De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Aandacht geven maakt menselijk, in beide richtingen

Reflecties na Rik (1) De elementaire menselijkheid van deeltjes

donderdag 23 april 2015 15:09
Spread the love

Vandaag 23 april is een speciale dag. Op die dag
stierf Annie, het lievelingsdochtertje van Charles Darwin, dat was in 1862 als
ik het mij goed herinner. De kenner van Darwin weet dat dit gruwelijke maar toch
doodgewone feit de grote geleerde voor eens en altijd het geloof ontnam in een
Goede God, een Schepper die Almachtig zou zijn. Op 23 oktober stierf ook
Shakespeare. Graag laten we ons aansporen door deze bezielende feiten en
magische data, en zetten we ons aan het schrijven. Het worden intense bedenkingen bij
een recente column van Rik Torfs in De Standaard van 16 maart.  

Luister. Met Pasen maak ik vaak een
versnelde groei door. Dat ik me een beter mens voel komt dit jaar ook door de
lectuur van ‘H is for Hawk’, een recent boek van Helen Macdonald, een Engelse natuurvriendin
en historica. En ook een beetje door Rik Torfs. Zijn column van 16 maart vind
ik fascinerend, een werkelijke oogopener. Dat verdient een woordje uitleg. Een paar
jaar terug hebben de professor en ik elkaar geregeld ontmoet en hebben wij mondeling
en schriftelijk geregeld van gedachten gewisseld. Zo is een vriendschap ontstaan
en wederzijdse waardering. Maandenlang zette ik me in 2008 en 2009 elke week in
om op het forum van DS Online de originele inzichten van de columnist uit te
leggen en tegen platvloerse en jaloerse verwerping door lezers te behoeden. Een
eerste vis-à-vis hadden Rik en ik op 21 september 2009 in het paleis van de
Academie der Wetenschappen te Brussel. De inspiratie die van het openhartige gesprek
uitging, heeft de auteur van een writer’s
block
afgeholpen, die hij naar eigen zeggen al ruim een jaar meesleepte. Het
essay “Wie gaat er dan de wereld redden” verscheen al enkele weken later, in
november, en het boek won de Liberales prijs voor Boek van het jaar. Torfs maakt
op mij  keer op keer indruk met hoogstaande
eigenschappen als scherpzinnigheid, geestkracht, mensenkennis, diep inzicht in
leven en geschiedenis, grote belezenheid en het oorspronkelijke vermogen die kennis
opgedaan in romans en non-fictie op eminente wijze toe te passen op de intersubjectieve
sfeer van het dagelijkse leven. Ik vind hem ook als mens sympathiek. Aan de
minkant trof mij een gebrek aan dankbaarheid.( Intussen heb ik gemerkt dat dit “een
talent” is dat zich wel bij meer vooraanstaande figuren voordoet;-)  Zelf hebben wij eerlijk gezegd wel eens durven
overdrijven in het tonen van Dankbaarheid. Voor een diepreligieuze mens is dat wellicht
heel normaal. Vertoont het echter geen lichtjes infantiele trekken, als je
vanaf je zestiende bij elke maaltijd voor en na het kruisteken maakt én een
vurig dankgebed uitspreekt?…

De wekelijkse column van Rik in De Standaard lees ik intussen
al een zevental jaar met intense aandacht. Het is vaak een heerlijke brok
voeding voor de geest. De column van 16 maart met als titel “Vicky & John”
is voor mij een voltreffer die toch tot een aantal kritische bedenkingen
aanleiding geeft. Luister. Rik blaast in dit stukje de loftrompet over Louis
Van Dievel. De columnist is enthousiast over wat hij “de maturiteit” noemt en “de
christelijke reflex” van de schrijver zoals die te werk gaat in het boek dat de
titel van de column draagt. “Een heerlijk uitzichtloos boek” klinkt het. Iets
in mij revolteert bij het lezen van dit soort epitheta. Zelf probeer ik met de
meeste van mijn geschriften mensen perspectief, uitzicht aan te reiken. Ik geef
het toe, mijn motieven zijn een beetje abnormaal: ik schrijf vanuit liefde.
Liefde voor mijn vader en moeder die mij een warme, heroïsche en hoogst
interessante kindertijd bezorgden; een liefde die intussen is overgegaan op
vrienden, op God, op de Natuur. En, ik schroom niet om het te bekennen, soms
ook op passanten, buren en bedelaars. En op ieder die ons levenspad kruist en in
nood is. De tegenpool van die goede houding, die menige kennis tot zijn
verbazing al mocht ervaren, bestaat uit de heilige woede. Die komt wel eens op
bij de vaststelling dat mensen in onze regio kampen met problemen van
uitzichtloosheid én een veralgemeend gebrek aan verheven karaktereigenschappen.
Vanuit die “sainte colère” klaag ik al twintig jaar de hoge zelfdodingscijfers
aan, ik kan er maar niet over zwijgen. En ook zoiets als Onwetendheid en meer
nog, oneerlijkheid, valsheid en laagheid maakt de-heilige-met-de-zweep in mij
los. (Zo heb ik van bij diens aantreden als president het grootste voorbehoud
bij de figuur van Wladimir Poetin. De op zijn bevel vermoorde journaliste Anna
Politkovskaja (1958-2006) zegt over die Rus “Hij ontheiligt alles wat hij
aanraakt”… We gaan met die man nog iets meemaken).

Louis van Dievel lijkt intussen voor Torfs de hoogste
toppen te scheren: “Er valt over de personages weinig zielsverheffend te
zeggen. Iedereen was, is en blijft hoogst onaantrekkelijk.“ De auteur geeft voor
Torfs toch blijk van “superieure maturiteit” doordat hij “het vermogen bezit om
hoogst onaantrekkelijke mensen toch te beminnen”. Van Dievel “vertoont
sympathie voor mensen die het niet verdienen”. Hij “beschrijft ze met
voorzichtig mededogen, met liefde donker als geronnen bloed”. Torfs trekt in
deze memorabele column nog een mammoet-conclusie op filosofisch vlak, en wel
over een belangrijk gegeven als het menselijk tekort. “Er is gewoon geen
oplossing, en dat lucht op”. De jurist is op dreef en gaat nog verder, hij
geeft radicale kritiek op grote schrijvers die voor sociale verbetering
ijverden zoals Louis Paul Boon. Over de schrijvers die wél vanuit sociale bewogenheid
werken staat er: “De uit hun werk vaak afgeleide gedachte dat mensen plotseling
aantrekkelijk worden als ze niet langer gebukt gaan onder onrechtvaardige
structuren is klinkklare onzin”. Dat geeft te denken. Daarbij trekt Rik Torfs
een onverwachte conclusie die ons als een eye-opener werkt.

“Gewoon vlijmscherp kijken naar wat is, bevrijdt meer
dan blijven herhalen hoe alles zou moeten zijn”.

Het is me wat… Het lijkt wel een kritiek geschreven na
het lezen van ons stukje (zes pagina’s!) met reflecties en advies over een
betere wereld na de verbijsterende (zelf)moordaanslag van piloot Lubitz. Die
tekst tracht  de almaar groeiende fenomenen
van waan-zin en wan-hoop te counteren. Het stuk schrijven was onze manier met
die reële dreiging om te gaan na die vreselijk rare ramp. (http://community.dewereldmorgen.be/blog/stefaanhublou/2015/03/26/wat-als-het-om-een-wanhoopsdaad-van-de-piloot-gaat-in-de-alpen).

Torfs is nog niet uitgesproken. De volgende kritiek vond
ik op het eerste zicht subliem: “Slachtoffers verdienen onze sympathie wegens
hun slachtofferschap, niet wegens hun geestelijke noblesse”. Ja. Voor ons is
geestelijke noblesse ook altijd welkom. We gaan er sinds onze oorsprong graag actief
naar op zoek. En bij die zoektocht, in het spoor van antieke voorlopers al
Demosthenes, werd toch die ervaring de onze dat het doorstaan van lijden mensen
vaak loutert en veredelt! Arbeid mag volgens het spreekwoord dan al adelend
werken, lijden doorstaan doet dit ook. Daar hebben wij geen twijfels over. Mensen
die door ijselijk lijden zijn gegaan zijn inderdaad vaak draagster en drager
van iets als geestelijke en fysieke noblesse, van karakteradel. Vaak zijn de
mensen die fel door “het kwade” zijn getekend zacht voor elkaar en attent en broederlijk
in de omgang. Onze samenleving, die vooral naar de twee andere concepten van de
revolutionaire trits “Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid” is gaan handelen,
kan veel leren van de grootste slachtoffers onder ons, zo is mijn ervaring. Dat
is zo onder meer gebleken tijdens onze bezoeken aan psychiatrische huizen als Papiermoleken
in Korbeek-lo, waar we langsliepen als vrijwilliger, bijna dertig jaar lang.

Maar terug naar het centrale besluit, dat mij blijft
fascineren en uitdagen: “Gewoon vlijmscherp kijken naar wat is, bevrijdt meer
dan blijven herhalen hoe alles zou moeten zijn”. Ook dat besef lees ik met een
mengeling van interesse en acceptatie en anderzijds met twijfels en ongeloof. Mijn
aangeboren en door universitaire studie van de geschiedenis aangescherpte kritische
zin komt in het geweer. Er zijn bij deze visie bemerkingen te maken. Wij lezen hier
wellicht toch ook juist de stem van de zoon van een rechter, met alle kracht
maar ook met alle beperkingen van dien. De stem van iemand die vooral aandacht
heeft voor het bevrijdende effect van het met scherp oog kijken… bevrijdend voor
zichzelf. Een rechter of jurist heeft per definitie weinig verantwoordelijkheid
om mensen in hun concrete lijden beterschap te bieden. Hij hoeft niet bij het
slachtoffer te blijven na het vellen van zijn 
vonnis. Overdreven empathie kan de wijsheid van zijn oordeel misschien zelfs
ondergraven, zo valt te vermoeden. Ik wil de vraag toch stellen:  werkt dit soort ”vlijmscherpe blik” ook
bevrijdend voor de kapotte, arme, verdrukte mens? Of is dat geen goede vraag?
Heeft ieder mens misschien zijn roeping en volstaat het die te volgen? De man
met een aanleg tot schrijver, denker of rechter, hoeft niet de rol van sociaal
assistent of politiek activist te ambiëren, zoiets? De professor publiceert, en
is daarmee vrijgesteld mee te marcheren met Hart boven Hard?

Onze columnist kan, om tot zijn conclusie te komen,
niet anders dan een groot stuk realiteit tussen haakjes plaatsen. Torfs moet voorbij
gaan aan een probleem dat naar onze ervaring mensen met een minder geprivilegieerde
achtergrond dagelijks parten speelt: vele missen de geestkracht, de moed, de
techniek, ja gewoon de mentale gezondheid om ook maar een begin te maken  met “vlijmscherp kijken”. Een vlijmscherpe
blik werpen op mens en leven, dat vereist een uitgebreid referentiekader, en
bovenal, een vaste grond. Dat veronderstelt een gevormde, vrije, gerijpte
geest. Een kind kan daarom een volwassene meestal niet lang in de ogen kijken.
Wie kan een stervende lang aankijken? Wie kan naakte mensen blijven observeren?
Welke Leuvense volksmens slaat op de vrijdagmarkt niet de ogen neer als zijn
blik die van een passerende hoogleraar (in colbertpak en das) kruist? Mijn bereflecteerde
ervaring leert dat voor veel mensen de werkelijkheid dikwijls te overrompelend is
om ze vlijmscherp te kunnen bekijken.

Op vernissages merk ik keer op keer dat de meeste
bezoekers zelfs niet in staat zijn lang naar een schilderij te kijken, het op
hen te laten inwerken, zelfs als het om een doek gaat dat ze zelf  net als zeer mooi hebben betiteld… Veel
mensen zijn te bang om met grote intensiteit te kijken. Om met Emanuel Levinas
te spreken, mensen zijn (terecht) te bang om het overrompelende “il y a” van de
werkelijkheid ongefilterd binnen te laten komen.

Dit vraagstuk heeft nog een andere interessante zijde.
Vinden immers veel problemen met de psychè niet hun oorsprong in verweerreacties
van de persoonlijke geest op de ondragelijke zwaarte van de realiteit? De
Britse Helen Macdonald beschrijft dat op innemende manier in “H is for Hawk”: hoe
haar geest wanhopig de realiteit tracht te verstaan na het sterven van haar
vader. Helen beschrijft hoe haar geest de werkelijkheid ‘verkeerd leest’ vanuit
een normaal-menselijke maar uitermate diepe emotionele ontreddering. Van haar
kant beschrijft de Vlaamse Brenda Froyen in het autobiografische boek
“Kortsluiting in mijn hoofd. Over het beest dat psychose heet” (2014) hoe de psychose
die haar geest ontwikkelt, niet alleen “waanzin” betekent. Niet slechts het
zien van onbestaande verbanden, van betekenis die andere mensen niet zien,
zoals veel intellectuelen dat verstaan. De uitzonderlijke toestand van haar
geest is ook een natuurlijke poging van haar bewustzijn om alsnog levensnoodzakelijke
verbanden & betekenissen te ontwaren in een werkelijkheid die onleefbaar is
geworden. De mens overleeft niet in een universum zonder Betekenis. Een derde
voorbeeld. Mijn persoonlijke oogartse, gevestigd nabij de Centrale Bibliotheek
in Leuven, volgt mijn ogen al dertig jaar.  Laatst was ik op bezoek om preventieve
redenen, het was wel vijftien jaar geleden. Zij bevestigde bij die gelegenheid onze
hypothese dat mensen soms kiezen om zonder hun bril door het leven te gaan “omdat
ze de chaos van de wereld vol van het scherpe detail niet graag aanzien”. Sommige
burgers verkiezen bewust veel te missen. Daaraan ten grondslag zal toch ook juist
de boerenwijsheid liggen, “Een teveel aan informatie leidt tot
desinformatie”.  Als wij de arts dan de
vraag stellen of het misschien ons lichaam zélf is, onze ogen en ons brein, die
het onscherpe zicht veroorzaken omdat
onze geest niet rond weet te komen met de realiteit zoals die zich in al haar
hardheid en chaos voordoet, bevestigt zij meteen: “Wij verdedigen ons!”. Vlijmscherp
kijken, het is niet alle mensen gegeven. Laat ons dus maar doorgaan met
beschrijven wat beter kan en moet, zeker?

Het punt dat Torfs in menige publicatie maakt over de
grote waarde van aandachtig leven en kijken, is overigens toch wel van eminent
belang. “Aandacht geven is gelijk aan leven geven”, zo dacht ik er al over toen
ik aan de jonge jagers filosofie en ethiek van de jacht doceerde aan het
Instituut voor de Jachtopleiding. De jager doodt wel dieren, maar hij gaat er
tenminste mee om, wat niet van de meeste critici kan gezegd worden. Met je
volle inzet naar iemand of naar een fenomeen kijken, dat is een vorm van arbeid
leveren, zelfs van goede werken doen. In de vrouwenportretten van een Egon
Schiele zie ik naast het onmiskenbare ontluisterende en rauwe aspect, toch ook tedere
aandacht, een aanraking met het oog. Dit in tegenstelling met de Vlaamse astrofysicus
en filosoof die over dit soort schilderkunst vorig jaar in Tertio schreef als een terugval uit het klassieke schoonheidsideaal
van de Europese kunst, als vies.  

Het inzicht over de grote waarde van intense observerende
aanwezigheid dat ik met Torfs deel, spoort tenslotte met de mysterieuze
bevindingen van onderzoekers die zich concentreren op een heel apart universum:
de fysica van de elementaire deeltjes. Een tot nader order door vriend en
vijand als bijzonder onthutsend ervaren generale conclusie luidt dat de
observator door zijn blik invloed heeft op wat de kerndeeltjes in het atoom
doen! Ik ben zelf zonder uitstel geneigd daaruit de grote conclusie te trekken
dat onversneden Aandacht en het bieden van Betrokkenheid & Nabijheid  zwaar onderschatte activiteiten van de mens zijn.
Activiteiten met een enorm potentieel. Moeders maken vandaag massaal fouten
tegen dit principe. Zij zondigen tegen de gouden regel dat moederlijke
aanwezigheid het kind laat groeien en bloeien, het helpt rustig en sterk worden,
en zij gaan uit werken, ook al schrijnt het geweten elke morgen bij het
afleveren van de spruit(en) aan de créchepoort. Onze al te “industriële”,
neoliberale maatschappij doet die mensen veel onrecht aan. Zowel de moeder, de
vader als het kind.  In de hedendaagse
psychologie en theologie gaf het inzicht over de grote waarde van loutere
nabijheid en aanwezigheid overigens intussen het ontstaan aan een nieuwe tak,
“de presentiebenadering”.  Nihil nove sub sole: een afschaduwing van
die Wet bemerkten reeds onze Vlaamsche boerende voorouders, toen zij de
conclusie van hun observaties in stal, akker en erf goten in het bedrieglijk
simpele spreekwoord

“Het oog van de meester maakt het paard vet”.

Dat drukt een mysterieuze realiteit uit die aan
herontdekking toe is. Maar dat is een ander verhaal.

Stefaan Hublou V.

Leuven, 23 april 2015

take down
the paywall
steun ons nu!