Bron: Arno Van Overberghe
Essay, Getuigenis - Arno William Van Overberghe

Ben ik dan niet zwart?

Arno William Van Overberghe is van Belgo-Congolese afkomst. Jongeren als Arno, die wel eens mixed-race worden genoemd, worden vaak vereenzelvigd met zwarte mensen. Nochtans zijn ze dat niet. In 'Ben ik dan niet zwart?' beschrijf hij het moment van die gewaarwording en hetgeen daartoe geleid heeft. Het is voor hem één van de sleutelmomenten in het ontwikkelen van zijn persoonlijkheid. In zijn getuigenis beschrijft hij de moeilijkheden waarop hij stuitte, opgroeiend met een Vlaamse en Afrikaanse ouder en hoe hij leert omgaan met beide culturen.

maandag 15 maart 2021 20:22
Spread the love

 

Dat ik niet zwart ben, weet ik. Dat heb ik altijd geweten. Ik ben van gemengd ras, zowel wit als zwart. Even wit als zwart zelfs. Toch heb ik dat witte erfgoed steeds verwaarloosbaar geacht. Een witte persoon zou in mij steeds een niet-witte jongen zien. Het maakt niet uit hoe weinig zwart ik ben, want zelfs dat beetje zwart zorgt er al voor dat het water niet meer zuiver is en dus niet te drinken valt.

Ik ben niet helemaal wit, dus ik ben helemaal zwart. Dan is er geen verschil tussen van gemengd ras zijn en zwart zijn. Dat is de conclusie waartoe ik als tiener ben gekomen en waar ik lang vrede mee heb genomen.

Mijn goede vriend Marc besloot deze bubbel te breken. Ik weet niet meer hoe of waarom we tot dat gespreksonderwerp zijn gekomen. Wel herinner ik me dat de les die hij me leerde pijnlijk en confronterend was.

“Je bent niet zwart. Je behoort niet tot het zwarte ras”, zei Marc. “Raciale identiteit heeft te maken met huidskleur en de gevolgen ervan.” Die gevolgen zijn veelal ervaringen met racisme en onderdrukking. Het lijkt flauw om daar identiteit uit te putten, maar het kunnen onderdrukken en uitsluiten van bepaalde mensen is dan ook de enige bestaansreden van raciaal onderscheid en de reden waarom huidskleur relevant is. “Als persoon met getinte huidskleur, beleef je niet dezelfde ervaringen als mensen met een donkerdere huid”, vervolgde hij. “Je hebt, net als ik, al veel racistische ervaringen beleefd. Maar jouw lichte tint zorgt ervoor dat jouw ervaringen met racisme minder ernstig en frequent zijn dan de mijne. Daarbovenop heb je een Vlaamse naam: op papier ben je niet te onderscheiden van Tim Janssens met blauwe ogen en blond haar. De kers op de taart is nog dat jouw kleur onder de noemers ‘mooi’ en ‘exotisch’ wordt begrepen. Op de mijne wordt bijna universeel neergekeken.”

Ongelijk kon ik hem niet geven. Ik prijs me gelukkig dat ik een Vlaamse naam draag. Toen ik jonger was, heb ik overwogen om ook de naam van mijn moeder te dragen. Maar mijn ouders hebben me dat toen stevig afgeraden omwille van de zeer waarschijnlijke gevolgen dat dat zou hebben. Daarnaast heb ik ook altijd geweten wat colorisme is. Zelfs binnen geracialiseerde groepen is een lichtbruine huidskleur vaak gegeerd. Die huidskleur opent meer deuren en staat dus in direct verband met iemands kansen op succes en zijn welzijn. Deze tendens is niet alleen merkbaar in het Westen, maar ook in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

Mijn lichte huidskleur is wel relevant. Maar ben ik daarom niet zwart? Omdat ik wat minder pigment heb en wat minder racisme heb meegemaakt? “Het is dieper dan dat”, stelde Marc. “De gemeenschappelijke roots en de manier waarop de wereld ons behandelt, dat creëert een gemeenschapsgevoel. De gemene ervaringen zorgen voor gemene inzichten en verlangens. Jij hebt die roots deels meegekregen, maar ook niet in dezelfde mate. Als je zowel de roots niet hebt, als de ervaringen niet deelt, kun je dan wel stellen dat je behoort tot dezelfde etnische groep? We hebben veel gemeen, maar zijn niet hetzelfde.”

Ik heb nog zo mijn best gedaan om Marc tegen te spreken en stelde dat als er al verschillen zijn, ze marginaal en onbeduidend waren. Een aantal praktische voorbeelden snoerden me echter al snel de mond: “Waarom wordt Kompany algemeen onthaald als held, maar krijgt Lukaku keer op keer apenkreten naar zijn hoofd geslingerd? Waarom is de enige niet witte nieuwslezer bij de VRT van Belgo-Burundese achtergrond en geen louter Burundese? Wij zijn niet hetzelfde, Arno.”

Het hele gebeuren voelde aan als een duel: Marc hanteerde feiten en logica, en ik maakte mezelf alles wijs wat mij een gevoel van toebehoren zou geven. Ik had mezelf steeds geïdentificeerd met een groep, waartoe ik niet behoorde en met ervaringen die ik niet ten volle had beleefd.

Nog voor de schaamte en eenzaamheid mij konden vatten, besloot ik alles wat Marc had gezegd te ontkennen en vast te houden aan het weinige resterende van mijn doorprikte bubbel.

*

In de daaropvolgende maanden, namen de Black Lives Matter-protesten in België plaats. Die protesten scheurden de wonde die ik na het gesprek met Marc had, weer open. Als ik niet zwart ben, wat ben ik dan? Hoe moet ik mij voelen ten opzichte van het geweld dat zwarte mensen meemaken?

Ik ben toen tot een aantal belangrijke conclusies gekomen. Ten eerste, maak ik deel uit van de zwarte gemeenschap. Ik mag dan wel niet zwart zijn, maar ben wel getogen door een zwarte moeder. Ik ken de waarden en normen van Afrikanen in België en draag die hoog in het vaandel. Ik ken de Congolese cultuur grotendeels en houd ervan. Ik heb ook weet van en oog voor de pijnpunten van de Afro-Belgische gemeenschap. Het is weliswaar een lichte nuance. Maar ondanks dat ik niet zwart ben, voel ik me thuis onder zwarte mensen. De reden daarvoor is dat ik deel uitmaak van dezelfde gemeenschap als zij.

Wel is belangrijk dat ik mijn plaats ken binnen de safe spaces van zwarte mensen. Wanneer bijvoorbeeld colorisme of racisme ter sprake komen, is mijn stem ondergeschikt aan die van een zwarte persoon. Dit omdat diens ervaringen ernstiger en meer talrijk zijn dan de mijne.

Wat het geweld waar zwarte mensen wereldwijd het slachtoffer van zijn betreft, maakt het niet uit of ik zwart ben en tot welke gemeenschap ik al dan niet behoor. Dat geweld is in de eerste plaats geweld tegen mensen. En geweld tegen mensen is iets dat iedereen aangaat, waar iedereen tegenstander van hoort te zijn en waar iedereen tegen in opstand zou moeten komen.

*

De conclusie van wat in feite een identiteitscrisis was, komt er na een gesprek dat ik heb gehad met Maya. Zij en ik namen in de zomer van 2020 de trein naar Gent na een perfect legaal verjaardagsfeestje in Dendermonde. Maya is één van de medeoprichters van Umoja en iemand voor wie ik veel achting heb. Ze was destijds recent afgestudeerd van de UGent.
Ik vertelde Maya over het gesprek dat ik heb gehad met Marc, over de nood om ergens toe te behoren en over mijn frustratie over het feit dat ik mijn afkomst met moeite in het Nederlands kan beschrijven zonder racistisch of koloniaal geladen woorden als ‘gemengd ras’ of ‘mulat’ te gebruiken. Ik vroeg haar ook of zij, als dochter van een Zambiaanse moeder en Vlaamse vader, met diezelfde gevoelens heeft gezeten.

Die avond had ik wat glaasjes gedronken en ik kan me haar gedetailleerde antwoord niet meer geheel voor de geest halen. Wel weet ik nog dat ze benadrukte dat ik een individu ben, vooraleer ik deel uitmaak van een gemeenschap. Ze leerde me dat ik vrede moet vinden in wie ik ben en dat mijn identiteit op zichzelf staand moet zijn. Mijn identiteit mag niet volledig afhankelijk zijn van mijn afkomst. Daarnaast vertelde ze mij dat ik, omwille van mijn interesses en hobby’s behoor tot meer dan één gemeenschap. Ik ben rechtenstudent, christen, rugbyspeler en veel meer. Ik behoor ook tot die gemeenschappen en kan daar tevens een gevoel van toebehoren uit putten. Tenslotte wees Maya mij erop dat het belangrijk is dat ik mij openstel naar mijn familie langs vaders- en Vlaamse zijde. Vrede nemen met mezelf houdt in dat ik vrede neem met mijn gehele afkomst en dat ik beide delen ervan erken en verken.

De redenen waarom ik mijn afkomst langs vaderskant lang heb genegeerd, zijn talrijk. Eén van de redenen vindt zijn oorsprong in het, voor zolang ik me kan herinneren, gescheiden zijn van mijn ouders: ik ben voor het leeuwendeel opgevoed door mijn zwarte moeder en voelde me niet steeds thuis bij mijn familie langs vaderskant. Zeker naarmate ik ouder werd, ervaarde ik de verschillen tussen mijn Congolese opvoeding en de Vlaamse gewoonten te groot. Ik voelde mij vaak ongemakkelijk, als een buitenbeetje.

Een tweede reden is dat de Vlaamse gemeenschap en de alles-wat-niet-Vlaams-is-gemeenschap voortdurend met elkaar botsen. Als tiener groeide het gevoel dat ook ik in deze kwestie een kant moest kiezen. Ik koos toen natuurlijk voor de kant van thuis. Die keuze zou ervoor zorgen dat ik neerkeek op de Vlaamse cultuur of het bestaan ervan zelfs zou ontkennen. Ik weigerde me dan natuurlijk met die cultuur te identificeren.

Vandaag geloof ik dat ik beter weet. Er valt echter nog veel goed te maken, in te halen en te verkennen. Ik denk niet dat mijn familie het fijne weet van hoe ik mij gevoeld heb. Misschien staken ze het simpelweg op de pubertijd. Ik prijs me alleszins gelukkig dat ze mij mijn koelheid niet kwalijk lijken te nemen en me de ruimte gunnen om die inhaalbeweging te maken.

*

Marc en Maya hebben mij samen een belangrijke les bijgebracht. Ze leerden mij mezelf onder ogen te zien en vrede te nemen met wie ik werkelijk ben en met mijn gehele afkomst. Marc drukte mijn neus op de feiten en zorgde ervoor dat ik mij in vraag zou stellen: “Houd ik mezelf voor de gek?”. Maya pakte het zachtaardiger aan en wees mij op mijn deelidentiteiten.

Beiden hebben bijgedragen aan het gevoel van rust dat ik nu voel. Ik behoor niet tot de traditionele groepen van wit of zwart. Ik ben ook niet iets daartussenin. En ben ook niet gemengd of als het ware bestaande uit twee helften. Ik ben een geheel, dat los van wit en zwart bestaat. Een geheel met eigen ervaringen waaruit eigen inzichten vloeien. De naam ‘gemengd ras’ is dan ook onnauwkeurig.

Maar aangezien ‘gemengde afkomst’ niet dezelfde lading dekt en de Nederlandse taal geen beter alternatief biedt, zal daarmee genoegen moeten worden genomen. Ik ben ook veel meer dan louter een jongen van gemengd ras. Mijn identiteit is breder dan dat en bestaat uit een samenspel van o.a. persoonlijkheid, overtuigingen, gaven en hetgeen mij aan anderen bindt, zoals taal, cultuur, religie en hobby’s.

Toch ligt deze kwestie mij bijzonder nauw aan het hart. Er zijn veel jongeren van gemengd ras, in België en daarbuiten. Wij zijn een steeds groeiende maar ook diverse groep. Wat we echter quasi-allemaal gemeen hebben, is dat we pioniers zijn: weinigen onder ons kennen mannen of vrouwen van gemengd ras die één of meer generaties ouder zijn dan wijzelf. Dat betekent dat wij niemand hebben aan wie die complexe vragen te stellen; vragen waarop enkel een ervaringsdeskundige kan antwoorden. Niemand zal ons die antwoorden ook in de schoot leggen.

Vragen als “Waar sta ik?”, “Wat is mijn plaats?”, “Wat mag ik wel en niet?” konden mijn ouders niet steeds beantwoorden. Ik heb na lange tijd wel vrienden gevonden die sommige vragen hebben beantwoord en mij voor andere in de juiste richting hebben geduwd.

Mijn doel met dit korte essay is om de lessen en inzichten die ik dankzij Marc en Maya heb gekregen, te delen met zij die nood hebben aan antwoorden. In het Nederlands is er nog weinig geschreven over de vragen waar mensen van gemengd ras mee zitten en over de nuances tussen zwarte mensen en mensen van gemengd ras. Dit in tegenstelling tot in het Engels of het Frans.

Ik wijs ook graag op het belang van eigen safe spaces voor jongeren van gemengd ras. Wij vereenzelvigen onszelf vaak met zwarten of worden door anderen met hen vereenzelvigd. En tot op zekere hoogte kan dat geen kwaad. Maar uit dit essay blijkt duidelijk dat mensen van gemengd ras eigen zorgen en noden hebben. Die dienen onderling, in eigen ruimtes, besproken te worden. Wat ik met Maya had, hoeft geen geïsoleerd feit te zijn.

*

Hopelijk bereikt dit schrijven diegenen die het nodig hebben. Hopelijk biedt het hen wat soelaas. Hopelijk piekeren diegenen die hierover piekeren niet langer en voelen zij die zich hierom eenzaam voelen zich niet langer eenzaam.

Zo niet, heeft het mij toch deugd gedaan om mijn hart te luchten.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!