De community ruimte is een vrije online ruimte (blog) waar vrijwilligers en organisaties hun opinies kunnen publiceren. De standpunten vermeld in deze community reflecteren niet noodzakelijk de redactionele lijn van DeWereldMorgen.be. De verantwoordelijkheid over de inhoud ligt bij de auteur.

Mahmoed Darwisj, dichter in ballingschap

Mahmoed Darwisj, dichter in ballingschap

zondag 10 juni 2018 19:27
Spread the love

In de schaduw van de Palestijnse kwestie schuilt ook een Palestijns verdriet. Ze is echter dagelijkser en vleselijker. Onvergetelijker ook dan de eeuwig vrijblijvende verslaggeving omtrent het onrecht waaronder de Palestijnen al zeventig jaar gebukt gaan. Maar noch de Intifada’s, hoe rauw en koortsig ook, noch de onwrikbare onverschilligheid van sommige Joodse kolonisten, hoe schaamteloos ook, kunnen een sluitende indruk geven van het verdriet dat de Palestijnen dag na dag moeten torsen.

Zowel woorden als beelden schieten tekort om te bevatten hoe groot de onmogelijke hoop is waar de Palestijnen hele levens lang om rouwen. Slechts poëzie kan de uitzichtloosheid van een heel volk verzoenen met het onbegrip van de buitenstaanders. Enkel zij kan gestalte geven aan zo’n onnoemelijk verlies, dat sluipender kwelt dan de dood.

Dit verdriet vond in Mahmoed Darwisj een waardige stem. Zijn gedichten zijn plekken van een verstild verlies, dat zelfs de verste lezers bekend voorkomt. En hoewel poëzie precies dat is “wat in de vertaling verloren gaat”, zoals de Amerikaanse dichter Robert Fros overtuigend stelde, volgen hierop drie gedichten die uit het Arabisch hertaald werden. De vertaling was een noodzakelijk kwaad om Darwisj en de zijnen eer te bewijzen in het Nederlands.

Deze lange weg

Deze lange weg, deze lange, lange weg zal

Ik, tot aan het einde toe, tot aan het einde van

Het hart, zal ik deze lange, lange weg gaan.

Niks dan stof en wat in mij is verwelkt

Heb ik te verliezen. De rij palmen getuigt

Van wat afwezig is – ik zal de rij palmen

Oversteken – iedere wonde haar

Dichter, die de afwezige vrucht weelderig tekenen

Moet? Op het dak van het gezang zal ik

Dertig vensters, dertig hemels voor

De metafoor openen. De ene Exodus

Verlatend zullen jullie de andere vervoegen.

Nauw of niet de aarde, tot het einde van de

Boog deze lange weg, waar

Laten we onze schreden trillen als pijlen.

Zijn we hier nog maar pas en zullen we

Weldra de pijl van het begin bereiken?

De winden hebben zich met ons

Gekeerd, jawel gekeerd, wat zeg je?

              Ik zeg: deze lange weg zal ik

Ten einde toe, tot aan mijn eigen einde

Gaan.

 

Mocht ik het kunnen overdoen

Zou ik de rozen van de omheining kiezen

Die ik gekozen heb

Nogmaals de wegen nemen die naar

Cordoba leiden of ook niet

Mijn schaduw aan twee scherpe rotsen op

Hangen zodat de zwerfvogels op de tak

Van mijn afwezigheid een nest kunnen

Bouwen mijn schaduw breken om de

Amandelbomen en hun geur achterna

Te zitten die boven een wolk van stof

Hangt me de berghellingen op en afmatten

          Kom maar naar me toe, luister naar

Me, eet mijn brood, drink mijn wijn, maar

Laat me niet als een haveloze wilg alleen

In de straat van het leven staan

Waar het gezang van de uittocht nog geen

Sporen groef en waar het bloed noch

De vrouwen gehoor vonden blijf ik

Graag ik hou van de vrouwen van wie

De verlangens onder de drempel

De zelfdood de paarden verzwijgen

Terugkeren mocht het me vergund zijn

Naar mijn zelfde roos naar mijn zelfde schreden

Maar naar Cordoba keerde ik niet meer

Terug.

 

De aarde vernauwt zich voor ons

De aarde vernauwt zich voor ons. Ze dringt ons

De laatste doorgang in en wij leggen onze ledematen

Af om haar door te komen, haar einde te mogen zien.

De aarde perst ons uit. Ach, mochten we haar koren

Zijn en sterven om terug te komen.

Ach, mocht ze onze moeder zijn om zich over ons

Te erbarmen. Ach, mochten we rotsen, rotsen

Schilderijen zijn om onze droom als een spiegel

Onmisbaar mee te voeren. Wij hebben de gezichten

Gezien, die de laatste van ons zal doden, bij het

Verste verweer van de ziel. Wij hebben het laatste

Feest van hun kinderen beweend, de gezichten

Aanschouwd die onze kinderen uit de vensters van

Deze laatste kamer zullen werpen.

Spiegel die onze ster polijsten zal. Waarheen zullen

We gaan, achter de verste grens? Waarheen zullen

De vogels vliegen, na de laatste hemel? Waar zullen

De planten slapen, na de laatste lucht? Wij zullen

Onze namen met wasem kerven, kleuren met

Karmozijn. We zullen de hand van het gezang

Afhakken, ons vlees zal het aanvullen.

Hier zullen we sterven. Hier, in de laatste

Doorgang. Hier of verder zal ons bloed

Olijfbomen planten.

 

take down
the paywall
steun ons nu!