De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Leerling.
Bron: Pixabay
Opinie -

Afkomst en opleiding: een kwestie van geluk

vrijdag 31 januari 2020 19:42
Spread the love

Je zou denken dat iedereen nu zo langzamerhand wel gelijke kansen op opleiding en werk heeft. Niets is minder waar. De afkomst van een leerling bepaalt nog steeds in grote mate zijn studiekeuze en zijn resultaten. Zo blijkt dat de 10 procent leerlingen van 15 jaar oud met de hoogste sociaal-economische achtergrond 79 procent kans heeft om op een ASO-school te zitten, terwijl dit maar 22 procent is voor de 10 procent leerlingen met de zwakste achtergrond.

De schoolresultaten bevestigen dit beeld. Een leerling van betere komaf met hoger opgeleide ouders en meer financiële middelen scoort hoger op vaardigheden als lezen en wiskunde, zoals blijkt uit een analyse van de Pisa-resultaten door de professoren Kristof De Witte (KULeuven) en Jean Hendriks (UCL). Voor zittenblijven geldt hetzelfde. Slechts 8 procent van de rijkste leerlingen heeft een jaar overgedaan, maar bij de armste leerlingen is dit maar liefst 45 procent.

We zien dus dat armoede nog steeds iemands opleidingskansen bepaalt. Het is een kwestie van geluk: wie in een gegoed milieu ter wereld komt, heeft de meeste kans op een goede opleiding en om zelf tot zo’n milieu te behoren. Hoe kunnen we deze verschillen in kansen tussen arm en rijk verklaren?

Stereotypes en vooroordelen

Bij de beoordeling van leerlingen laten leraren zich vaak leiden door vooroordelen en stereotypes. Zo deden de UGent en de KULeuven onderzoek bij honderden leraren welk attest ze een leerling uit het vierde middelbaar zouden geven, het ging om fictieve leerlingen met exact dezelfde punten.

En wat blijkt? Wanneer de naam Lars wordt veranderd in Mohammed of het beroep van de ouders van bankbediende in vrachtwagenchauffeur, stijgt het aantal B- en C-attesten, bij armere leerlingen met 14%, bij leerlingen met een migratieachtergrond met 12%. Van hen hebben de leraren lagere verwachtingen.

De onderzoekers stelden vast dat leraren er nog altijd vanuit gaan dat rijkere, witte leerlingen verder zullen studeren en zo lang mogelijk in het ASO moeten blijven. Op die manier ontstaat een selffulfilling prophecy: degenen van wie we de minste verwachtingen hebben, krijgen ook de minste kansen, wat die mindere verwachtingen weer bevestigt.

Sociale apartheid of sociale mix?

Vlaanderen is wat betreft gelijkheid van opleidingskansen een van de slechtste leerlingen van de internationale klas: haast nergens voorspelt afkomst zo zeer de schoolresultaten. Blijkbaar zijn we er na jaren van democratisering en emancipatie nog altijd niet in geslaagd iedereen gelijke kansen te geven. We hebben nog steeds een systeem dat zichzelf reproduceert: wie arm is, heeft minder opleidingskansen en heeft daardoor ook minder kans om uit de armoede te raken, want een betere opleiding levert meestal een betere baan op.

Voor leerlingen met een migratieachtergrond geldt dit des te meer. Niet alleen hun sociaal-economische en culturele achtergrond, maar vaak ook de school waar ze les volgen speelt in hun nadeel. De vrije schoolkeuze brengt immers met zich mee dat rijke ouders een school kiezen waar ook andere rijke ouders hun kinderen naartoe sturen. Op andere scholen zijn leerlingen van arme ouders oververtegenwoordigd, ze worden wel concentratiescholen (!) genoemd. Omdat de rijken doorgaans wit zijn en de armen meestal gekleurd, zijn er witte en zwarte scholen ontstaan.

Vrije schoolkeuze werkt segregatie in de hand, er ontstaat sociale apartheid. Om dat te vermijden is een sociale mix op school het beste antwoord en er gaan dan ook stemmen op om de vrije schoolkeuze te beperken om de kansengelijkheid te vergroten. Je steekt er immers weinig van op als je in een klas vol klonen van jezelf zit.

Intelligentie of milieu?

Zijn arme leerlingen dommer dan rijke? In dat onwaarschijnlijke geval zou de verdeling van het IQ over de bevolking volkomen de verdeling van het inkomen moeten volgen. Het is aannemelijker dat beide betrekkelijk los van elkaar staan en dat we dus zowel binnen de armen als binnen de rijken mensen met een hoger en mensen met een lager IQ aantreffen.

Het is daarom onrechtvaardig als een arme minder opleidingskansen heeft. Niet zozeer zijn IQ maar vooral zijn milieu beperkt zijn mogelijkheden. Vaak stimuleert dat milieu leren niet, omdat de ouders weinig opleiding hebben gehad. En opleiding kost geld. Armere leerlingen die een keer blijven zitten, krijgen niet altijd de kans om het nog eens te proberen of stoppen noodgedwongen na het middelbaar onderwijs.

Je kunt je afvragen of een IQ-test een goede graadmeter van iemands intelligentie is. De nadruk ligt sterk op analytische, rekenkundige vaardigheden. Synthetische, talige en creatieve vaardigheden blijven grotendeels buiten beschouwing. Er is daarom wel gezegd dat een IQ-test typisch intellectuele vaardigheden meet van het westerse onderwijs.

We weten ook dat iemand die vaker een IQ-test doet er steeds beter in wordt, terwijl zijn intelligentie natuurlijk niet is toegenomen. Of dat iemand in verschillende situaties een ander resultaat behaalt: het maakt verschil of je goed uitgeslapen bent of een kater hebt. Je IQ is niet zo’n vaststaand en objectief gegeven als je lengte of je schoenmaat.

Koen Daniëls (N-VA) heeft voorgesteld om het gelijkekansenbeleid te evalueren door het IQ van kinderen te meten. Hij lijkt er vooral op uit om vast te stellen dat arme kinderen de capaciteiten niet hebben en we dus niet verbaasd moeten zijn over hun mindere schoolprestaties. We hoeven er niets aan te doen, want we kunnen er niets aan doen. Het eindpunt is dan een kastesysteem met maximale segregatie. Van een samenleving is geen sprake. Je kunt alleen in opstand komen en zo’n wereld is een ideale biotoop voor radicalisme en terrorisme.

Voortijdige schooluitval

Als armoede, opleiding en werk zo sterk samenhangen, is het geen wonder dat vooral armere leerlingen ontmoedigd afhaken en zonder enige kwalificatie het secundair onderwijs verlaten. In Vlaanderen zijn er 11 procent voortijdige schoolverlaters, 14 procent bij de jongens en 8 procent bij de meisjes. Maar in de steden Antwerpen en Genk loopt dit percentage op tot boven de 20 procent. Voortijdige schooluitval is echter niet alleen een probleem van de steden en komt ook in ASO-scholen voor.

Jongeren zonder diploma komen vaker in de werkloosheid terecht of vinden een laagbetaalde job met weinig perspectief. Voortijdige schooluitval brengt extra maatschappelijke kosten met zich mee. “Wanneer er meer jongeren ongekwalificeerd uitstromen, zorgt dat voor hogere werkloosheids- en gezondheidsuitgaven, een lagere economische groei en hogere veiligheidsuitgaven en gerechtelijke kosten”, zegt professor Marc Swyngedouw (KULeuven). Volgens hem gaat het in totaal om zo’n 264 miljoen euro.

Een van de antwoorden om voortijdige schooluitval te voorkomen is duaal leren. Jongeren volgen dan een deel van hun opleiding op de werkvloer. Zo is de relatie tussen opleiding en werk duidelijker: je ziet waarvoor je leert. Jongeren krijgen ook een beter, op ervaring gebaseerd idee wat werken is. Maar deze oplossing komt te laat in het schooltraject. De basis van kennis wordt al in de lagere school gelegd en dáár begint de differentiatie van leerlingen al. Goed begonnen, is half gewonnen, maar dat geldt alleen voor de rijkere leerlingen uit een beter milieu: zij beginnen met een voorsprong.

Maar liefst 90% van de kwetsbare leerlingen gelooft sterk in het onderwijs als middel voor sociale mobiliteit, zoals blijkt uit een grootschalig, vijfjarig onderzoek naar voortijdig schoolverlaten in Europa door de Universiteit Antwerpen. Juist dat vertrouwen kan ervoor zorgen dat zij minder vaak de school verlaten zonder diploma. Maar hun geloof in het onderwijs wordt bepaald door de mate waarin leerlingen zich ondersteund weten door hun leerkrachten en meer individuele aandacht krijgen, van de omkadering en van het geld dat daarvoor wordt uitgetrokken. Voortijdige schooluitval is vooral een financiële kwestie, van onze bereidheid te investeren in kansarme leerlingen.

Waren we het er niet over eens dat in onze samenleving geen talent verloren mag gaan? Staan de werkgevers niet te springen om werknemers? In zo’n situatie moeten we denken, durven en al het mogelijke doen om iedereen aan boord te houden.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!