De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Besnik en een sociale filosofie van de barmhartigheid: Een kleine etnografie

Besnik en een sociale filosofie van de barmhartigheid: Een kleine etnografie

maandag 3 mei 2021 12:49
Spread the love

 

NTT: Journal for Theology and the Study of Religion (submitted 2021)

Jenny-Louise Van der Aa (Tilburg University, Radboud Universiteit Nijmegen, KU Leuven)

 

Abstract in English

In this essay, I investigate the social philosophy of compassion and the practice of ‘doing a good deed’ as opening up possibilities for ethnography. I present the case of Besnik, a homeless village dweller and study the moral consequences of offering him help. By doing so, I engage in moral practices beyond my involvement as an anthropologist and learn some valuable lessons. These lessons are then discussed in a wider literature framework on compassion and toward an ethical anthropology in times of superdiversity.

 

In de Groene Amsterdammer werd eind vorig jaar een artikel gepubliceerd [1]rond het feit dat een meerderheid van de Tweede Kamer een motie van Forum voor Democratie – toen nog niet uiteengevallen – steunde die stelt dat Nederland zich in Brussel hard moet maken om het redden van mensenlevens op de Middellandse Zee strafbaar te stellen. Daar werd dan de vraag bij gesteld hoe het staat met barmhartigheid in dit land. Vanuit deze visie wordt barmhartigheid dus als een sociaal gegeven voorgesteld, en niet als een interpersoonlijke daad. Een ander kenmerk van barmhartigheid zou dan eerder samenvallen met gerechtigheid, want de ‘discretionaire bevoegdheid’ van de minister veroorzaakt partijdigheid en willekeur. Immers: “De wijze waarop een samenleving omgaat met kwetsbare mensen slaat terug op de samenleving zelf. Een samenleving waaruit de barmhartigheid is verdwenen, die mensen op zee wil laten verdrinken, die kwetsbare mensen niet wil helpen verhardt”.

In dit paper wil ik de notie van barmhartigheid verder uitdiepen aan de hand van een goede daad. Ik ging op stap met een dakloze en liet hem op mijn kosten winkelen. Ik zal in wat volgt de vraag stellen wat barmhartigheid is in de literatuur en hoe dit zich verhoudt tot mijn eigen goede daad. Ik wilde Besnik, een 43-jarige Roma man die zich steeds voor de lokale Albert Heijn positioneert, aanvankelijk helpen met een aantal zaken rond zijn gezondheid. Door onze gesprekjes zijn we kennissen geworden en vertelt hij soms hoe het er met hem en zijn familie aan toegaat. Ook kent hij mijn zoon van twaalf en refereert vaak aan hem als we mekaar zien. Omdat medische hulp bieden te moeilijk was, en ik Besnik toch wilde helpen, besloot ik om hem in plaats van enkele eurocenten te geven, mee te vragen in de Albert Heijn om met mij te winkelen. Dit leek me intuitief iets ‘goeds om te doen’.

Vragen die hierbij opkwamen: In hoeverre is Besnik overgeleverd aan mijn ‘genade’, of ‘discretionaire bevoegdheid’, aan ik die al dan niet beslist om hem geld of koffie te geven, of hem mee de winkel in te vragen? In hoeverre is Besnik laven en spijzen een werk van barmhartigheid (Grun 2009)? En wat is het verschil tussen rechtvaardigheid en barmhartigheid?

 

Een goede daad

 

Ik bespreek zoals gezegd de deugd van barmhartigheid en daarin specifiek het goede werk van de hongerigen spijzen (in tegenstelling tot het vooroordeel kocht Besnik geen bier, niet van een goedkoop en niet van een duur merk).

Hier komen we volgens de Wit (2009) bij een grens van de ethiek: wanneer wordt iets barmhartigheid? Besnik is als jobzoeker moreel onaanspreekbaar, anders stond hij daar niet. Hij trok deze conclusies, namelijk dat het voor hem onmogelijk is om de een of andere reden om ‘regulier’ werk te zoeken, dus al voor zichzelf (Daklozenkrant verkopen, giften aanvaarden van mensen,…). Op die manier ga ik met Besnik de woestijn in, als een vorm van bidden aan gene zijde van de ethiek, als met een ongenode gast die geen plaats aan de tafel heeft. Meer nog, er is een hier een spanning tussen buiten de gemeenschap staan (daklozenkrant verkopen als ‘job’) en deelnemen aan die gemeenschap (mensen groeten, vriendschappen opbouwen zoals met mij).

Maar, zegt Moyaert[2], barmhartigheid valt niet te reduceren tot zijnde mild en gemeenschapsbevorderend. We mogen met andere woorden de band niet doorknippen met de christelijke traditie maar de notie van hulpvaardigheid (christelijk) verdiepen. Als we een persoon eer bewijzen, erkennen we diens uitzonderlijke plaats in het universum (Moyaert, 719)[3]. Er is de weerloosheid en waardigheid van de mens. Zo verliezen mensen bvb. hun waardigheid door blootstelling aan ontbering (719)[4]. In het geval van Besnik zien we iemand die bedelt om geld waarmee diegene zichzelf nadien kan voeden. Deze concrete actie, het helpen van Besnik, kan niet gereduceerd worden tot welwillende hulpverlening: barmhartigheid grijpt volgens Moyaert plaats van persoon tot persoon, en niet als universele welwillendheid en/of hulpverlening (723)[5]. In dit geval wordt ook de gewone wederkerigheid opgeschort, want Besnik kan niet zonder meer zinvol participeren aan betekenisinteracties (gebrekkige kennis taal en sociaal kader). Ik ga deze goede daad dan ook in met het gegeven dat ik niets ‘verwacht’ van Besnik (geen dankbaarheid of appreciatie).

Ik zie de 43-jarige Besnik regelmatig met de Daklozenkrant aan de ingang van de lokale Albert Heijn staan. We slaan regelmatig een praatje en ook met mijn zoontje maakt hij kennis. Hij past hem zelfs een keertje op wanneer ik binnenga. In ons beider gebrekkige Engels en Frans praten we over vader- en moederschap, armoede en Rutte’s verwaarlozing. Ik besluit op een dag om hem te gaan helpen met een medisch probleem, maar omdat dat te gecompliceerd lijkt beslis ik op een gegeven moment spontaan om hem mee de winkel in te vragen. Mijn intentie is om niet tussen te komen, enkel mijn boodschappen te doen, en hem de zijne, en daarna gezamenlijk af te rekenen.

Ik plan om het idee aan Besnik voor te stellen de volgende keer als ik hem zie. Ik zal hem begeleiden naar de winkeldeur en proberen hem uit te leggen wat de bedoeling is. Daarna zal ik me terugtrekken en hem ontmoeten aan de kassa voor de afrekening.

 

Een mogelijk leerproces

 

Met deze goede daad wil ik graag werken aan de volgende leerdoelen: (1) stilstaan bij de dagelijkse realiteit (mindfulness); (2) karaktervorming om door te zetten met een goede daad (meer doen dan 5 euro geven) en (3) bestuderen wat barmhartigheid in mijn leven kan inhouden.

Bij (1) stel ik me tot doel om te vertragen, rustiger aan te doen, en het kleine rondom mij te observeren en werkelijk te bekijken in plaats van louter te bezien. Op deze manier ga ik voor mezelf na welke mogelijke obstakels me hinderen in mijn vaak jachtige bezigheden. Bij (2) is mijn doel om met de goede daad doorzettingsvermogen aan te leren en tot het einde te gaan, met name Besnik uitnodigen, hem begeleiden, voor hem afrekenen en afscheid te nemen. Met (3) beoog ik de theorievorming rond barmhartigheid van de Wit en Moyaert te toetsen aan de praktijk. Zo kan ik een eigen mening vormen rond het thema gebaseerd op een praktische ervaring.

Ik herneem de hierboven genoemde doelen. Met betrekking tot (1) zal ik bij de goede daad mijn tijd nemen. Meestal gebeurt het winkelen op een jachtige manier volgens een vooraf ingeprente tijdslimiet en met een vooraf geschreven briefje in de hand. Dat zal ik deze keer anders doen en mezelf en Besnik ruim de tijd geven om onze keuze te maken. Karaktervorming bereik ik door aanwezig te zijn in het moment en niet op te geven als niet alles loopt zoals ik had gepland. In verband met het derde punt zal ik aan de hand van de praktische interventie later notities maken en vergelijken met een aantal theoretische bespiegelingen om mezelf een mening rond het thema van barmhartigheid te vormen.

Wanneer ik met betrekking tot deze doelen enig resultaat of vooruitgang boek, zal ik de missie als geslaagd beschouwen. De dankbaarheid van Besnik, als we er van uitgaan dat hij moreel niet aanspreekbaar is, zal ik niet laten meewegen in de toetsing.

 

Resultaten

 

Op een zonnige donderdagmiddag begeef ik me naar de Albert Heijn in mijn buurt. Zoals steeds op donderdag staat er een rijzige, glimlachende man van Roma afkomst voor de deuren met de Daklozenkrant. Besnik is 43, afkomstig uit een gebied in het verre Anatolie. Besnik neemt op weekdagen de bus van het Belgische Turnhout naar Goirle om daar de krant te verkopen. Deze betrekt hij van Traverse, een Tilburgse daklozenorganisatie. Ik spreek hem aan en we praten zoals gewoonlijk enkele minuten over familie, ziek zijn en de problemen die daarmee gepaard gaan. Ik besluit om de goede daad uit te voeren en vraag hem om me naar binnen te vergezellen. Besnik verstaat me eerst niet goed en zegt “Me? Come WITH you?”. “Yes”, zeg ik,”you take what you want and I pay”. Hij laat zich dit geen twee keer zeggen, grist een karretje mee en volgt me op een afstandje. “You shop, I pay” zeg ik hem op een gemaakt gebrekkige manier, bijna kinderlijk. Besnik lacht en kijkt rond. Hij laadt enkele boodschappen in en (ver) zoekt me steeds om goedkeuring terwijl ik mijn eigen boodschappen doe. Ik ben eerst klaar en wacht op hem aan de kassa. Na mijn ‘goedkeuring’ op zijn vraag “Is OK?”, het karretje overschouwend, reken ik voor ons beiden af. Besnik wil ineens nog dingen gaan pakken maar ik weiger want ik heb al betaald. We gaan weer buiten. Besnik steekt snel alles weg in zijn tas, en zegt me goeiedag, een beetje snel omdat er weer ‘klanten’ de winkel in komen en hij klaar moet staan met zijn krant. “Fijne dag nog” is zijn laatste commentaar. Ik ga met mijn boodschappen weer huiswaarts.

Ik heb me vooraf drie duidelijke doelen gesteld: meer in het hier en nu zijn, mijn doorzettingsvermogen aanscherpen en onderzoeken wat een daad van barmhartigheid in de praktijk kan betekenen. Ten eerste voel ik dat ik tijdens de daad in een soort van tijdloos nu verkeerde, waarbij alles op het rustige tempo van Besnik gebeurde. Door het basisgehalte van de waren die hij kocht (afgeprijst varkensvlees, kookroom, goedkope afwassponsjes,…), realiseerde ik me ook de luxe van de producten die zich in mijn karretje bevonden. Er ontstond eigenlijk geen spanning bij het winkelen zelf. Het afrekenen was iets ongemakkelijker en ook de manier waarop Besnik nogal abrupt afscheid nam. Er kwamen gevoelens naar boven van ondankbaarheid en rancune. Toch ben ik erin geslaagd van in het hier en nu te blijven en deze emoties te beschouwen zonder er in mee te gaan. Ten tweede heb ik de kans gekregen om te werken aan mijn doorzettingsvermogen. Ondanks een paar moeilijke momenten heb ik toch doorgezet en ben ik rustig gebleven toen Besnik me steeds weer opzocht voor goedkeuring, de vervelende situatie bij het afrekenen en de abrupte be-eindiging van het contact. Ten derde was ik in de mogelijkheid om verder te reflecteren over mijn invulling van barmhartigheid en wat het betekent om deel uit te maken, al is het maar voor kort, van een symbolische praktijk die deze deugd instantieert. Ik ben het zeker eens met Moyaert dat barmhartigheid plaatsvindt in het persoonlijke ontmoeten, en dat het een symbolische praktijk van het christendom kan zijn: een symboliserend maar niet restloos gebruik, namelijk in verband met uiteenlopende verschijnselen van de menselijke bestaansconditie (in dit geval Besnik’s honger en dorst)[6].

Het principe van mindful omgaan met de soms moeilijke situatie zorgt voor een grotere aanwezigheid in het hier en nu. Daardoor heb ik geleerd om emoties niet de boventoon te laten voeren waardoor ook mijn doorzettingsvermogen gesterkt wordt: ik ben minder makkelijk door onvoorziene gebeurtenissen uit het lood te slaan. Ook ben ik er meer van overtuigd dat niet iedereen moreel aanspreekbaar is, en ondanks het feit dat we allen ten dele buiten de gemeenschap staan, er mensen zijn (geschapen naar het beeld van God) die we moeten eren simpelweg omdat ze mens zijn, niet omdat ze aan bepaalde conventies, wetten of regels voldoen.

In het vervolg zal ik mensen vanuit een symbolische praktijk (godsdienstig geinspireerd maar als verlengde van het menselijke) in een persoonlijk contact kunnen helpen met zaken waaraan zij behoefte hebben en die hen eren en centraal stellen als mens. Daarbij is het belangrijk om er niet van uit te gaan dat mensen te allen tijde moreel aanspreekbaar zijn waardoor bepaalde verwachtingspatronen vanuit deze vooropgestelde moraliteit vaak niet vervuld worden of niet haalbaar zijn. Dit contact moet plaats vinden in het hier en nu, zonder dat emoties de boventoon voeren en de overhand nemen. Zij kunnen wel een plaats krijgen in een mindful, beschouwend kader.

 

Discussie

 

Twee weken na de goede daad kom ik Besnik tegen aan de ingang van de supermarkt. Hij houdt me aan en spreekt de woorden “How are you in here” terwijl hij naar zijn kruis wijst. Enkele weken voordien had ik hem verteld dat ik aan de lies moest worden geopereerd wegens bloedklonters. Ik vertelde hem dat het beter ging en bedankte hem voor zijn vraag. Toen pakte hij mijn handen en zei “We prayed for you…for here” terwijl hij zijn handen losliet en opnieuw naar zijn kruis wees.

Deze kleine geste van Besnik betekende een wereld van verschil voor de interpretatie van een van de doelen van het onderzoekje. Ik was nog steeds mindful en ervan overtuigd dat ik doorzettingsvermogen en durf had ontwikkeld, maar van die verwachte wederkerigheid en die morele onaanspreekbaarheid was ik plots niet meer zo zeker. Besnik had vanuit het idee van een verwachting van wederkerigheid in mijn ogen ondankbaar gehandeld door zich meteen na betaling van mij af te zonderen en voort te gaan met zijn bedel- en verkoopspraktijk.  Maar het feit dat Besnik voor mij had gebid met zijn familie toonde aan dat er juist van een grote wederkerigheid in de vorm van een andere goede daad van barmhartigheid (‘bidden voor de levenden en de doden’) hier sprake was. Betekende dit dan ook dat mijn goede daad daardoor onbetekenend was geweest, want niet in lijn met Moyaert’s visie op de morele onaanspreekbaarheid bij werken van barmhartigheid?

Uit (a) blijkt vooral dat wij ook maar mensen zijn, en dat iedereen in het hier en nu een inschattingsfout kan maken. Daarom is het belangrijk om zowel in het hier en nu te zijn, waarin dingen gebeuren en emoties ons kunnen overdonderen, als het bredere plaatje te blijven zien. De dankbaarheid die Besnik heeft tentoongespreid is van een ongezien niveau, een niveau dat vooraf, in het hier en nu, moeilijk voorspeld kon worden. Terwijl ik gezien zijn situatie overtuigd was van de morele onaansprekelijkheid van Besnik, bleek de man gewoon aan het werk te zijn op zijn manier waardoor er geen ‘klanten’ mochten gemist worden. Maar mijn goede daad werd wel degelijk geregistreerd en dit op een vooraf niet in te schatten manier. Ook als Besnik niet dankbaar was geweest, was mijn daad er een van barmhartigheid geweest.

Met De Wit[7] zie ik barmhartigheid niet als liefdadigheid maar dienstvaardigheid m.b.t. de eer van de ander (waardigheid) waarbij ik Besnik’s uitzonderlijke plaats in het universum kan bevestigen. Het instantieert zo een kritiek op het liberale intellectualisme waarmee een eenvoudige godsdienstpraktijk tegenwoordig wordt weggehoond, door op deze manier bewondering uit te drukken voor Besnik en hoe hij in het leven staat. Barmhartigheid is volgens De Wit de erkenning en de praktijk van het feit dat wij als singuliere mens altijd buiten de samenleving staan en dat geen enkel mens volledig samenvalt met de gemeenschap. Daarom is Besnik ontologisch gezien geen uitzondering: hij bestaat, en net zoals ik, bestaat hij als mens buiten de gemeenschap (Burggraeve 2015). Het gaat me om oog in oog te staan met morele uitzichtloosheid, met mensen die niet meer moreel aanspreekbaar zijn, maar waarin wel de heiligheid van de persoon te ontdekken valt, geschapen naar de gelijkenis van God (Naar zijn beeld schiep Hij hen, Genesis 1). Door Besnik’s gebed instantieerde hij zelf een daad van barmhartigheid, en was wederkerigheid het gevolg, ondanks Moyaert’s interpretatie van barmhartigheid als belangrijk onderdeel van de omgang met personen die (deels) moreel onaansprakelijk zijn.

 

Etnografische lessen

 

Met deze kleine etnografische studie kunnen we zien dat de praktijk van barmhartigheid zowel op fysiek (de dorstigen laven, de hongerigen voeden) als op mentaal vlak (bidden voor de levenden en de doden) plaatsgrijpt. Op beide niveau’s is er een discussie mogelijk van al dan niet moreel aanspreekbaar zijn, en de mindful en doorzettende stap naar een goede daad is een goede houding die belangrijk is in het dagelijks leven. Wanneer deze goede instelling/praktijk kan worden omgezet in pedagogisch handelen kan er een overdracht plaatsvinden van leraar naar leerlingen, van trainer naar sociaal werkers, van burgemeester naar burgers en zo meer.

Het verhaal van Besnik toont aan dat de morele aansprakelijkheid van op het eerste gezicht buiten de maatschappij staande individuen, geen rem mag zijn op het goed handelen en het verrichten van goede daden. Immers, staan wij niet allemaal deels buiten de maatschappij en zijn wij niet allemaal existentieel alleen? Ook dit tweede inzicht kan mits een zinvol pedagogisch handelen op anderen worden overgedragen. Voorbeelden van mogelijke goede daden zijn legio: van het helpen van kansarmen tot het luisteren naar het verhaal van een ‘lastige’ drugsgebruiker.

Hoe kunnen we hier nu lessen uit trekken voor de etnografische praktijk? … [aanvullen]

Besnik toont tot slot aan dat wij allen slechts mensen zijn, in een christelijke lezing gemaakt naar een evenbeeld van God, die door samen voor en met elkaar te bidden tot goede daden kunnen overgaan, dat er niemand exclusief buiten de maatschappij staat, maar dat we in een mindfulle omgeving allen in hetzelfde schuitje van het neoliberaal systeem zitten. Als we dit systeem willen veranderen, zullen we met de kleine dingen gedragen door grote alternatieve waarden moeten beginnen. Besnik toont dat sprankeltje hoop.

 

  1. Literatuurlijst

Burggraeve, R. (2015). ‘Geraakt tot in zijn ingewand’. Het mededogen van de barmhartige Samaritaan en de kracht van de “kleine goedheid”. In: Hoog tijd voor een andere God. Bijbels diepgronden naar de zien van ons mens-zijn, Leuven: Davidsfonds.

De Wit, T. (2009). De gewonde gemeenschap. Over barmhartigheid en gevangenschap. In: Van Iersel, A. & D. Eerbeek (red.). Handboek Justitiepastoraat. Eindhoven: Damon

Grün A. (2009). Leven met compassie. De zeven werken van barmhartigheid. Averbode: Forte/Averbode.

Moyaert, P. (2007a). Barmhartigheid: Transcendentie verdragen. Tijdschrift voor Filosofie 69: 713-732.

Moyaert, P. (2007b). Iconen en beeldverering. Godsdienst en symbolische praktijk. Amsterdam: SUN.

 

 

Bijlagen / illustraties

 

  1. Lijst van gekochte producten

Varkensrollade, 35% korting  2.35

Schuursponsjes AH merk  0.99

2 potjes verse room   1.68

Pakje koffiepads 2.39

Brood Zaans wit 0.89

 

Totaal: 8,3 euro

 

 

Helaas wilde Besnik geen foto maken.

[1] https://www.groene.nl/artikel/waar-is-onze-barmhartigheid-gebleven

[2] Moyaert 2007a

[3] Moyaert Ibid.

[4] Moyaert Ibid.

[5] Moyaert Ibid.

[6] Moyaert, P. (2007b). Iconen en beeldverering. Godsdienst en symbolische praktijk. Amsterdam: SUN.

[7] De Wit, T. (2009). De gewonde gemeenschap. Over barmhartigheid en gevangenschap. In: Van Iersel, A. & D. Eerbeek (red.). Handboek Justitiepastoraat. Eindhoven: Damon

 

file-20190528-193544-j6g0ue

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!