De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Wie wordt er beter van een zelfstandig Vlaanderen?

Wie wordt er beter van een zelfstandig Vlaanderen?

zaterdag 17 april 2010 20:07
Spread the love

BEWEGING 101 – Januari 2008

Jozef Mampuys

De verborgen sociaaleconomische agenda achter het splitsingsdiscours van de Vlaamse werkgevers

Het programma van alle werkgevers(koepels) in ons land sluit nauw aan bij de doelstellingen van de Verklaring van Lissabon uit maart 2000. Europa wil de VS voorbijsteken als “de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld”. De Lissabonstrategie is dan ook de achtergrond waartegen men de positie van de verschillende werkgeversorganisaties m.b.t. het communautair debat in België moet situeren. De standpunten in dat debat dienen op de eerste plaats als vehikel voor het realiseren van deze doelstellingen.

Het verbaast natuurlijk niet dat het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) eerder een ‘federale’ opstelling heeft. Het is niet direct een voorstander van meer autonomie voor de gewesten en gemeenschappen. Voor het VBO is de staatshervorming gelijk aan “een administratieve vereenvoudiging” die de uitvoering van haar programma moet vergemakkelijken. Dat programma houdt o.m. in een verlaging van de vennootschapsbelasting, vermindering van de loonlasten, minder overheid (lees: minder ambtenaren) en meer flexibele arbeidssystemen in de ruime zin van het woord.

De Vlaamse werkgeversorganisaties – Voka (Het Vlaams netwerk van het ondernemingen, het vroegere VEV) op kop met in haar zog Unizo (de Unie van Zelfstandige Ondernemers, de belangenbehartiger van de Vlaamse KMO’s) en het VKW (de christelijke werkgeversorganisatie) – verstaan de staatshervorming als een steeds verdere overdracht van federale bevoegdheden naar het regionale niveau. Zij zijn ervan overtuigd dat hoe uitgebreider de bevoegdheden, hoe zelfstandiger Vlaanderen, des te beter zij hun programma kunnen doorvoeren.

In tegenstelling tot de openlijk separatistische partijen als N-VA en Vlaams Belang overgieten zij hun ‘zelfstandigheidsdiscours’ met een solidair sausje. “Een verdere staatshervorming staat garanties voor de federale solidariteit niet in de weg, integendeel. (…) Wie beweert de huidige evolutie van het systeem op zijn beloop te kunnen laten, ondergraaft de solidariteit voor de toekomst van die sociale systemen voor wie ze echt nodig heeft, ook voor de volgende generaties Vlamingen, Walen en Brusselaars. (…) Ondernemers willen een verdere staatshervorming waar de mensen en de bedrijven in de deelstaten beter van worden en geen regionalisering ten koste van welke bevolkingsgroep dan ook” 1. Tegelijkertijd zijn de drie organisaties er zich blijkbaar van bewust dat deze voorstelling van zaken niet evident is. In een gemeenschappelijk brief aan het Initiatief Red De Solidariteit schrijven ze: “En, al lijkt het een contradictie, precies om die solidariteit [tussen de verschillende bevolkingsgroepen in ons land] ook in de toekomst te kunnen blijven waarborgen, bepleiten we een verdere doeltreffende staatshervorming”. De Vlaamse werkgeversorganisaties als de echte verdedigers van de ‘Belgische’ solidariteit! De bedoeling van deze opstelling is duidelijk: de overgrote meerderheid van de Vlamingen, die weliswaar gevoelig zijn geworden voor het nationalistisch discours van een ‘zelfstandig Vlaanderen’, maar zeker niet willen weten van het opgeven van de federale solidariteit, over de streep te trekken voor een staatshervorming zoals zij die willen. De cruciale vraag is dan ook: wat beogen de drie Vlaamse werkgeversorganisaties met hun staatshervorming?

Staatshervorming en sociaaleconomisch programma

Philippe Muyters, gedelegeerd bestuurder van Voka, laat er geen twijfel over bestaan: “We pleiten niet voor een staatshervorming om de staatshervorming. Een staatshervorming is bij ons gekoppeld aan een sociaaleconomisch programma. We willen dat onze sociale zekerheid en de pensioenen ook in de toekomst nog gefinancierd kunnen worden”. Dat en nog veel meer zegt hij in een ondertussen berucht geworden gemeenschappelijk interview met Karel Van Eetvelt, gedelegeerd bestuurder van Unizo in Knack van 12 september 2007.

Een goed jaar eerder hadden de drie Vlaamse werkgeversorganisaties op een colloquium van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen en de Vlaams-nationalistische Marnixring in een gemeenschappelijke verklaring hun sociaaleconomisch minimumprogramma bekendgemaakt. Dit minimumprogramma bestaat uit twee hoofdpunten: regionalisering van het arbeidsmarktbeleid en van de vennootschapsbelasting. Die laatste heeft als enige bedoeling die vennootschapsbelasting niet enkel in de realiteit te doen dalen, wat nu reeds gebeurt door allerlei lastenverminderingen, maar ook de theoretische aanslagvoet te herleiden tot het Europees gemiddelde van 25%. Voor de KMO’s mag dat zelfs dalen tot 15%.

De regionalisering van het arbeidsmarktbeleid moet de Vlaamse overheid in staat stellen om zelf kortingen op de socialezekerheidsbijdragen vast te leggen en om beroepsopleiding, arbeidsbemiddeling, werkloosheidscontroles, sancties, uitzendarbeid, arbeidsvergunningen en de toegang tot de beroepen te regelen. Toch blijft dit minimumprogramma nog redelijk vaag. Die vaagheid is totaal verdwenen op 23 mei 2007 in het Voka-memorandum voor de nieuwe regering. Een van de kerndoelstellingen is om zoveel mogelijk mensen met elkaar in concurrentie te brengen op de arbeidsmarkt. Daardoor kunnen de lonen laag gehouden worden en de winsten hoog. Het resultaat is een echt sociaal bloedbad. We zetten de belangrijkste concrete voorstellen op een rijtje.

   1. Werkloosheidsuitkeringen in tijd beperken en sneller laten zakken. Philippe Muyters: “Het systeem van werkloosheidsuitkering moet omgevormd worden tot een reactiveringsuitkering. Het vangnet moet een springplank worden. Iemand die werkloos wordt, mag de eerste maanden gerust meer krijgen dan nu. Daarna moet het bedrag wel sneller dalen zodat je gemotiveerd wordt om een job te zoeken.”2
   2. Werklozen zo snel mogelijk weer op de arbeidsmarkt (‘activeren’) door snellere sancties bij niet aanvaarden van een ‘passende job’.
   3.Uitbreiding systeem van dienstencheques en interimjobs die ook als een gewoon aanwervingskanaal (‘instroom’) moeten kunnen dienen.
   4.Stop met wachtuitkeringen voor jongeren. “Wachtuitkeringen zonder meer zijn een slecht signaal voor jongeren die de arbeidsmarkt betreden. Het tast hun bereidheid aan om het zoeken naar werk uit te breiden buiten hun regio of hun interessegebied.”
   5.Veralgemening van terbeschikkingstelling, een formule waarbij een werkgever ‘zijn’ werknemers uitleent aan een andere werkgever.
   6.Drastische verkorting van de opzegtermijnen voor bedienden. “De hoge mate van arbeidsbescherming – zoals de lange opzegtermijn voor een bediende – maken dat de werkgevers elke aanwerving zorgvuldig wikken wegen. Dat moet veranderen.”
   7. Spreiding van de arbeidsduur over een heel jaar waardoor overuren en de hogere betaling hiervan in de praktijk verdwijnen. Flexibele arbeidsinzet op maat van de werkgever. “De totale arbeidstijd wordt automatisch over een jaar heen vastgelegd. Werkgever en werknemer kunnen dan samen de totale arbeidstijd over het jaar heen verdelen.”
   8.Afbouw van het collectief overleg tot en met individualisering van de loonafspraken. “Wanneer ondernemingen dit wensen, moeten ze meer vrijheid krijgen voor loonoverleg op ondernemingsniveau. (…) Ruimte bieden voor individuele afspraken in de loonvorming, voor meer loon op basis van competenties en prestaties in plaats van loon op basis van achterhaalde automatismen” (lees: op basis van anciënniteit).
   9.Afschaffing van het brugpensioen en afgedankte 55-plussers moeten beschikbaar blijven voor de arbeidsmarkt.
  10.Pensioenopbouw bemoeilijken door periodes van inactiviteit (werkloosheid, ziekte) minder te laten meetellen voor pensioenberekening. “Wie inactief is zal in die periode eventueel minder socialezekerheidsrechten opbouwen. Daarvoor worden de gelijkstellingen tussen periodes van activiteit en periodes van inactiviteit herbekeken om meer tot werken aan te zetten.”
  11.Pensioen in functie van loopbaan en niet van leeftijd. “We moeten van de idee af dat we op 58 jaar met pensioen kunnen gaan. (…) Je zal 45 jaar lang moeten werken.” Voor sommigen zal dit betekenen dat ze ook na hun 65 jaar moeten blijven werken. In de feiten wordt hiermee de eerste stap gezet naar een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd.
  12.Verdere vermindering van de socialezekerheidsbijdragen met een bedrag van nog eens 3,5 miljard euro. Hierbij meer aandacht voor de hogere looncategorieën. Van Eetvelt: “De voorbije jaren zijn er reeds enorme verlagingen voor de lage lonen doorgevoerd. Als je een aantal maatregelen combineert, zit je daar al bijna aan nul. Een verdere lastenverlaging voor die categorie is gewoon dwaas. Daarom: denk eens aan het middenkader. Die groep is nu al meer dan 10 jaar verstoken van lastenverlagingen.” Muyters: “Inderdaad, en ook lastenverlaging voor toponderzoekers, want dat is wat onze ondernemingen nodig hebben, willen ze succesvol zijn in de toekomst.”3

En het is Voka en Unizo echt te doen om dit sociaaleconomisch programma. Muyters: “Desnoods is er pas een regering in december. Liever een regering die pas over enkele maanden van start gaat met een goed regeringsprogramma, dan een regering die morgen gevormd wordt met een slecht programma.” Van Eetvelt: “En een goed programma is een sociaaleconomisch programma dat een grote staatshervorming bevat”4. Dat het bij dit sociaaleconomisch programma op de eerste plaats om de winst gaat en niet om Vlaanderen, blijkt mooi uit een andere uitspraak tijdens dit interview. Op de vraag van de journalist of het geen nadeel is om zich als Vlaanderen te presenteren, want Vlaanderen is niet bekend in de wereld, België daarentegen wel, antwoordt Philippe Muyters: “Dat is het grote misverstand: het is toch niet omdat de Vlaamse buitenlandse handel nu onder Vlaamse verantwoordelijkheid valt, dat het merk België niet meer gebruikt kan worden? Dat wil toch ook niet zeggen dat je geen handelsmissies met de prins meer kan organiseren? Integendeel! Als Belgian chocolate verkoopt, laat ons dat dan Belgian chocolate noemen. Als Belgian beer verkoopt, noem dat dan Belgian beer.”

De Vlaamse partijen, de staatshervorming en het sociaaleconomisch programma

In de aanloop naar de verkiezingen van juni 2007 konden we lezen dat het kartel CD&V/N-VA “meer en volwaardige bevoegdheden voor Vlaanderen [wil], als garantie voor méér democratie en een eerlijk bestuur dat oplossingen biedt voor de problemen en de uitdagingen van de Vlamingen. Een ander en beter bestuur, dat kiest voor een warme, open en solidaire samenleving, waar rechten en plichten, vrijheid en verantwoordelijkheid hand in hand gaan.” Mooi geformuleerd, dat wel, maar wat zit er verborgen achter deze mooie woorden?

Bijna een jaar voor de verkiezingen, dus ‘in tempore non suspecto’, zei Yves Leterme in een gezamenlijk interview met Urbain Vandeurzen, de voorzitter van Voka, het volgende. “Het plan van de nieuwe voorzitter van Voka is voor mij een belangrijke inspiratiebron geweest. De basisidee is in beide plannen hetzelfde: er is vandaag een absolute nood om op alle domeinen op een andere manier een beleid te voeren of een bedrijf te organiseren. (…) We zeggen als Vlaamse regering dat als we de welvaart hier willen houden, dat we dan de economie moeten versterken. En dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de wachtlijsten in de zorg slechts gedeeltelijk worden aangepakt, omdat er ook voldoende geld moet zijn voor een innovatiebeleid. Ik vind het belangrijk dat er een visie naar voren geschoven wordt waarin de economie nadrukkelijk centraal staat.” En over de komende verkiezingen en daaropvolgende regeringsvorming: “We hebben in 2007 niet zozeer een front nodig, maar een breekijzer. Tegenover ons staat een front. We hebben een kracht nodig die dat front aan de overkant opheft en die zegt dat we niet met de federale regering van start zullen gaan en liever enkele maanden pijn lijden met een moeilijke regeringsvorming. De zwaartekracht van het economisch beleid moet starten vanuit de deelgebieden, vanuit Vlaanderen en Wallonië.”5

Enkele maanden later lezen we in het verkiezingsprogramma van het kartel CD&V/N-VA onder de rubriek ‘Meer Vlaanderen’ een bijna perfecte kopie van het patronale eisenprogramma: “Wij weten dat veel Vlamingen van ons een krachtig Vlaams alternatief verwachten. Zo worden de Vlamingen bevoegd voor onder meer gezondheidszorg en gezinsbeleid, voor werkgelegenheid, voor mobiliteit (inclusief de NMBS), telecommunicatie en wetenschapsbeleid en kunnen we een eigen beleid voeren inzake personenbelasting en vennootschapsbelasting”. Meer algemeen pleit het kartel “…voor een confederale evolutie waarin de bevoegdheden van de federale overheid afgelijnd worden en alle andere bevoegdheden de deelstaten toekomen”.

Terwijl de regeringsonderhandelingen al bijna vijf maanden aansleepten, hield Voka op 6 november 2007 zijn congres. In zijn slottoespraak maakt Voka-voorzitter Urbain Vandeurzen een voorlopige balans op over de toenmalige stand van de onderhandelingen. En Vandeurzen is best tevreden over het voorlopige resultaat. “Wij hebben de voorbije maanden – voor en achter de schermen – hard gewerkt om een draagvlak te creëren voor een staatshervorming. Wij hebben alle Vlaamse werkgeversorganisaties (Unizo, VKW en Voka) op één lijn gekregen. De frontvorming ondersteunt ongetwijfeld de positie van de Vlaamse federale onderhandelaars. (…) wij stellen vast dat er tussen de Vlaamse politieke onderhandelaars een grote eensgezindheid is over de fundamentele opties, inbegrepen over de regionalisering van de economische hefbomen. Die Vlaamse politieke consensus rijmt bovendien uitstekend met onze Voka-standpunten”.

Ondertussen zijn we weer twee maanden verder en is de interimregering Verhofstadt III tot stand gekomen. Het is nog onduidelijk hoeveel van de sociaaleconomische akkoorden die reeds onder Leterme waren afgesproken opnieuw zullen onderhandeld worden. Als het van de Vlaamse politieke onderhandelaars afhangt, zal er niet veel veranderen. Maar waarschijnlijk moeten we nog wachten tot 23 maart 2008 en de eventuele start van een regering Leterme I om juist te weten hoeveel van het Voka-programma er letterlijk opgenomen zal worden in het regeringsprogramma. Zoals het er nu naar uitziet zal dat niet weinig zijn. En als we hier toch nog iets aan willen veranderen dan wachten de vakbonden best niet tot 23 maart om te reageren. Of is het ACV-kabinet op tewerkstelling in de interimregering Verhofstadt III een te grote ‘hinderpaal’?

Bronnen

    * Voka Snelbericht, 12 september 2006
    * Herwig Lerouge, Federalisme en separatisme in België. En als het nu eens geen fictie was? In: Marxistische Studies 77, maart 2007
    * Voka Memorandum voor de nieuwe regering, 23 mei 2007
    * CD&V verkiezingsprogramma 10 juni 2007
    * “Grote staatshervorming is nu absoluut noodzakelijk” [interview met Philippe Muyters (Voka) en Karel Van Eetvelt (Unizo)], Knack 12 september 2007
    * ABVV, Manifest voor Solidariteit, tegen egoïsme, 1 oktober 2007
    * LBC-NVK, Wordt de taalgrens de barrière? November 2007
    * Zie ook: www.reddesolidariteit.be , opinies

1 Gemeenschappelijke Standpunt VKW-Unizo-Voka, De Tijd, 29.09.2007

2 Knack, 12.09.2007

3 Knack, 12.09.2007

4 ibid.

5 Voka Snelbericht, 12.09.2006

take down
the paywall
steun ons nu!