Mauritius - Port Louis
Nieuws, Wereld, Economie, Ghana, Mauritius, Bankgeheim, Dossier bankencrisis -

Banken, bloed en chocolade

Rudolf Elmer, klokkenluider en voormalig verantwoordelijke van de Zwitserse Bank Julius Baer op de Kaaimaneilanden, vertelt Khadija Sharife over de onfrisse wereld van het offshore-bankieren. Elmer trok ook naar Mauritius. “Dat land is in veel opzichten het Zwitserland van Afrika,” zegt hij. Maar ook Ghana, vroeger 'Goudkust' geheten, wil de financiële toegangspoort van het continent worden.

woensdag 18 augustus 2010 21:28
Spread the love

Offshorebanken maken gebruik van de lage belastingen en het bankgeheim van bepaalde landen, vaak kleine eilanden, om de belastingen en regelgeving van het moederland van hun klanten te ontlopen. Dit artikel is gebaseerd op een telefonisch interview dat ik had met Rudolf Elmer, één van de bekendste klokkenluiders uit de wereld van het offshore-bankieren, en de voormalige directeur van de transacties op de Kaaimaneilanden van de Zwitserse bank Julius Baer. Tijdens het gesprek wordt de verbinding plotseling verbroken. Veel later zal Elmer me alle mogelijke inlichtingendiensten opsommen die daar achter gezeten kunnen hebben.

Dreiging

Nadat Elmer in 2003 was ontslagen omdat hij, in een poging het systeem van binnenuit te veranderen, klanten had gevraagd op te houden met het ontduiken van belastingen, zou de Zwitserse bank Elmer via zijn advocaat aangeboden hebben hem op verschillende tijdstippen geld over te maken. “Om me het zwijgen op te leggen,” aldus Elmer. Julius Baer hield vol dat Elmer uit rancune handelde.

In Elmers vaderland Zwitserland is het doorbreken van het bankgeheim om mistoestanden publiek te maken een vergrijp. Elmer werd opgesloten, zijn familie werd lastiggevallen door privédetectives, zijn dochter op school achtervolgd door mannen die op haar wachtten op parkeerplaatsen, en zijn vrouw werd bijna van een autosnelweg afgereden.

“Nu eens boden ze mijn dochter chocolade aan, dan weer maakten ze haar doodsbang,” vertelt hij me. “Mijn vrouw werd gevolgd. Mijn secretaresse durfde zelfs niet meer naar het postkantoor. Ze zetten je onder zware druk. Van de politie tot de media, ze maken allemaal deel uit van het corrupte systeem,” zegt hij. “Ze zijn net zoals de maffia, alleen worden ze gerespecteerd.”

Elmer overwoog zelfmoord. “Daar denk je ernstig over na als je leven naar de verdoemenis gaat, maar ik heb het uit mijn hoofd gezet, want mijn dochter had me nodig.” Om zijn familie te beschermen, besloot hij klokkenluider te worden. Hij onthulde aan Wikileaks.org en andere buitenlandse media de namen van rekeningen van firma’s, hedgefondsen, trusts en meer dan 1.300 individuen waarmee hij tussen 1997 en 2002 zaken deed.

Aangezien hij de interne werking van Julius Baer onthuld heeft, heeft Elmer redenen om bang te zijn. Hij weet dat in Panama, de Kaaimaneilanden en andere streken boekhouders en bankiers bedreigd zijn, of op mysterieuze wijze verdwenen. De Zwitserse bankier Frederick Bise was een nog tragischer lot beschoren: hij werd vermoord en verbrand in zijn auto teruggevonden. “De zware jongens zitten niet op de Kaaimaneilanden, waar de mensen niet echt veel informatie krijgen, maar op het vasteland, bij de financiële instellingen, de boekhoudfirma’s zoals KPMG, en de banken,” zegt Elmer.

Mauritius

Julius Baer is niet de enige bank waarover Elmer een boekje heeft opengedaan. Tussen 2006 en 2008 startte Elmer de offshore business op van Standard Bank, één van Afrika’s belangrijkste financiële entiteiten, door 1400 trusts van honderden bedrijven naar Mauritius over te hevelen, om de rekeningen en diensten van die entiteiten te beheren en voor te bereiden.

“Voor ik naar Mauritius werd gestuurd, werd ik opgeleid in Jersey en op het eiland Man,” verklaart hij. “De Britten hebben veel invloed op Mauritius: de belangrijkste banken, zoals Barclays en HSBC, hebben er belangrijke transacties uitgevoerd, en grote kantoren neergepoot in Cyber City, in het zuiden van de hoofdstad Port Louis. Zes jaar geleden waren daar maar vijf Britse banken. Vandaag schat ik hun aantal op 40.”

“Standard Bank Africa heeft een offshoregroep in Jersey die de transacties op het eiland Man en Mauritius controleert,” gaat Elmer verder. “Deze groep beperkt zich tot offshore-activiteiten. Er waren Afrikaanse, Britse, Russische en andere klanten met offshore-entiteiten maar ook privérekeningen bij.

Politici

Elke grote bank heeft offshore-eenheden. Dat noem ik ‘prostitutie’: ze doen zaken die gewone banken niet kunnen doen. Ze hebben een speciale lijst gemaakt met politici die een rekening hebben. Het is echt vreemd dat zo’n bekende mensen offshore-rekeningen mogen hebben. Ze openen die rekeningen om verschillende redenen, waaronder de dienstverlening op vlak van geheimhouding die de bank verschaft.”

Elmer legt in detail uit hoe die politici, in het jargon PEP’s of Politically Exposed People genoemd, beschermd worden. Klanten sturen de bank ‘opmerkingen’ met communicatierichtlijnen als: “Erg gevoelige informatie, contacteer hem niet. Slechts één faxlijn. Geen brieven rechtstreeks naar het adres sturen. Stuur geen document per post zonder voorafgaande toestemming. Vermeld, wanneer we je contacteren, het paswoord ‘xxxxxx’. Stuur niets door via ‘xxxxxxxx’. Als persoon X belt, vraag hem een paswoord vooraleer je een gesprek aangaat. Contacteer persoon X nooit via e-mail, tenzij je eerst met hem praat. Geen correspondentie met de voornaamste begunstigde,” enzovoort.

Op de lijst PEP’s die openbaar werden gemaakt voor de maand oktober 2007, stonden onder anderen een voormalig politiek zwaargewicht in de Russische regering, de vicevoorzitter van de Russische belastingscommissie en enkele familieleden, de huidige premier van een grote economie, tevens bestuursvoorzitter van een belangrijk bedrijf, diens speciale assistent en verschillende leden van de koninklijke families uit de Golf. Wie de belastingaanslagen doorneemt, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat, veel meer dan de gebruikelijke wettelijke en financiële diensten die de bank aan haar PEP’s leverde, en zelfs meer dan elke mogelijke vorm van belastingontduiking, de geheimhouding de belangrijkste was.

Zo was er een bepaalde Jordaanse Amerikaan, beschreven als een “oude vriend en zakenpartner van Ahmed Chlabi, lid van de VS-Irakraad, die nauwe banden onderhoudt met het Pentagon”. Deze PEP, de stichter van verschillende firma’s in de informatie-, financiële, technologische en private beveiligingssector, “haalde lucratieve contracten binnen voor de heropbouw van Irak, in ruil voor smeergeld aan Chalabi”, staat letterlijk in het document. Het bedrijf “betaalt leden van Chalabi’s privémilitie om olie te bewaken. Chalabi’s neefje werkt als raadgever voor de firma.”

Dezelfde PEP, gaat het document verder, “heeft banden met verschillende bedrijven die gesteund worden door, of in het bezit zijn van Winston Partner,” de private investeringsfirma van Marvin Bush, de broer van de voormalige Amerikaanse president George W. Bush. Het bedrijf van de bewuste PEP werd beschermd door de wetgeving op vlak van geheimhouding van de Britse Maagdeneilanden, en had hoofdkwartieren in Dubai en vertakkingen in Londen en andere belangrijke centra, en noemt “olie en gas, mijnbouw en het ontwikkelen van infrastructuur” als zijn belangrijkste domeinen. In 2003, bijvoorbeeld, sleepte het bedrijf een contract in de wacht voor het opleiden van zogeheten OPF’s of Oil Protection Forces voor Iraks Ministerie van Olie. Dergelijke geheimhoudingsdiensten zijn blijkbaar nogal populair: de vrouw van voormelde PEP en zijn advocaat stonden ook op de lijst, en werden met dezelfde instanties in verband gebracht.

Standard Bank biedt haar transacties op Mauritius, een typische offshore-entiteit, niet alleen aan met de gebruikelijke dienstverlening van “elkaar afwisselende directeurs, secretarissen, en aandeelhouders in naam,” maar neemt ook, naast andere diensten “bedrijfscorrespondentie en dagelijks werk” over. Bovendien beroemt Standard Bank er zich op dat het de belastingsvoet voor bedrijven, die officieel 15 procent bedraagt, tot nul kan herleiden door te kiezen voor de Global Business Company Category II (GBCCII). Een andere optie is dat “het bedrijf ervoor kiest om via Global Business (GBC Category I) een buitenlandse belastingaftrek van 80 procent te eisen van de Mauritiaanse belastingen op buitenlandse inkomstenbronnen, wat neerkomt op een daadwerkelijke belastingsvoet van 3 procen.” Natuurlijk is het belangrijke werknemers van Standard Bank “toegestaan te handelen als bestuurders van het bedrijf (GBCC II).”

“Is Mauritius niet in vele opzichten het Zwitserland van Afrika?” vraagt Elmer. “Ik vond er alleen maar meer van hetzelfde.”

Ghana

Maar er is een ander Afrikaans land dat aast op de titel van ‘gouden’ financiële toegangspoort: Ghana. Ghana mag na vijf democratische verkiezingen dan al de naam hebben West-Afrika’s modelleerling te zijn, toch heeft de de regering van Ghana na een samenwerkingsovereenkomst met Barclays Bank – één van ‘s werelds grootste ‘wealth managers, gebaseerd op verschillende wetgevingen inzake geheimhouding, zoals de Kaaimaneilanden, Zwitserland en Mauritius – haar hoofdstad Accra via het International Financial Services Centre (IFSC) ingrijpend omgebouwd tot offshorecentrum.

“Barclays Offshore Banking Unit, de eerste in zijn soort in Ghana, en zelfs in heel Afrika bezuiden de Sahara, blijft bankdiensten van wereldklasse aanbieden voor buitenlandse particulieren en bedrijven,” pochte Barclays, de architect achter het ontwerp van de IFSC’s. Een werknemer van Barclays in een Afrikaans rechtsgebied met geheimhouding vertelde me dat ze, hoe kan het ook anders, “gebonden zijn aan een vertrouwelijkheidsakkoord met de klanten. Geen enkele andere afdeling heeft toegang tot onze klantengegevens.”

Bank of Ghana is zich goed bewust van de negatieve gevolgen als bedrijven steekpenningen aanbieden op een continent waar jaarlijks een illegale kapitaalvlucht van tussen 200 en 400 miljard dollar plaatsvindt. Toch stelde de bank in een rapport dat IFSC’s “met een minimum aan regulering zouden moeten werken,” maar dat de werking van IFSC’s “gevolgen heeft voor het werk van de Centrale Bank voor goed bestuur, omdat het de transparantie kan verminderen, met inbegrip van de exploitatie van complexe eigenaarsstructuren.”

Jeffrey Owens, het hoofd van het belastingcentrum van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, maakt zich zorgen over het effect van Ghana’s offshorecentrum: “een belastingparadijs in het hart van Afrika is wel het laatste wat het continent nodig heeft.”

Olie

De medewerkers van de Ghanese overheid zouden echter al snel zelf steekpenningen kunnen gaan vragen, en zo de inkomsten van het land kunnen laten wegvloeien via een consortium van oliemaatschappijen.

In juni 2007 boorde zo’n consortium, waaronder het Britse Tullow Oil en het Amerikaanse Kosmos Energy, olie aan voor de kust van Ghana, in het Jubilee olieveld, waar naar schatting bereikbare reserves van 800 miljoen vaten liggen, en mogelijk nog een miljard vaten meer. Die Ghanese olie, die gezien wordt als één van de grootste vondsten voor een Afrikaanse kust van de laatste tien jaar, zal van het land, dat in 2009 jaarlijks nog voor 1,3 miljard dollar olie importeerde, Afrika’s vijfde grootste olieproducent maken. Meer dan vijf miljard kubieke meter gas zou gratis worden geleverd aan het oliebedrijf van de Ghanese staat, de Ghana National Petroleum Corporation.

Maar het Jubilee Ghana MV 21 BV – een ad-hocbedrijf bestaande uit energiemaatschappijen – is opgericht in Nederland, één van ‘s werelds belangrijkste belastingparadijzen dat voor speciale mazen in de wet zorgt voor bedrijfsbezigheden. Het consortium is eigenaar van Kwame Nkrumah MV 21, een zogeheten FPSO, een soort tanker die de olie of het gas van het boorplatform naar een pijplijn of een andere tanker brengt. Kwame Nkrumah MV 21 zal gebruikt worden om Ghana’s offshore-olie tijdens de eerste ontwikkelingsfase te ontginnen.

Elmer legt uit dat het Jubilee Ghana special purpose vehicle (SPV) dient om geheimhouding te bewaren, en om een gunstigere wettelijke, fiscale en reglementaire behandeling te krijgen. “In dit geval,” zegt hij, “heerst er een sterk vermoeden dat de SPV het bedrijf bepaalde diensten zal aanrekenen, en daardoor de winst, en dus ook de belastbare winst, zal verkleinen. Een andere mogelijkheid is dat bepaalde valuta- of derivatendeals met het bedrijf gesloten zullen worden, met hetzelfde effect: de belastbare winst in Ghana wordt verkleind.

Nederland

Nederlands ondoorzichtige wettelijke en financiële instrumenten hebben de neiging inkomsten te doen verdwijnen, waardoor Ghana’s voorziene olie-inkomsten verminderen, daar waar ze normaal gezien van 2011 tot 2029 naar schatting 800 dollar per inwoner in de economie zouden injecteren, te beginnen met 20 dollar per persoon in 2011 en stijgend tot 75 dollar in 2017, indien de inkomsten rechtstreeks aan de burgers werden overgemaakt.

Dit rechtsgebied, waar meer dan 20.000 ‘papieren bedrijven’ (waarvan 43 procent een ‘ouder’ zou hebben in rechtsgebieden met geheimhouding, zoals de Kaaimaneilanden, de Britse Maagdeneilanden, de Nederlandse Antillen en Cyprus), profileert zich als een ‘doorgeefluik’ voor financiële stromen, waaronder ‘dividenden, royalties en rentebetalingen’ via ‘speciale financiële instellingen’ (SFI’s).

De Nederlandse Centrale Bank is niet bijzonder opgetogen over die situatie. Ze omschrijft afgescheiden SFI’s als “instellingen die dochterondernemingen zijn van buitenlandse moederondernemingen die het gewoon zijn om kapitaal dat eigenlijk niets te maken heeft met de Nederlandse economie door ons land te loodsen.” De statistieken zijn veelzeggend. In een rapport uit 2006, getiteld The Netherlands: A tax haven? (Nederland: een belastingparadijs?), stelde de Nederlandse Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen: “Bruto SFI-stromen via Nederland bedragen maar liefst € 3,600 miljard, of meer dan acht keer het Nederlandse BNP. De meeste SFI’s worden beheerd door één van de 132 gespecialiseerde trustkantoren. Toch kan de meerderheid van de SFI-transacties toegeschreven worden aan een kleine groep multinationals die ongeveer 100 tot 125 van de SFI’s controleren, en hun eigen kantoren bezitten.” Die kantoren, die ongeveer 80 procent van de SFI’s vertegenwoordigen, voorzien ‘vermogen’ voor winsten die witgewassen zijn vanuit, bijvoorbeeld, ontwikkelingslanden, door de onderdelen te verschaffen van de ‘economische activiteit’ die omschreven wordt als een adres en een management. Op de Nederlandse Antillen, bijvoorbeeld, maakt de rechtspraak geen details van trusts openbaar, en evenmin vereist het dat bedrijfsrekeningen of economisch eigendom openbaar gemaakt worden.

De Nederlanders, die door het Centre for Global Development in Washington gerangschikt worden als ‘s werelds derde beste donorland, ontkennen dit echter met klem. In 2009, bijvoorbeeld, liet de Nederlandse ambassadeur in Washington snel een opmerking uit een informatieronde van het Witte Huis over belastingsparadijzen weghalen, waarin het land gekenmerkt werd als een bedrijfslieveling. “Bijna een derde van alle in 2003 door Amerikaanse bedrijven gemelde buitenlandse winsten kwamen uit slechts drie kleine landen met lage belastingen: Bermuda, Nederland en Ierland.”

Ironisch genoeg wil Ghana het Nederland van Afrika worden, hoewel het onderschatten van de waarde van bedrijven goed is voor 60 procent van de onwettige kapitaalvlucht uit ontwikkelingslanden met veel hulpbronnen, vooral dan in het olie- en mineraalrijke West-Afrika. “Onder het IFSC heeft Barclays Bank de toestemming gekregen om de eerste offshorebank in de subregio op te starten.” In totaal spaarden belastingontduikers en -ontwijkers in rechtsgebieden met geheimhouding 13 biljoen dollar aan privébezittingen. Als op dat geld een gematigde 7,5 procent belastingen geheven zou zijn, zouden die fondsen jaarlijks 865 miljard dollar opgebracht hebben.

De Ghanese overheid is vast van plan de voorspellingen van de Wereldbank waar te maken dat Ghana door een groeiend BBP zou promoveren uit de groep van landen met een laag inkomen, waar bijvoorbeeld ook Tsjaad toe behoort. Maar noch de regering, noch het Ghanese nationale oliebedrijf, met aan het hoofd Nana Boakye Asafu-Adjaye, het voormalige nationale hoofd van het oliebedrijf Vanco Ghana Limited, lijken, slechts zes maanden voor de ontginning, een probleem te hebben met de huidige regeling.

De paradox? Ook al dreigt Ghana ontwikkelingsinkomsten te verliezen aan multinationals en ‘onshore’ belastingparadijzen als Nederland, streeft het ernaar het Nederland van Afrika te worden.

“Wie John Grisham’s boek Advocaat van de Duivel leest, krijgt een beangstigend realistisch beeld van hoe de dingen eraan toegaan,” waarschuwt Elmer op het einde van ons gesprek. “Alleen gaat het in werkelijkheid niet enkel om zakenadvocaten: het hele politieke systeem is erbij betrokken.”

Khadija Sharife

Dit artikel verscheen voor het eerst in The Thinker (Volume 18/2010)

Khadija Sharife is journaliste, gastprofessor aan het Center for Civil Society (CCS) in Zuid-Afrika, en medewerker van het Tax Justice Network 

take down
the paywall
steun ons nu!