De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Baremieke aanval op 1,7 miljoen werknemers

Baremieke aanval op 1,7 miljoen werknemers

vrijdag 22 november 2013 15:24
Spread the love

Het bedrijfsleven en de politiek in haar spoor achten de tijd rijp om eens en voorgoed het mes te zetten in de baremieke verhogingen, waarbij een werknemer lineair en jaar op jaar anciënniteitverhogingen geniet. Volgens hen verdienen de jongeren alzo te weinig en de ouderen te veel. Zelfs Mark Leemans stelt dat enige verschuiving zou kunnen als de globale verdienste op carrièrebasis maar gelijk blijft. De aangebrachte argumenten zijn belegen maar worden telkens in een nieuw kleedje gestopt. In 2002 had dé specialist terzake, Frans Spinnewyn hier al een klaar oog op een wist, met inhoudelijk gefundeerde argumenten 10 jaar geleden al, deze aanval te stoppen. Nu is hij met pensioen maar z’n artikel is nog altijd toegankelijk op Sampol.

Maar eerst is het van belang te zien dat het niet zozeer de verwerkende nijverheid of de dienstensector is die geviseerd wordt maar de non-rofitsectoren, overheid en onderwijs, 1,7 miljoen werknemers in het totaal. De voor winst marktdiensten kennen maar in beperkte mate het systeem van baremieke verhoging, maar niet zo in de “niet voor winst marktdiensten”, de Non-Profitsectoren, en haar 650.000 werknemers. Voor al deze werknemers is de beloningsstructuur wettelijk vastgelegd in algemeen bindend verklaarde CAO’s en deze omvatten de tweejaarlijkse baremieke verhogingen die telkens neerkomen op ongeveer 5% loonsverhoging, buiten index en programmatie die daar nog bovenop komen. Het komt dus neer op een gemiddelde jaarlijkse vehoging van 2,5% loonsverhoging en dit gedurende 28 jaar dat men in de Non-Profitsector blijft werken. Sinds kort telt deze anciënniteit ook mee als men naar het onderwijs overgaat.

Buiten de Non-Profit werken er nog z’n 1 miljoen werknemers in overheidsdienst, onderwijs of andere segmenten van publieke dienstverlening zoals spoor, post, openbaar vervoer op de weg enz, die allen ook van deze ancienniteitsverhogingen genieten.

De recent ingezette aanval op de baremieke ancienniteitsverhogingen is dus in hoofdzaak gericht tegen deze1.688.740 loontrekkende werknemers in de publieke dienstverlening (telling 31/12/2012) die hiervan genieten. Zij vormen 45,2% van de loontrekkende tewerkstelling in dit land. Zij zijn bij deze gewaarschuwd.

En wat Frans Spinnewyn hierover academisch te vertellen heeft is nog consulteerbaar op Wat verdienen wij?, Frans Spinnewyn, Sampol 12/2002, hieronder het hoofdstuk over Ancienniteitsverhogingen.

Jan Hertogen, socioloog

Anciënniteitsverhogingen

Anciënniteitstoeslagen leiden tot inkomensongelijkheid. Ze zijn daarom niet met het voorgaande in tegenspraak wanneer ze automatisch worden toegekend. Toch vragen ze enige uitleg. Aangezien de inkomensstroom dient om een consumptiestroom te financieren, lijkt het aangewezen beide op elkaar af te stemmen. Het lijkt ondoelmatig om oudere werknemers meer te betalen nadat de kinderen het gezin verlaten hebben en jongere werknemers met kinderlast minder te betalen. Maar wanneer het inkomensverloop over de loopbaan voorspelbaar is omwille van het automatisme van de toeslagen, dan kan men met leningen en interfamiliale transfers het gewenste consumptieprofiel verkrijgen.

Dat oudere werknemers door ervaring productiever zijn is geen steekhoudende verklaring. Waarom zouden de bedrijven de oudere werknemers bij rationalisaties het eerst laten afvloeien? Wie onderaan de ladder begint zal, om geen anciënniteit te verliezen, minder vlug van job veranderen. Besparingen in bedrijfsspecifieke opleidingskosten zijn daarom een mogelijke reden voor anciënniteitstoeslagen. Het grote verloop van jongeren in het begin van de loopbaan is een probleem voor vele bedrijven. Maar hier verdedigen we de stelling dat loonbarema’s de macht van de insiders aan banden legt en het bedrijf openstelt voor jonge werknemers. Hoge lonen maken arbeid duur. De bedrijven verrekenen de arbeidskost in de verkoopprijs. Tegen een hogere prijs kunnen zij minder verkopen en minder werknemers tewerkstellen. Het resultaat is werkloosheid. Dit is geen probleem voor de tewerkgestelden. De slachtoffers zijn de jongeren, die door de hoge loonkost aan geen job geraken. Loonmatiging van de ouderen zou ook de jongeren aan een job kunnen helpen. Maar het beperken van de onderhandelingsmacht van de vakbonden is evenmin wenselijk.

Een oplossing is aanwerving van jongeren tegen een lager loon. Dit heeft als nadeel dat jongeren voor dezelfde inzet minder verdienen. Maar stel dat dit stelselmatig gebeurt. Ieder jaar gaan ouderen op pensioen. Hierdoor kan iedereen, die reeds aangeworven is, een trap stijgen op de inkomensladder in het bedrijf. We verkrijgen verloning volgens barema’s. Bovenop het loon van de laatst aangeworvenen worden automatisch anciënniteitstoeslagen toegekend. Eenvoudigheidshalve veronderstellen we dat jong en oud even productief zijn. Het argument kan aangepast worden bij productiviteitsverschillen. De loonsom die aan alle werknemers wordt uitbetaald is een weerspiegeling van hun productiviteit. Indien ouderen meer verdienen dan jongeren, dan ontvangen de ouderen meer en de jongeren minder dan hun productiviteit.

Beschouwen we nu de jongeren die hun loopbaan aanvangen. In de eerste fase ontvangen ze een loon dat lager is dan hun productiviteit. Maar deze jongeren weten op voorhand dat hun loon zal groeien. Later, wanneer ze de plaats van de ouderen zullen innemen, zullen ze een loon ontvangen dat groter is dan hun productiviteit. Over de loopbaan is er gelijkheid tussen de bijdrage en het ontvangen loon. Beschouwen we nu de ouderen die een loon ontvangen dat groter is dan hun productiviteit. De onderneming kan de toeslagen alleen toekennen indien de looneisen  het bedrijf toelaten voldoende jongeren tegen een laag loon aan te werven.

Loonbarema’s vervullen daarom twee functies. Ze geven aan de insiders met een job een loon dat groter is dan wat ze zouden verdienen door in de loononderhandelingen hun macht te gebruiken. De insiders bezitten deze macht, omdat ze over ervaring beschikken zonder dewelke productie onmogelijk is en omdat ze als groep niet zomaar te vervangen zijn. Indien ze hun macht zouden gebruiken, dan zouden de nieuwkomers op de arbeidsmarkt werkloos blijven. Maar het is niet in het voordeel van de insiders de jongeren buiten het bedrijf te houden. Door de loonbarema’s ontvangen de insiders een loon dat minstens even hoog is. De jongeren, die beneden hun productiviteit betaald worden, zorgen ervoor dat de hoge lonen betaalbaar blijven.
Voor de bedrijven is er een probleem bij deze manier van verloning. Zij winnen indien ze ouderen vervangen door jongeren die minder kosten. Maar stel dat zij ouderen afdanken. Dan zullen de jongeren, die later geen anciënniteitstoeslagen meer kunnen verwachten, niet langer tevreden zijn met een laag loon. Bovendien mogen deze bedrijven zich aan hardere loononderhandelingen verwachten. De werknemers die de afdankingen overleven zullen alles ondernemen om nieuwkomers de toegang tot het bedrijf te beletten. In vele beroepsgroepen wordt toetreding om deze reden beperkt. Indien een beroep door meer mensen wordt uitgeoefend, dan komt de prijs van de dienstverlening onder druk te staan.

Loonbarema’s zijn daarom een doelmatige oplossing voor het conflict tussen jong en oud op de arbeidsmarkt. Indien oud en jong evenveel verdienen, dan zouden de ouderen, die reeds in het bedrijf tewerkgesteld zijn, looneisen stellen waarbij jongeren werkloos blijven. Vergeleken met deze situatie, verdienen de oudere werknemers evenveel in een stelsel met loonbarema’s. Maar dan zijn de hoge lonen van de ouderen alleen financierbaar indien er voldoende jongeren in het bedrijf tegen een laag loon werken. De ouderen hebben de jongeren nodig. Bovendien zullen de jongeren over hun loopbaan, als we productiviteitsgroei buiten beschouwing laten, evenveel verdienen als de ouderen, die hun loopbaan ook als jongere begonnen zijn. Iedereen wordt gelijk behandeld en tijdens de loopbaan blijft de bekommernis om te verjongen die oud en jong doet samenwerken. We willen niet ontkennen dat dit systeem onder druk staat. Door vervroegde pensionering, mede gefinancierd door de overheid, pogen de bedrijven hun verantwoordelijkheid te ontlopen. Bovendien stelt zich, zoals bij de pensioenen, een generatieconflict. Door de anciënniteitstoeslagen ontvangen ouderen een inkomen dat ze niet onmiddellijk verdienen. Maar, hun bijdrage als jongere in het verleden verleent hen een recht op dit inkomen dat ze, daarom, onrechtstreeks wel verdienen. Indien het systeem in stand gehouden wordt, dan zullen de jongeren, die nu minder verdienen dan wat ze zouden kunnen verdienen, hiervoor later beloond worden. Evenzo betalen de jongeren in een repartitiesysteem voor het pensioen van de ouderen, dat ze later van hun kinderen zullen ontvangen. De ketting van solidariteit kan afgebroken worden. Dat hierbij één generatie geslachtofferd wordt, is één reden om het systeem van anciënniteitstoeslagen te verdedigen. Dat de toegang van de jongeren tot de arbeidsmarkt hierdoor vlotter verloopt en de tegenstellingen tussen oud en jong verzwakken zijn een even belangrijke tweede reden.

Frans Spinnewyn
Professor Economie KULeuven, 2002″
 

take down
the paywall
steun ons nu!