoliberalisme een uitgesproken autoritair gezicht. Dit proces is al langer bezig en is algemeen van aard, maar de introductie van de covid-pas vormt er een soort van ultieme bekroning van. Dit openlijke geweld waar het neoliberale bestuur zich steeds openlijker en onbeschaamder van bedient, jaagt op zijn beurt een verdere legitimiteitscrisis aan.

Waar we vandaag mee te maken hebben, is dus geen plotse opstoot van egoïstische individuen. Wel bevinden we ons middenin een bestuurscrisis. De methoden die de voorbije decennia gediend hebben om individueel en collectief gedrag te sturen, schieten tekort ten aanzien van globale uitdagingen als de pandemie of klimaatverandering. Vele sturingstechnieken worden niet meer aanvaard en vervallen in ordinair geweld in de ijdele hoop enige geloofwaardigheid af te dwingen. Dit gaat duidelijk ook gepaard met een epistemologische crisis: er bestaat een enorme verwarring en onduidelijkheid over welke instituties nog kunnen geloofd worden, wie in naam van wie mag spreken, wie gemachtigd is te handelen en op welke grond. Die epistemologische crisis is één van de oorzaken van de wildgroei aan paranoïde complottheorieën.

Eén van de meest prangende kwesties vandaag, bestaat erin een links en progressief antwoord te formuleren op deze neoliberale bestuurscrisis. Misschien moeten we die vraag ter hand nemen in plaats van morele banvloeken over elkaar uit te spreken.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!