“Oorlog zonder grenzen”: oorlogspolitiek leidt wereldwijd tot meer geweld en terreur

“Oorlog zonder grenzen”: oorlogspolitiek leidt wereldwijd tot meer geweld en terreur

zaterdag 10 september 2016 09:39
Spread the love




100 jaar geleden, in 1916, verdeelden gezanten van Frankrijk en Groot-Brittannië het Midden-Oosten onder elkaar. Frankrijk kreeg het huidige Syrië en Libanon, Groot-Brittannië kreeg Irak. Het geheime akkoord creëerde een nieuwe grens die tot op vandaag naar de twee gezanten van 1916 wordt genoemd: Sykes-Picot. Na ruim 100 jaar van koloniaal en semi-koloniaal bewind met bloedige interventies en steun aan dubieuze dictaturen, is het niet verwonderlijk dat er weinig vertrouwen is in de westerse mogendheden. Op de chaos en barbarij groeiden geen bloemen, maar burgeroorlogen en terroristisch geweld.

In “Oorlog zonder grenzen” schetst Ludo De Brabander een breder kader van de internationale politiek en geschiedenis om onder meer te begrijpen hoe de huidige conflicten ontwikkelen en wat de gevolgen ervan zijn inzake terrorisme en vluchtelingencrisis. Hij toont overtuigend en met een brede achtergrondkennis aan dat de burgerij in het Westen de impact van militaire interventies onderschat. “Organisaties als al-Qaida of de Islamitische Staat zijn onder meer het product van militaire interventies, van wapenhandel, van economische uitbuiting, van steun aan autoritaire regimes, van oliehonger, ja zelfs van de westerse koloniale geschiedenis die maar blijft nazinderen.” IS werd groot op de puinhopen van de invasie in Irak, al-Qaida groeide op basis van het geweld in Afghanistan.

De Brabander stelt terecht vast dat de ‘oorlog tegen terreur’ gefaald heeft: in 2002 waren er volgens officiële Amerikaanse cijfers wereldwijd 199 terreuraanslagen, in 2014 maar liefst 13.500. Driekwart daarvan vond plaats in Irak, Nigeria, Afghanistan, Pakistan en Syrië. Hij verwijst naar de Duitse journalist Jürgen Todenhöfer: “In 2001 waren er ruwweg een paar honderd terroristen in de bergen van de Hindu Kush die een bedreiging vormden voor de internationale gemeenschap. Nu, nadat de oorlog tegen het terrorisme volgens sommige schattingen tot 1 miljoen Iraakse levens heeft gekost, worden we geconfronteerd met 100.000 terroristen. ISIS is zes maanden na de start van de invasie opgericht: het is het kind van Bush.” Tot op vandaag komen gevestigde politici als antwoord op aanslagen niet verder dan het opvoeren van de vicieuze cirkel van geweld en terrorisme.

De Franse en Britse koloniale en de Amerikaanse neo-koloniale overheersing ging jarenlang gepaard met een verdeel-en-heersbeleid waarbij sectaire spanningen in onder meer Libanon, Syrië en Irak werden aangewakkerd. “Oorlog zonder grenzen” brengt de geschiedenis van koloniaal bedrog maar ook van antikoloniale strijd van onderuit. Zo werd de Syrische opstand van 1925 bloedig onderdrukt, de Fransen bombardeerden Damascus gedurende 48 uur waarbij meer dan 6.000 doden vielen. Na de Tweede Wereldoorlog wordt de Amerikaanse invloed groter, onder meer door een bondgenootschap met het conservatieve Saoedische regime dat plots bijzonder rijk wordt door de vondst van olie. De creatie van Israël levert bovendien een regionale bondgenoot op rond wie het lokale beleid wordt opgebouwd.

Na de val van het Oostblok treedt de VS directer op in de regio. Zo was er de invasie in Irak in 1990 toen de voormalige Amerikaanse bondgenoot Saddam Hoessein Koeweit was binnengevallen. Als de invasie toen niet volledig doorgetrokken werd tot de val van Saddam, had dit volgens Ludo De Brabander onder meer sectaire redenen: de VS vreesden dat er een sjiietisch regime tot stand zou komen en dat Iran hierdoor aan invloed zou winnen. In 2003 zou een nieuwe invasie alsnog een einde maken aan het bewind van Saddam, maar het gebrek aan heropbouw werkt sectair geweld in de hand. Dat de VS niet geïnteresseerd is in democratie en welvaart voor de lokale bevolking, bleek al langer door de steun aan dictatoriale regimes zoals onder meer die van Ben Ali (Tunesië) of Moebarak (Egypte). Ook de massavernietigingswapens, het officiële excuus voor de oorlog, waren een leugen om een oorlog om olie en prestige te rechtvaardigen. Dit alles leidt tot een breed gedragen afkeer tegenover de VS: een peiling uit 2015 geeft bijvoorbeeld aan dat 85% in Egypte anti-Amerikaans is. Dezelfde peiling wijst erop dat groepen als IS slechts op marginale steun kunnen rekenen.

De ‘Arabische Lente’, eigenlijk een golf van opstanden en bewegingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die zich niet beperkte tot de Arabische bevolking in deze regio, bracht nieuwe hoop op verandering. In Tunesië en Egypte verdrijven massabewegingen de dictators. Dit gebeurt niet toevallig in twee landen waar de arbeidersbeweging sterk staat, een element dat niet aan bod komt in dit boek. Het gebrek aan massa-organisaties met een programma dat voor een volledige breuk met het neoliberale beleid en dus met het kapitalisme ging, gaf ruimte aan de elite om zich te herorganiseren. De westerse imperialistische machten maakten bovendien gebruik van prille bewegingen in Libië en Syrië om zich militair terug op de kaart te zetten. De Brabander toont aan hoe rampzalig dit is: in juni 2015 telde Libië 450.000 interne vluchtelingen, waren er 1600 gewapende milities actief en controleerde IS een kuststrook van 200 kilometer. Waar de opstanden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika gewelddadige groepen als Al-Qaida in een erg defensieve positie duwden, krijgen ze onder meer door de burgeroorlog in Syrië en het contrarevolutionaire offensief in Tunesië en Egypte opnieuw de wind in de zeilen. Samen met de sectaire tegenstellingen in Irak en Syrië zorgt dit voor de achtergrond waartegen een groep als IS kon ontstaan.

De Brabander merkt terecht op dat “gewelddadige jihadistische groeperingen vaak pas ontstaan in chaotische en gedestabiliseerde situaties als gevolg van een gewapend conflict,” waarbij ook naar Somalië, Bosnië en Kosovo verwezen wordt. Het grootste aantal slachtoffers valt in landen als Irak dat in 2014 gemiddeld negen aanslagen per dag kende met in totaal 10.000 doden, drie keer meer terreurdoden dan in 2000 in heel de wereld samen. Maar uiteraard beperkt het terrorisme zich niet tot het Midden-Oosten, het komt als een boemerang terug: “we oogsten onze eigen onveiligheid.”

Het oorlogsgeweld en het terrorisme vergroten het aantal vluchtelingen. Syrië is koploper met 7,6 miljoen interne vluchtelingen en 3,9 miljoen mensen die naar andere landen trokken. Wereldwijd komen 86% van de vluchtelingen in ontwikkelingslanden terecht. Voor oorlog en wapens zijn er wel middelen, voor de opvang van de slachtoffers ervan niet. Terwijl het verband tussen oorlog en vluchten in de praktijk aangetoond wordt, zijn er politici zoals Wouter Beke of Steven Vandeput die het opvoeren van oorlog in Syrië naar voor schuiven als ‘antwoord’ op de vluchtelingencrisis.

Het boek “Oorlog zonder grenzen” is essentieel om meer inzicht te krijgen in de oorsprong van terrorisme, vluchtelingencrisissen en oorlogen in het Midden-Oosten. De brede historische blik van Ludo De Brabander smaakt naar meer. Noodgedwongen kan hij niet op alle landen in de regio ingaan en blijven onderdelen van de geschiedenis onderbelicht, denk maar aan de ontwikkelingen in Turkije, Koerdistan, Iran of Jemen.

Op vlak van oplossingen blijft het boek beperkt. Een pleidooi voor een einde aan oorlogen, bezettingen en discriminatie gekoppeld aan eisen zoals meer middelen voor onderwijs en cultuur, strijd tegen armoede en onrechtvaardigheid, … klinkt natuurlijk positief. Maar welke krachten in de samenleving kunnen dit afdwingen en op welke wijze kunnen ze dat? Die vragen worden niet beantwoord. Volgens ons vereist een antwoord erop een duidelijke analyse van de maatschappelijke tegenstellingen binnen het kapitalisme en een programma dat breekt met dit systeem.

take down
the paywall
steun ons nu!