Interview, Nieuws, Cultuur, België, Gent, Hiphop, Baloji, Interview, Illegaliteit, Brel, Gent -

Baloji: “De stad beïnvloedt alles wat ik schrijf”

Baloji: da’s 100 procent Congolese import. Hij groeide op in Luik en rapte zich een weg uit de illegaliteit. Vandaag woont hij in Gent en kunnen we hem zonder omwegen de beste Belgische rapper noemen. Van een succesverhaal gesproken…

maandag 13 september 2010 14:17
Spread the love

Zonder bling bling en zeer à l’aise wandelt Baloji een kwartier te vroeg de Vooruit binnen: bescheiden en stipt! Nee, Baloji is geen doordeweekse rapper. Hij verrast, in de eerste plaats op muzikaal vlak. De voormalige bezieler van Starflam doet het ondertussen solo maar is er allerminst op achteruit gegaan. Zijn jongste album ging hij in zijn geboorteland Congo opnemen. Op Kinshasa Succursale dompelt hij zijn raps onder in een broeierige mix van zuiderse ritmes. “Ik hou van mengelingen. Soul, reggae of Afrikaanse ritmes. Ik ben zelfs grote fan van Jacques Brel.”

Hoe wordt iemand met jouw achtergrond fan van Jacques Brel?

In het begin haatte ik Jacques Brel. Ik zag hem vaak op de televisie verschijnen, zwetend en met zijn grote mond en grote handen: afschuwelijk. Maar dan kreeg ik een sample van ‘Ce plat pays’ in handen en besloot ik naar de teksten te luisteren en het werd meteen de eerste hit van Starflam. Via samples kwam ik bijvoorbeeld ook in contact met jazz. Ik hoor een leuke sample en dan ga ik op zoek naar het nummer, naar het album en naar de artiest. 

Heb je zo ook muzikanten als Gabriel Rios, Arsenal en ’t Hof van Commerce gevonden? Na Starflam heb je je op zeer diverse stijlen geworpen

Ik ben Gabriel erg toevallig tegengekomen. Hij werkte met dezelfde beatcreator als Starflam, dj Miguel, en vroeg me om mee te werken aan zijn nieuwe album. Het klikte enorm en ondertussen is hij een van mijn beste vrienden geworden. Via Gabriel ben ik met een heleboel interessante muzikanten in contact gekomen en zij zagen het wel zitten om met mij iets op te nemen. Filip Kowlier had al meegewerkt aan een Starflam remix en we hebben ook een paar keer samen met ’t Hof van Commerce opgetreden. Hen kenden we dus al langer. Maar mijn muzikale link met Gent is begonnen bij Gabriel Rios en al de mensen rondom hem met wie ik heb samengewerkt.

Is muziek ook de reden waarom je in Gent bent komen wonen?

Nee. De liefde heeft me hier gebracht. Mijn vriendin is Gentse. Ik werk meer met Franse en Brusselse muzikanten dan met Gentse.

Breng je veel tijd door in de stad?

In Luik bracht ik veel tijd door  in de stad en maakte ik veel gebruik van de publieke ruimte. Maar Gent ken ik niet zo goed, ik kom er niet zoveel buiten. Ik woon aan de Nederkouter, een lelijke buurt waar niemand van houdt behalve ik. Het is eigenlijk de enige buurt die ik echt ken. Mijn kapster woont aan het Rabot, dat is ook een interessante buurt net als de Muide en de Sleepstraat.

Je hebt een speciale band met de Belgische stad. Je hebt er zelfs een nummer overgeschreven: “Liege, Bruxelles, Gand”. Kan je die drie steden vergelijken?

Luik is een Latijnse stad die haar Zuiderse karakter dankt aan Italiaanse immigranten. De eerste migratiegolf  dateert al van 1945 à 1946 maar tot op vandaag bepalen zij in grote mate de dynamiek van de stad. Ze hebben ook veel invloed op de andere gemeenschappen zoals de Marokkaanse, de Congolese of nu op de Slavische. Wat me zo bevalt aan Luikenaars is dat ze je rechtuit en ongevraagd hun mening geven. Als iemand een optreden van me gezien heeft dat hem niet beviel, zou hij naar me toestappen en zeggen: “Het trok echt op niets. Allez, tot ziens” en weer verder lopen.  Een Gentenaar zou dat nooit doen. Hij zou zeggen dat het schitterend was, zelfs al vond hij er niets aan. Ik hou enorm van die Luikse mentaliteit. Brussel is een zeer speciale, kosmopolitische stad, waar ik tegenwoordig veel tijd doorbreng. Er heerst een dynamiek die alle kanten op kan gaan. Er zijn tendensen die me angst aanjagen, zoals werkloosheidscijfers van meer dan 40 procent bij jongeren. Zoiets leidt onvermijdelijk tot problemen. Ook de quasi spookbuurten die ’s nachts ontstaan nadat de 200.000 pendelaars die Brussel dagelijks over de vloer krijgt, weer huiswaarts zijn gekeerd . Gelukkig zijn er ook nog erg volkse buurten waar je een typisch Belgische mix van culturen en tradities terugvindt. Dit is enorm inspirerend. In Gent mis ik die mengeling toch een beetje. 

De stad loopt als een rode draad door je leven en je muziek.

Ik ben een echte stadsjongen. Ik zou nergens anders kunnen leven. Het beïnvloedt werkelijk alles wat ik schrijf. Om muziek te maken, moet je in de stad leven, vind ik. Vrienden die op het platteland wonen leven te geïsoleerd, en zijn te gedeconnecteerd om nog nieuwe muziek te kunnen maken, merk ik. Ik ga altijd naar de bakker om de hoek, naar de barbier, naar de kruidenier en zo voel ik echt de polsslag van de stad. Die probeer ik te integreren in mijn muziek.

Je hebt dat ook geprobeerd in Kinshasa waar je de cd Kinshasa Succurale bent gaan opnemen. Hoe was het om na 25 jaar weer in je geboorteland te zijn?

Uiteindelijk gaf mijn trip naar Kinshasa me hetzelfde gevoel als een trip naar New York. Het was absoluut geweldig! Maar het feit dat ik Congolees ben, had daar weinig mee te maken. 

Voor Kinshasa Succurale werkte je samen met een aantal grote Congolese muzikanten, zoals Konono N° 1. Hoe viel dat mee?

Het was fantastisch om met hen samen te werken. ‘s Zondags oefenen ze altijd in een grote garage, een eind buiten de stad, terwijl de kinderen uit de buurt komen luisteren en spelen. Dat is ongelofelijk. Wel jammer dat ze niet meer op hun zelf gemaakte instrumenten spelen. Blijkbaar moet je blut zijn om echt uniek te zijn.

Hoe kijk je naar de 50ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid?

In het nummer “Le jour d’après / Siku Ya Baabaye” bekijk ik het langs de positieve kant. Het kan een belangrijk reflectiemoment zijn voor veel Congolezen. Het is een punt om stil te staan bij de situatie waarin het land zich nu bevindt en om zich af te vragen waar het met Congo naartoe moet de komende 50 jaar. De eerste vrije verkiezingen vonden nog maar drie jaar geleden plaats.

Voor miljoenen burgers was dit een erg symbolisch moment. Voor het eerst werd hun mening gevraagd. Ondanks de miserie, de corruptie en de tegenslagen, gaf dit veel Congolezen het gevoel dat ze bestaan. Ik heb met veel mensen gepraat en altijd kwam het gesprek op politiek, het leeft er echt. Het land is in beweging. Ik kan er niet tegen als Europeanen even komen zeggen hoe het moet. Nog niet zo lang gelden mochten vrouwen in België geen broek dragen en mochten ze niet gaan stemmen. Kan je je dat voorstellen?  Je moet accepteren dat Afrikaanse landen of moslimlanden op hun eigen tempo evolueren. 

Is het gewoon een kwestie van tijd, denk je?

Op technologisch vlak zien we nog maar weinig verschillen. Iran is daar een goed voorbeeld van. De mensen namen hun lot in eigen handen. Ze filmden alles en via het internet maakten ze het wereldkundig. Ze vochten voor hun zaak en gebruikten dezelfde middelen als de Europeanen.

Met hun religieuze en politieke opvattingen zal het net zo gaan. Religie en tradities zullen minder invloed krijgen zoals dat ook in het Westen gegaan is. Moslimmeisjes lopen ook rond met een iPhone en kijken ook naar Jim TV en MTV. Zo worden ze geconfronteerd met hun traditie en de manier waarop ze nu leven en zullen ze daarover moeten nadenken. Door het te politiseren en er iets raciaal van te maken, maak je het alleen maar erger.

Rapmuziek polariseert soms ook met haar vrouwonvriendelijke teksten en de verheelijking van geweld en het materialisme.  Chris Rock zei tijdens één van zijn shows: ‘I love rap music, but I’m tired of defending it’. Vind jij het vandaag nog makkelijk om rap te verdedigen ?

Ik heb daar geen moeite mee. Ik vind  eerlijkheid en oprechtheid belangrijk als artiest. Ik kan accepteren dat bepaalde artiesten het oprecht fijn vinden om zich te laten omringen door mooie vrouwen. 

Mooie vrouwen die ze dan bitches noemen?

Het vocabularium van rappers is complex, ik denk niet dat ze het woord bitches per definitie  op een pejoratieve manier gebruiken, het is gewoon een andere manier om ‘meisje’ te zeggen. Nigger klinkt ook zeer beledigend wanneer je het buiten de context plaatst, toch gebruiken rappers het onderling voortdurend.

Ik herinner me een interview met Jay Z waarbij hij dezelfde vraag kreeg voorgeschoteld. Hij gaf toe dat rappers nogal makkelijk teruggrijpen naar naakte vrouwen en auto’s in hun videoclips. “Maar jammer genoeg”, zei hij, “als we dan wel kunstzinnige videoclips maken, zoals ik heb gedaan met ‘99 Problems’ , een zeer artistieke productie waarbij mensen als Vincent Gallo, Rick Rubin en Anton Corbijn betrokken waren, dan speelt MTV mijn videoclip niet”. Jongeren willen naakte vrouwen en blinkende auto’s zien! Je mag niet vergeten dat de Amerikaanse samenleving enorm gefixeerd is op succes en de materiële afspiegelingen van dat succes. Ook Jim TV zal nooit mijn videoclips spelen. 

Met Starflam maakten jullie maatschappij kritische teksten en toch waren jullie de meest succesvolle Belgische hiphop groep. Zelfs in Vlaanderen, wat niet evident is voor een Franstalige rapgroep.

Dat klopt, maar we hebben er wel tien jaar hard aan gewerkt. Het is niet zoals bij The Black Box Revelation vandaag, zij brengen een album uit en staan meteen bovenaan de hitlijsten. Ik herinner me nog de eerste keer dat we in Gent speelden in het Magazijn in 1997: er was maar 40 man. 

Wat verkies je: de politiek geëngageerde teksten ten tijde van Starflam of de meer persoonlijke, identitaire teksten van Baloji?

Ik vind beide invalshoeken leuk en interessant, maar ik schat de ene niet hoger in dan de andere. Ik maak evenzeer liedjes over de liefde, mijn moeder als over de politieke situatie in Congo of de sans-papiers in België. Het is die mix tussen het persoonlijke en het politieke die me zo fascineert. Uiteindelijk zoek je als artiest een reden om op een eerlijke en overtuigde manier muziek, theater of film te maken, dat is het belangrijkste. Soms vloeit  dat voort uit een persoonlijk verhaal soms vanuit een breder maatschappelijk kader. Toen we met Starflam ‘Ce plat pays qui est le mien’ schreven, waren we getroffen door een aantal politieke en sociale wantoestanden die we dan muzikaal probeerden te vertalen. Met mijn solo-project ging ik ook zo te werk. Ik zou niet zeggen dat het politiek engagement uit mijn teksten verdwenen is. Een song als “Tout ceci ne vous rendra pas le Congo” is een negen minuten durende keihard politieke statement. ‘Repris de justesse’ gaat dan weer over mensen in de illegaliteit.

In de media werd de ontstaansgeschiedenis van Hotel Impala (zijn vorige cd, BV&SV) heel sentimenteel voorgesteld als zijnde een zoektocht naar mijn Afrikaanse identiteit en roots. Het is waar dat dit album tot stand kwam nadat mijn moeder me een brief schreef waarin ze vroeg wat ik had uitgestoken de voorbije 25 jaar. Mijn antwoord is deels te vinden in Hotel Impala. Maar dit was gewoon een concept; een invalshoek om muziek te maken. De manier waarop dit in de media werd geromantiseerd tot een back-to-the-rootscliché was verschrikkelijk. 

Dus je vindt Starflam niet meer geëngageerd dan Baloji?

Nee, eerlijk gezegd was dat ook een beetje mijn probleem met Starflam en de reden waarom ik afstand heb genomen van Starflam. Ik denk dat het makkelijker is om je maatschappelijk te engageren als je weinig zorgen hebt. Uiteindelijk hadden de meeste groepsleden van Starflam een goede economische en familiale achtergrond en als je ziet waar ze zich vandaag muzikaal mee bezighouden, dan moet je besluiten dat de ‘anti-establishmenthouding’ van Starflam gewoon een façade was. Het was gewoon een invalshoek om muziek te maken, maar op geen enkele manier is men er echt voor gegaan. Voor mij was het anders; de periode dat ik ‘Survivant’ schreef was ik een vluchteling, een illegaal zonder papieren of een identiteit. Het was nogal logisch dat ik een kritische houding ten aanzien van de overheid had. 

Kan je als solo-artiest het succes van Starflam evenaren?

Je kan de twee niet vergelijken. Starflam was wel bekender dan Baloji. Maar in tegenstelling tot Starflam waarmee we nooit in in het buitenland zijn doorgebroken, kan ik het nu wat internationaler aanpakken. Ik heb al heel wat getoerd in het buitenland en ik krijg er goede reviews. Ik krijg de kans om samen te werken met uitstekende muzikanten zoals Africa Express en Amadou & Mariam. Ik heb een compilatiealbum kunnen maken met Diversidad, een Europees hiphopcollectief. Ik kan toeren in Congo en West-Afrika en met mijn neef die ik in Congo heb leren kennen, gaan we een tentoonstelling organiseren in de Afro-Amerikaanse universiteiten in de VS. Die internationale dimensie vind ik geweldig!

Wat wordt je volgende project?

Ik ben bezig met een nieuw album: met het schrijven van teksten en het opnemen van de muziek. Het wordt opnieuw een samenwerking met verschillende artiesten, maar meer kan ik daarover nog niet verklappen. Daarnaast zijn we nog volop bezig met Kinshasa Succursale.

Siggie Vertommen en Berber Verpoest

take down
the paywall
steun ons nu!