In oktober 1922 begon Benito Mussolini zijn 'mars op Rome'. Foto: Public Domain
Guy Vanthemsche

100 jaar geleden kwamen Italiaanse fascisten voor het eerst aan de macht

De overwinning van Giorgia Meloni is een ‘verjaardagscadeau’ voor wie Mussolini’s regime bewondert. Wat gebeurde er 100 jaar geleden en wat heeft die gebeurtenis te maken met wat zich vandaag afspeelt in Italië? Historicus Guy Vanthemsche ziet verschillen met de omstandigheden en fascistische methodes van toen. Maar “het uiteindelijk resultaat is daarom niet minder gevaarlijk”.

dinsdag 27 september 2022 10:32
Spread the love

 

De geschiedenis maakt soms rare kronkels: precies één eeuw geleden (op exact één maand na) kwamen de Italiaanse fascisten voor het eerst aan de macht. De klinkende electorale overwinning van Giorgia Meloni, leidster van de “postfascistische” Fratelli d’Italia, is dus een prachtig verjaardagscadeau voor wie Mussolini en zijn regime bewondert, zowel in Italië als daarbuiten. Wat gebeurde er 100 jaar geleden, en wat heeft die gebeurtenis te maken met wat er zich vandaag afspeelt bij onze zuiderburen?

Van 28 tot 30 oktober 1922 hielden aanhangers van de Partito Nazionale Fascista (PNF) de beruchte “Mars op Rome” (Marcia su Roma). Door die spectaculaire machtsontplooiing zette extreemrechts de Italiaanse democratische instellingen met succes onder druk, want koning Vittorio Emanuele III en de heersende politieke elite aanvaardden dat de 39-jarige Benito Mussolini, leider van de PNF, de nieuwe regering zou vormen en aanvoeren.

Op 31 oktober 1922 werd hij ingezworen als premier, de jongste uit de Italiaanse geschiedenis. Dat was het begin van een tragische periode in de Italiaanse én Europese geschiedenis. Ze eindigde pas 23 jaar later, na veel bloedvergieten in de Wereldoorlog waaraan Italië deelnam aan de zijde van nazi-Duitsland, en na een partizanenoorlog die Italië zelf ook jarenlang verscheurde.

Mussolini bekocht het met zijn leven – de foto van zijn kadaver, opgehangen met het hoofd naar beneden op een publieke plaats in Milaan, behoort tot de iconische beelden van de twintigste eeuw.

Het fascisme ontstond vlak na de Eerste Wereldoorlog. Italië was pas in 1915 de Eerste Wereldoorlog binnengestapt aan de zijde van de Frans-Britse alliantie tegen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije. Die deelname werd een zware beproeving voor het mediterrane land: hoewel het in 1918 uiteindelijk aan de kant van de overwinnaars stond, kreeg het ook zware nederlagen en vernederingen te verduren.

 

 

Na de oorlog waren de desillusies groot. Opgeklopte nationale gevoelens, vooral bij vele oud-strijders, werden danig gefrustreerd. Bovendien dreven de torenhoge sociaaleconomische problemen ook vele gewone Italianen tot wanhoop. Bij vele arbeiders vond de (piepjonge) communistische beweging gehoor.

De grootgrondbezitters en de financieel-industrieel-commerciële kapitalisten beschouwden de fascisten als een dam tegen het ‘linkse gevaar’, eens Mussolini hun had verzekerd dat de PNF niet zou raken aan de bestaande bezitsverhoudingen.

Ook in de nog dominante landbouw zorgde de verpletterende macht van de grootgrondbezitters voor schrijnende sociale toestanden. Stakingen, bedrijfsbezettingen en onrust op het platteland waren het gevolg van de algemene maatschappelijke crisis en ongelijkheid.

Bang voor een ‘rode revolutie’ zochten vele kleinburgers, maar ook gewone (al dan niet gemarginaliseerde) volksmensen hun heil in de opkomende extreemrechtse organisaties, de fasci di combattimento of ‘strijdbundels’ – vandaar de naam fascisme – die overal in het land ontstonden. Het waren regelrechte ultranationalistische knokploegen die het geweld niet schuwden.

Ook de maatschappelijke elites, meer bepaald de machtige grootgrondbezitters en de financieel-industrieel-commerciële kapitalisten konden de opkomende fascistische beweging wel smaken, want ze beschouwden die als een dam tegen het ‘linkse gevaar’, eens Mussolini hun had verzekerd dat de PNF niet zou raken aan de bestaande bezitsverhoudingen.

Dat resulteerde in een ietwat paradoxale situatie. Vele fascisten, onder hen de zogenaamde ‘futuristen’, waren precies uit op een grondige verandering van de samenleving. Ze dweepten met modernisering; de oude orde moest plaatsmaken voor een Ordine nuovo.

Alle fascisten en hun sympathisanten waren het er vooral over eens dat er een einde moest komen aan het ‘democratische gekonkelfoes’ – het Italiaanse parlementaire systeem was inderdaad (toen al) een ware krabbenmand beheerst door gematigde rechtse en centrumpartijen.

Mussolini hield woord. Na zijn aanstelling als premier begonnen hij en de PNF de democratische staat uit te hollen. Geleidelijk muteerde Italië tot een dictatuur, waarin de premier zelf vervelde tot ‘De Aanvoerder’ of Duce. Hij werd het voorwerp van een ware personencultus – jaren voor die van Hitler en Stalin.

Dat kunstmatig opgebouwde grandioze imago werkt door tot vandaag, want zelfs na 1945 bleven sommige Italianen hun voormalige leider bewonderen, meer bepaald de stichters en volgers van de Movimento Sociale Italiano, de rechtstreekse voorloper van de huidige Fratelli d’Italia.

Op het einde van de jaren 1920 waren alle andere partijen verboden, politieke opposanten fysiek uitgeschakeld of opgesloten, persvrijheid en andere liberale vrijheden vernietigd, en was het parlement opgedoekt.

Om Italië ‘groot-groter-grootst’ te maken, ontketende de Duce ook een waanzinnige buitenlandse expansie- en veroveringspolitiek, met oorlogen tegen het democratische Spaanse regime, tegen Ethiopië en tegen Albanië, om tenslotte de bondgenoot te worden van het nazi-imperialisme en ook moordende anti-Joodse vervolgingen in te stellen.

Zoals in Duitsland in 1933 is het fascisme aan de macht geraakt met de hulp en de samenwerking van de ‘traditionele’ rechtse en conservatieve krachten. Meloni kan geen premier worden zonder de Forza Italia van Berlusconi. De steun van conservatieve katholieken is ook zeer kostbaar voor Meloni (net zoals Mussolini erin slaagde om de katholieke kerk aan zijn kant te krijgen).

Ondertussen, vooral in de jaren 1930, zorgde de fascistische staat echter ook voor enige ‘modernisering’ van economie en infrastructuur, een illusoire bron van nationale trots waarop vele Italianen zich ook na de Tweede Wereldoorlog beriepen om het dictatoriale regime te vergoelijken.

Wat betekent dit dramatische Ventennio fascista (20 jaar fascistisch regime) voor de huidige situatie? Uiteraard is het absurd om gewoon te constateren dat ‘de geschiedenis zich herhaalt’. Grote verschillen bestaan tussen het Italië van 1922 en dat 2022. Maar enkele aspecten uit dit niet-zo-verre verleden helpen ook om de gebeurtenissen van vandaag beter in te schatten.

Laten we eerst kijken naar enkele verschillen.

1. In 1922 was de PNF – met zijn regionale en lokale squadri – veel strakker georganiseerd; het was een paramilitaire organisatie die op vele plekken terreur zaaide en tegenstanders fysiek uitschakelde. De huidige partij Fratelli d’Italia vertoont niet dezelfde openlijk gewelddadige kenmerken. Naast een harde kern van overtuigde neofascistische militanten, wist de partij vooral 25% vlottende, rechtse kiezers te bekoren, die vandaag Meloni naar het premierschap katapulteren, maar die snel weer verleid kunnen worden door een andere politieke sirenenzang. Die grote groep is momenteel niet per se aanhanger van een voldragen fascistisch wereldbeeld.

2. Hoewel de sociale situatie van vele Italianen, vooral in het zuiden, nu uitzichtloos is, was de maatschappelijke crisis van de vroege jaren 1920 veel dieper en pijnlijker.

3. Terwijl de sociaaleconomische elite van na de Eerste Wereldoorlog het fascisme gemakkelijk omarmde uit vrees voor ‘de roden’, lijken de Italiaanse kapitalisten vandaag niet gediend met een radicale anti-Europese ultranationalistische koerswending die hun duur te staan zou komen. Het ‘rode gevaar’ is vandaag ook geweken, in tegenstelling tot de jaren 1920.

4. In de tussenoorlogse periode was Italië niet geconfronteerd met een zogenaamde ‘immigratiecrisis’ zoals vandaag, maar integendeel met een enorme emigratiecrisis (om te overleven trokken toen massa’s arme Italianen naar andere Europese landen en naar de VS – ze werden daar overigens vaak beschouwd als ‘lastposten’, net hetzelfde discours waarop zovele Italianen de huidige immigranten in ‘hun’ land vergasten …).

5.Tal van andere verschillen zouden nog vermeld moeten worden. Maar we vestigen nu ook de aandacht op enkele aspecten die aanzetten tot nadenken – en voorzichtigheid. Mussolini en zijn PNF ‘grepen’ niet de macht door een gewelddadige staatsgreep.

Eind oktober 1922 had het Italiaanse leger moeiteloos kunnen ingrijpen tegen de fascisten die naar Rome stapten. Maar de legale overheid greep bewust niet in. De fascisten namen het regeringsroer ook niet in handen na een klinkende verkiezingsoverwinning. In 1922 beschikte de PNF over amper 7% van de parlementsleden!

Het Italiaanse politieke establishment gunden Mussolini de toegang naar het premierschap om de politieke en sociale orde te handhaven. En deels ook in de hoop om die volkse agitator, afkomstig uit een bescheiden milieu, te controleren (en te uiteindelijk paralyseren?). Andere politieke krachten namen dus deel aan Mussolini’s eerste kabinet, naast fascistische ministers.

Hierin bestaat precies de belangrijkste ‘les’ die de geschiedenis ons vandaag geeft.

Zoals in Duitsland in 1933 is het fascisme aan de macht geraakt met de hulp en de samenwerking van de ‘traditionele’ rechtse en conservatieve krachten. Vandaag kan Meloni geen premier worden zonder de alliantie met de partij Forza Italia geleid door de louche zakenman-politicus Berlusconi. De steun van conservatieve katholieken, vooral in de ethische dossiers, is ook zeer kostbaar voor Meloni (net zoals Mussolini erin slaagde om de katholieke kerk aan zijn kant te krijgen).

Ook de Oostenrijkse extreemrechtse FPÖ had haar kortstondige regeringsdeelname in 2017-2019 te danken aan de ÖVP van de ambitieuze ‘christendemocraat’ Sebastian Kurz.  In 2022 komt de extreemrechtse partij in Zweden aan de macht door een coalitie met gematigd rechts. Zal de extreemrechtse partij Vox weldra deel uitmaken van de Spaanse regering met de hulp van de Partido Popular? Zal Vlaams Belang in 2024 de hoogste Vlaamse politieke treden bereiken dankzij de N-VA? Zal een extreemrechtse politicus/ca in 2027 Frans president worden dankzij de ‘gematigde’ rechtse stemmen en formaties? Historisch gezien is het fascisme nooit alleen en op eigen krachten aan de macht gekomen.

Giacomo Matteoti, kort voor hij werd vermoord op 10 juni 1924. Foto: Public Domain

Het valt daarnaast ook op dat het fascistisch regime niet eensklaps werd ingevoerd. Met Mussolini als premier werden de instellingen en de oppositie stap voor stap monddood gemaakt. Voorlaatste woord moet ook vaak letterlijk genomen worden: de socialistische oppositiepoliticus Giacomo Matteotti werd ‘pas’ in 1924 van kant gemaakt. De communist Antonio Gramsci verdween ‘pas’ in 1926 in de fascistische kerker. Enzovoort.

De aanwezigheid van fascistische elementen in de hoogste regionen van het staatsbestel zorgde dus voor een geleidelijke aantasting van de democratische mechanismen. Ook vandaag zien we keer op keer – in Hongarije vooral, maar ook in Polen en andere landen – dat de rechtsstaat, gesteund op vrijheden en vrije verkiezingen, uitgehold wordt door slinkse ingrepen van extreemrechtse machtshebbers die oorspronkelijk op democratische wijze aan het regeringsroer zijn geraakt.

De manieren waarop die aantasting vandaag gebeurt (door de manipulatie van de ‘sociale media’, door allerlei inperkingen van pers-, academische en gerechtelijke vrijheden, door partijdige benoemingen in de administratie, door corruptie, enz.) hoeven niet noodzakelijk overeen te komen met de methodes die Mussolini en zijn trawanten honderd jaar geleden gebruikten.

Maar het uiteindelijk resultaat van dat proces is daarom niet minder gevaarlijk.

 

Guy Vanthemsche is historicus en emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel waar hij hedendaagse geschiedenis doceerde. Hij publiceerde:

  • ‘Belgium and the Congo, 1885-1980’, Cambridge University Press, 2012
  • ‘België en Congo: merktekens van een kolonie (van de jaren 1880 tot de jaren 1980)’, Tielt, Lannoo, 2007
  • ‘La Sabena et l’aviation commerciale belge 1923-2001‘, Brussel, De Boeck, 2001
  • ‘De beginjaren van de sociale zekerheid in België (1944-1963)’, Brussel, VUBPress, 1994.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!