Bedenkingen bij T. Decreus’ essay over het verwelkomen van migranten

Bedenkingen bij T. Decreus’ essay over het verwelkomen van migranten

dinsdag 18 september 2018 10:23
Spread the love

Met zijn essay “Wie zijn wij om anderen welkom te heten?” levert Thomas Decreus een interessante bijdrage tot het migratiedebat, door het in een breed kader te plaatsen van bestaande machtsverhoudingen, witte dominantie, politiek versus ethiek, … Dat zou volgens de auteur eigenlijk maar een aanzet mogen zijn om ons nog diepergaande vragen te stellen over grenzen, staten, eigendomsverhoudingen, ja, uiteindelijk zelfs de existentiële vraag te stellen: wie zijn wij?

Ik vind deze vraag naar een fundamenteel debat volledig terecht, migratie in al zijn verschijningen raakt inderdaad aan essentiële aspecten van het leven van mensen. Maar aangezien migratie ook wereldwijd een brandend actuele politieke kwestie is ben ik vooral geïnteresseerd in de praktische implicaties van Decreus’ kritiek op het huidig migratiedebat. Niet alle argumenten lijken me zo overtuigend. Een paar bedenkingen in deze korte reactie.

Decreus wil af van het ‘ethisch vertoog’ over migratie en wil het debat naar het politieke terrein brengen, het bekijken in termen van machtsverhoudingen. Ik heb hierbij drie soorten bedenkingen:
(a) Ik denk niet dat het ene het andere moet uitsluiten, integendeel, politieke keuzes sluiten ethische keuzes in;
(b) de bewijsvoering van de onvruchtbaarheid van het ‘ethisch vertoog’ lijkt me vrij artificieel;
(c) het sluitstuk ervan, nl. de vraag “Wie zijn wij om anderen welkom te heten?” is ook een ethische stellingname, die nochtans een interessant politiek antwoord heeft.

Wat het eerste punt betreft kan men wel vaker aan de linkerzijde een soort weerzin bespeuren voor de erkenning dat een politieke visie ethische keuzes inhoudt. Ik vraag me af waarom. Een linkse maatschappijvisie houdt bijvoorbeeld over het algemeen in: solidariteit, strijd tegen ongelijkheid, tegen machtsusurpatie, enz. Er is geen enkele ‘objectieve’ reden om voor gelijkheid te zijn (sommigen verdedigen zelfs de ongelijkheid als bron van vooruitgang). Uiteindelijk gaat het om een ethische keuze, en voor zover men wil dat dit geen steriel moreel principe blijft moet men er politieke consequenties uit trekken. Ik zie dus een politieke benadering van de migratiekwestie niet als een alternatief voor het ethisch vertoog erover, maar de logische voortzetting ervan [1].

Wat nu het doodlopend straatje betreft waartoe het ethisch vertoog zou leiden (“een debat dat circulair is qua aard, in de zin dat steeds dezelfde argumenten, conclusies en rituelen herhaald worden”)  lijkt me dit geen inherent gevolg van het ethische. Ook bij belangrijke politieke twisten doen de tegenstanders uiteindelijk niets anders dan hun argumenten herhalen. Vakbonden zijn voor loonsverhogingen om de gekende redenen, het patronaat is ertegen om even gekende redenen, en die worden inderdaad voortduren herhaald. Uiteindelijk wordt de twist niet beslecht door argumenten maar door strijd.

Fundamenteler en problematischer is Decreus’ rug aan rug afwijzen van het rechtse én linkse vertoog als ” het reproduceren van een staatslogica die het onderscheid tussen deserving  en undeserving [wie hulp verdient, wie niet] legitimeert en ook reproduceert”. Of nog: ” Het dominante, ethische vertoog, zowel in zijn linkse als rechtse variant, is een vertoog dat slechts kan gevoerd worden vanuit een positie van witte dominantie.” Om mijn bezwaar tegen deze visie te verduidelijken wil ik op hetvolgende wijzen. Het zijn inderdaad de nationale staten die beslissen wie binnen mag en wie niet. Een burger, partij of organisatie die hierin stelling kiest in één of andere zin treedt hiermee in een ‘staatslogica’, inderdaad. Maar bijna het hele politieke gebeuren (het Europese incluis) speelt zich in die zin af in een ‘staatslogica’. Voor of tegen oorlogsdeelname in Irak? Voor of tegen financiële hulp aan de Palestijnen? Deftige werkloosheidsvergoedingen en pensioenen of niet? Wie stelling neemt in deze aangelegenheden begeeft zich willens nillens in een staatslogica, en gaat zich uitspreken over wie deserving is en in welke mate…

Wat is het alternatief? Behalve zich “verre houden van de politiek” zie ik maar een haast fundamentalistisch anarchisme als mogelijkheid, en het zou me verbazen dat Thomas Decreus daarop aanstuurt met zijn afwijzing van de ‘staatslogica’. Politieke debatten en politieke strijd spelen zich nu eenmaal hoofdzakelijk af op het niveau van de nationale staten.

Ik kom tenslotte tot Decreus’ vraag “Wie zijn wij om anderen welkom te heten?”
Ik begrijp de teneur ervan zeer goed. Toen ik voor een groot privébedrijf werkte met een doorgedreven hiërarchie, dankte de ‘chef’ (zo was de titulatuur) regelmatig een ‘medewerker’ voor het gepresteerde werk. Menigeen voelde zich gevleid, maar anderen hadden goed door dat hiermee vooral bevestigd werd: ik ben uw chef, wat je deed, deed je in opdracht van mij, je succes heb je eigenlijk aan mij te danken.
Maar het welkom heten van migranten (ik gebruik de term hier steeds in een algemene betekenis, en ga niet in op de onderscheiden asielzoeker, economische migrant enz.) op eenzelfde lijn stellen als het buitensluiten ervan als uiting van ‘witte dominantie’ lijkt mij om meerdere redenen niet terecht.

De slogan “vreemdelingen/vluchtelingen welkom” wordt vooreerst niet alleen gebruikt naar de vreemdelingen of vluchtelingen zelf toe. Het is ook een politiek statement waarbij men zich distantieert van het ander deel van het politieke landschap, zij die de vreemdelingen ten allen prijze willen buiten houden. Slogans hebben natuurlijk altijd hun beperkingen, maar wie ooit moest kiezen over welke schaarse woorden zich op een spandoek laten inpassen weet dat de keuzes beperkt zijn. Met Refugees welcome maakt men m.i. een vuist naar staatssecretaris Francken en aanverwanten, een politiek statement dat door iedereen begrepen wordt, en daartegenover is het vleugje paternalisme dat subtiele zielen er kunnen in onderkennen een verwaarloosbaar kwaad.

Ik wil er vervolgens op wijzen dat vragen als “Wie zijn wij om …” bijna altijd een ethische kwestie inluiden, en wel op een slordige, weinig omschreven manier. De betekenis is hier: waar halen wij het moreel recht vandaan om te bepalen wie hier binnen mag? Het sluitstuk van Decreus’ anti-ethisch betoog is dus van ethische aard.

Maar op deze vraag kan duidelijk geantwoord worden. Tenminste als je geen fundamentalistische anarchist bent (cfr. supra) en alle legitimiteit van het nationale staatsbestel verwerpt, of een premature cosmopoliet die de intronisatie van de wereldregering nakende ziet. Alle anderen, in het bijzonder alle staatskritische linkse krachten, kunnen zeggen: Wij zijn burgers van Staat A, wij verwerpen het beleid dat door onze regeerders in onze naam gevoerd wordt, wij ijveren voor een ander beleid en heten u welkom.

De vraag “Wie zijn wij om …” krijgt op die manier een rebelse politieke invulling. In hoeverre de machtsverhoudingen hierdoor uitgedaagd worden hangt hoofdzakelijk af van de sterkte van de rebellie.

——————————————-

[1] Een pijnlijke illustratie van de rol van de ethische dimensie van politieke keuzes is de buitengewoon harde stellingname van Wolfgang Streeck in het migratiedebat. In Between Charity and Justice: Remarks on the Social Construction of Immigration Policy in Rich Democracies bekijkt de bekende Duitse socioloog van linkse signatuur  de problematiek uitsluitend vanuit het standpunt van de Westerse welvaartstaat, en schrikt er niet voor terug om louter financiële argumenten aan te halen (“opvang in Duitsland is 14 maal duurder dan in het Midden-Oosten”) om vluchtelingen buiten te houden. Wie zich verre wil houden van ethische keuzes kan hier echter weinig tegenin brengen.

take down
the paywall
steun ons nu!