Foto Leo (archief: indymedia.be)
Essay, Nieuws, Samenleving, België, Beschuttende werkplaats, Gent, Gust Van den Berghe -

Beschut in de werkplaats. Maar waartegen?

De jonge cineast Gust Van den Berghe gooide hoge ogen met de film “En Waar de Sterre Bleef Stille Staan” waarin mensen met een beperking de hoofdrollen vertolken.

donderdag 24 februari 2011 15:00
Spread the love

Mocht er ooit iemand geïnspireerd door dit succes op het idee komen om een remake van Chaplins “Modern Times” te maken met gehandicapten in de hoofdrol, dan zou een documentaire over beschutte werkplaatsen misschien wel kunnen volstaan.

In dit tweede deel in onze reeks over de sociale economie gaan we wat dieper in op de beschutte werkplaatsen. Beschutte werkplaatsen zijn ontstaan na de tweede wereldoorlog, oorspronkelijk als liefdadigheidsinstellingen die als doel hadden mensen met een handicap ‘bezig te houden’. De term ‘beschutte werkplaats’ werd voor het eerst gebruikt in de ‘wet betreffende de scholing, omscholing en sociale herscholing van de mindervalide’ uit 1958.

Vijf jaar later werd dan in de ‘wet op de sociale reclassering van de mindervalide’ de functie van de beschutte werkplaatsen nader bepaald. Een beschutte werkplaats diende voortaan betaalde arbeid aan te bieden aan mensen met een handicap én hen indien mogelijk begeleiden en aanpassen aan de eisen van de reguliere arbeidsmarkt, zodat ze daar op termijn tewerkgesteld kunnen worden. Met deze wet werden voor het eerst ook economische doelstellingen geformuleerd..

Tegenwoordig zijn er in Vlaanderen 68 beschutte werkplaatsen die zo’n 14000 ‘doelgroepwerknemers’ tewerkstellen. Die doelgroepwerknemers zijn volgens VLAB – de federatie van beschutte werkplaatsen – ‘personen met een arbeidshandicap die tijdelijk of definitief niet op de gewone arbeidsmarkt terecht kunnen’. Ze krijgen voor hun arbeid het wettelijk gewaarborgd minimumloon.

Beschutte werkplaatsen moeten het statuut van VZW hebben. Maar ze zijn wel verplicht om op zijn minst break-even te draaien. Wanneer dat niet het geval is zijn ze verplicht managementsmentsondersteuning in te kopen bij een adviesbureau. Dat is zelden nodig: beschutte werkplaatsen blijken behoorlijk winstgevend te zijn. Die winst mag wel, aangezien de VZW-wetgeving niet aan de werknemers ten goede komt.

‘Sociaal’ of ‘economie’?

Met de wet van 1963 werd tezelfdertijd voor een pak mensen meteen ook de laatste kans op betaalde tewerkstelling afgesloten. Sindsdien is het met de beschutte werkplaatsen net zo gegaan als in de rest van de sociale economie. Naarmate ze meer institutionaliseerden, werden ze gaandeweg ook steeds minder ‘sociaal’ en steeds meer ‘economie’.

Ook de motor achter deze evolutie is dezelfde; namelijk de steeds uitgebreider wordende regelgeving van de overheid. Dat in combinatie met de bemoeienissen van de werkgevers uit de reguliere economie die de beschutte werkplaatsen maar met een scheef oog bekijken. Huidig UNIZO voorzitter Karel Van Eetveld heeft vorig jaar nog een aanval gelanceerd op de beschutte werkplaatsen die volgens hem ‘valse concurrenten’ zijn en ‘werk bij reguliere KMO’s wegkapen’. Nog volgens Van Eetveld zijn beschutte werkplaatsen een vorm van ‘onterecht inzetten van belastingsgeld’.

Dat beschutte werkplaatsen flink gesubsidieerd worden is natuurlijk waar, samen krijgen ze zo’n 210 miljoen euro aan subsidies per jaar. Maar ook werkgevers in de reguliere economie kunnen loonsubsidies krijgen om het productiviteitsverlies bij werknemers met een (arbeids)handicap te compenseren. Alleen wordt daar nauwelijks gebruik van gemaakt.

Wij hebben niet voor niets de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld: werkgevers lijken het hier collectief te vertikken om ook iets minder productieve werknemers in dienst te nemen of te houden, zelfs als ze daarvoor een (forse) loonsubsidie kunnen krijgen. Ze worden daarbij geen strobreed in de weg gelegd; de ‘responsabilisering’ waar onze overheid voortdurend de mond van vol heeft geldt blijkbaar alleen voor werkzoekenden en niet voor werkgevers.

Nochtans was het in het kader van de Lissabon-doelstellingen de bedoeling dat tegen 2010 – nu dus – tien procent van de werknemers op de reguliere arbeidsmarkt zou bestaan uit werknemers met een (arbeids)handicap. Dat cijfer is in de verste verte niet gehaald. Men houdt ook vast aan de behoorlijk wereldvreemde doelstelling om werknemers naar de reguliere arbeidsmarkt te laten doorstromen, gezien volgens onderzoek nauwelijks één á twee procent dat ook daadwerkelijk kan.

De overheid trekt naar eigen zeggen dus wel de inclusie-kaart, maar weigert tezelfdertijd andere maatregelen dan loonsubsidies (waar zoals gezegd nauwelijks gebruik van gemaakt wordt) te nemen die de reguliere arbeidsmarkt toegankelijker zouden kunnen maken.

Kort samengevat komt het erop neer dat tegenwoordig net als in de reguliere economie ook in de beschutte werkplaatsen de regel geldt: wie niet mee kan, vliegt eruit.

Wat ze daarentegen wel gedaan heeft is een aantal maatregelen nemen die ook de beschutte werkplaatsen ontoegankelijker maken. Al in 1999 heeft men het aantal arbeidsplaatsen in de beschutte werkplaatsen beperkt en vastgelegd op ongeveer 14000 VTE. Maar even later heeft men ook de toegangsregeling tot de beschutte werkplaatsen gewijzigd waardoor het aantal potentiële werknemers fors is toegenomen.

Het is niet moeilijk te raden wat de gevolgen zijn als men tegelijk het aantal plaatsen beperkt én het aantal gegadigden uitbreidt. En al helemaal niet als dat binnen een sector gebeurt die zich steeds sterker economisch profileert. Dat is onder meer te zien aan de steeds meer gehanteerde interim contracten en contracten van tijdelijke duur, de toenemende werkdruk enzovoort.

In een dergelijke context gaat men algauw die werknemers selecteren die het best renderen. Kort samengevat komt het erop neer dat tegenwoordig net als in de reguliere economie ook in de beschutte werkplaatsen de regel geldt: wie niet mee kan, vliegt eruit. Binnen de sector zelf heeft men het eufemistisch over de ‘toegenomen uitval’.

‘Doelgroepwerknemers’

Er bestaat vrij veel onderzoek naar beschutte werkplaatsen. Meestal gaat dat onderzoek over kosten, baten en voor- en nadelen. Kosten en baten voor de samenleving, de sociale zekerheid of de economie welteverstaan.

Zo wordt voortdurend benadrukt en herhaald dat de gesubsidieerde tewerkstelling goedkoper is dan mensen een uitkering geven en gunstig uitpakt voor de economie. “Daar wordt iedereen beter van: wie werkt, draagt bij aan de sociale zekerheid, betaalt belastingen en wordt opnieuw consument.” heet het bij VOSEC.

De mensen die in de beschutte werkplaatsen werken en om wie het zogezegd allemaal draait blijven hierbij meestal volledig buiten beeld. Ook op de sites van VOSEC en VLAB komt geen enkele ‘doelgroepwerknemer’ aan het woord.

Bij onderzoek dat die werknemers wél aan het woord laat valt vooral op dat wat zij vertellen vaak nogal sterk afwijkt van wat de sector zélf wereldkundig maakt. Dat begint al bij de manier waarop mensen in een beschutte werkplaats terechtkomen. Mensen die in een beschutte werkplaats werken doen dat omdat ze elders geen kans krijgen en dus geen keuze hebben. Maar ook om dan maar in een beschutte werkplaats te gaan werken kunnen ze eigenlijk niet zelf kiezen.

De toegang tot een beschutte werkplaats wordt geregeld aan de hand van normen en criteria waar ze zelf niets aan te zeggen hebben en die door anderen bepaald worden. In de praktijk betekent dat dat de eventuele werknemers uitgebreid getest en gescreend worden om te kijken of ze wel in aanmerking komen.

Het komt er eigenlijk op neer dat er nagegaan wordt of ze wel ‘abnormaal’ genoeg zijn om niet op de reguliere arbeidsmarkt terecht te kunnen en tezelfdertijd dan toch ook niet ‘abnormaal’ genoeg om in aanmerking te komen voor een uitkering. Deze procedure wordt door de betrokkenen als onrechtvaardig en vernederend ervaren. En terecht. Het is een sterk objectiverende aanpak, die ook zo ervaren wordt.

En dan is er het werk zelf. Het soort werk dat in een beschutte werkplaats verricht moet worden is veelal simpel, eentonig, repetitief en saai. En ook door de mensen die het moeten doen wordt dat wel degelijk zo ervaren. Bovendien biedt het werk geen kansen op groei of ontwikkeling en worden mensen vooral ingezet daar waar ze het best renderen en niet bij wat ze zelf zouden willen.

Kortom, beschutte werkplaatsen lijken wel ontsproten aan het brein van managementsgoeroe Frederick Taylor, de uitvinder van de lopende band die een ‘man van het type van een os’ als de ideale werknemer beschouwde en wiens ideeën Charlie Chaplin inspireerden bij zijn ‘modern times’.

Beschutte werkplaatsen bieden hun werknemers naar eigen zeggen ‘zinvolle arbeid’ waar ze fier op kunnen zijn en waaraan ze eigenwaarde kunnen ontlenen.

Veel valt daarvan nochtans niet te merken wanneer je gaat kijken naar wat die werknemers zélf vertellen over hun werk. Een hele verzameling dergelijke getuigenissen valt te lezen in “werken in een beschermde werkplaats”, een publicatie van ‘Onze Nieuwe Toekomst vzw’, de beweging “van, voor en door mensen met een verstandelijke beperking” (die begin dit jaar nog de cultuurprijs voor vrijwilligerswerk won)

Eén werknemer stelt het als volgt: “Ik wil mijn werk zelf niet tonen op foto’s. Dat is mijn privé. Want sommigen lachen mij uit! Ze vinden het heel kinderachtig wat ik daar doe. Ze lachen ons vierkant uit. Omdat we het te langzaam doen of te rap. Meestal is het voor mij zélf te eenvoudig. Voor mij persoonlijk is het kinderspel. Ik vind dat ik het soort werk privé moet houden. Er zijn andere zaken dan het werk die veel belangrijker zijn. Ik wil mijn werk niet laten zien op foto’s. Dan zien ze wat wij als belachelijk werk doen! Bijvoorbeeld: stofzuigzakken opplooien. Ik vind dat een werkske dat iedereen aan kan. Of nog zoiets: beugels in bakken stoppen. Of plakkertjes op snoeren plakken. Dat is ook zoiets belachelijk.”

En iemand anders vertelt: ”waslappen omdraaien als ze gestikt waren. Verkeerd gestikte waslappen weer open doen. Hoeken recht trekken. Dat was continu hetzelfde werk. Daar zit geen variatie in. Ik dacht op den duur: God jongens! Dat is hier altijd hetzelfde! Ik had daar veel stress van.”

Wij worden behandeld als vetplanten

Dat is zo’n beetje de algemene teneur doorheen het hele boek. Verder zijn er klachten over de verhouding met de begeleiders (“Daar spelen ze met onze voeten.”); het gebrek aan informatie en inspraak (“De monitors spelen de baas en luisteren niet naar ons.”); de vele regels (“Wij moeten stil zijn en zwijgen. Als we praten, dan reclameren ze.”); de werkdruk (“Het is hard werken bij ons. Ze profiteren er van. Opjagen. Er achter zitten. Omdat ze winst willen zien. De motor draaiend houden. Achter ons zitten. Vandaag komt er werk binnen! En dan diezelfde dag moet dat weer buiten!Tegen ‘s avonds ben je pompaf. Het gaat te rap. Ze overdrijven.”); het gebrek aan waardering (“We willen respect krijgen voor ons werk. Wij moeten wel respect tonen voor hen, dat ze niet verdienen. Want wij worden behandeld als vetplanten. Wij mogen ons niet verdedigen, want dan zijn wij de klos. Wij zijn individuen, geen planten! We zijn geen robotten,hé.”)

Veel positiefs daarentegen hebben deze werknemers niet te melden over beschutte werkplaatsen en als je dat allemaal leest is het misschien niet zo verwonderlijk dat zowel VOSEC als VLAB ervoor kiezen hun werknemers niet aan het woord te laten…

Beschutte werkplaatsen beweren de ‘maatschappelijke integratie’ van hun ‘doelgroepwerknemers’ te beogen. (Nu getuigt mensen willen integreren in de samenleving, door ze van die samenleving weg te houden door ze samen te zetten met ‘soortgenoten’ en dat onder begeleiding van ‘normale mensen’ van een nogal merkwaardige opvatting van maatschappelijke integratie.) Je kan werkgevers niet allemaal over dezelfde kam scheren, maar eigenlijk integreren ze hun werknemers toch voornamelijk in het productieproces, als uitvoerders van arbeid die op de reguliere arbeidsmarkt moeilijk op een rendabele manier kan uitgevoerd worden.

Koen De Stoop

 

take down
the paywall
steun ons nu!