Gevangenschap ? kinderspel

Gevangenschap ? kinderspel

donderdag 29 november 2012 18:21
Spread the love

Op zaterdag 24 november organiseerde de vzw Palestina Solidariteit een multidisciplinaire conferentie met de titel “Gevangenschap ? kinderspel”.  Vanaf het jaar 2000 hebben er zo’n 8000 minderjarige Palestijnen vastgezeten in Israëlische detentiecentra.  Tot op de dag van vandaag gebruikt Israël een vast patroon van arrestaties en mishandeling om de jonge generatie Palestijnen te kraken.  Palestina Solidariteit wilde met deze conferentie deze problematiek aankaarten door sprekers uit te nodigen vanuit verschillende vakgebieden.

Samen met de Nederlandse organisatie Talliq werden twee Palestijnse jongeren uitgenodigd die recent zelf gevangen hebben gezeten.  Zij werden begeleid door Ayed Abu Eqtaish die werkzaam is bij de NGO ‘Defence for Children International – Palestine Section’ (DCI-PS).  Na zijn uiteenzetting en de getuigenissen van de jongens kwam kinderpsychiater Peter Adriaenssens aan bod met zijn lezing “Kindgevangenen, een bom in de hersenen, een aanslag op de gezondheid”.  Jeugdadvocaat en lector aan de Hogeschool Gent Jan Fiers gaf toelichting over de Belgische en internationale regelgeving omtrent kinderrechten.  Tijdens het tweede deel van de conferentie ging Jan Wijenberg, activist en oud-ambassadeur van Nederland, in gesprek met Piet De Bruyn, N-VA-senator en tevens voorzitter van de bilaterale sectie België-Palestina van de Belgische Groep van de Interparlementaire Unie. Nadien nam Itamar Shachar het woord, lid van Gate48, een platform voor kritische Israëli’s in Nederland.

 

Ayed Abu Eqtaish: “Palestijnse en Israëlische kinderen zijn niet gelijk voor de Israëlische wet”

Vanaf de Tweede Intifada voerde Israël de vervolgingen van Palestijnse kinderen op, dit resulteerde in de laatste 11 jaar tot 8000 kinderen die veroordeeld werden door militaire rechtbanken. Verschillende NGO’s en de VN brachten reeds verslagen uit over de systematiek van mishandeling vanaf het moment van arrestatie tot de vrijlating. Tot op de dag van vandaag echter blijft Israël dit beleid doelbewust uitvoeren als één van de vele technieken van onderdrukking. Onderzoek van DCI-PS van meer dan 300 getuigenissen legde bloot dat de opgepakte Palestijnse kinderen steeds volgens eenzelfde patroon worden behandeld, waarbij niet hun belang voorop staat, maar wel het kraken van een hele generatie. Abu Eqtaish overloopt deze systematiek: bijna alle kinderen worden ‘s nachts met veel machtsvertoon uit hun ouderlijk huis gehaald. Ze worden geblinddoekt en geboeid en op de grond van een legerjeep vervoerd naar het ondervragingscentrum. Tijdens deze rit wordt het kind al herhaaldelijk bedreigd, beledigd, geslagen en geschopt. Aangekomen in het ondervragingscentrum, dat zich meestal bevindt in een illegale kolonie, worden ze niet bijgestaan door een advocaat of een ouder. Door fysieke en psychische mishandeling willen de Israëlische autoriteiten verkrijgen dat het kind zo snel mogelijk kraakt en bekent wat zij willen dat hij/zij bekent. In bijna alle gevallen zal dit ook gebeuren, omdat het kind zo snel mogelijk wil weg geraken uit de gewelddadige omgeving. 75% heeft te maken met fysieke mishandeling, 57% worden bedreigd, 54% worden psychisch mishandeld en 12% wordt opgesloten in een isolatiecel. Na vier dagen wordt het kind naar de militaire rechtbank gebracht waar hij/zij meestal voor de eerste keer een advocaat en zijn/haar ouders zal terugzien. Volgens Abu Eqtaish raden de advocaten de kinderen ook aan om te bekennen, zodat ze zo snel mogelijk weer vrij zijn. Palestijnse advocaten kunnen immers niet veel bekomen in militaire rechtbanken die gerund worden door hun Israëlische bezetters. 99% van de kinderen worden veroordeeld en 98% zitten een gevangenisstraf uit. Vele kinderen worden in gevangenissen op Israëlisch gebied vastgehouden. Dit is in strijd met de Vierde Conventie van Genève. Voor ouders wordt het immers bijna onmogelijk om hun kind te bezoeken, omdat ze in de meeste gevallen geen toestemming hebben om naar Israël te gaan. De behandeling van Palestijnse kinderen staat in schril contrast met dat van Israëlische kinderen. Bij Israëlische kinderen staat hun belang en ontwikkeling voorop. Zij genieten bescherming gedurende de hele procedure van arrestatie tot vrijlating en worden berecht door civiele rechtbanken. Militaire rechtbanken en autoriteiten zijn echter niet rechtvaardig en hebben geen respect voor het welzijn van Palestijnse kinderen. NGO’s zoals DCI-PS kunnen eisen dat er verbeteringen komen, maar zolang de militaire bezetting een feit is, zal er niets wezenlijks veranderen.

Saleh A.S.: “Toen ik geblinddoekt was, bevalen de soldaten me mijn mond te openen, vervolgens staken ze de loop van een geweer in mijn mond”

Saleh A.S. leeft in een vluchtelingenkamp dichtbij Nablus. Momenteel is hij 16 jaar, maar hij werd reeds twee keer opgepakt, toen hij 14 en 15 jaar oud was. Twee keer gebeurde dit in het midden van de nacht: “De Israëlische soldaten kwamen naar ons huis, schreeuwden en klopten gewelddadig op onze deur. Ze kwamen binnen en trokken me uit mijn bed. Ik wist niet wat er gebeurde en verwachtte helemaal niet dat ze voor mij kwamen. Ik was nog maar een kind. Ze drukten mijn hoofd tegen de deur, bonden mijn handen vast en blinddoekten me. Ik werd op de grond van een legerjeep gezet, de soldaten zetten hun voeten op mij.” Toen Saleh aankwam in het ondervragingscentrum werd zijn blinddoek afgedaan zodat hij kon zien dat het drie zeer struise mannen waren die hem zouden ondervragen. Vervolgens werd hij terug geblinddoekt. “Toen ik geblinddoekt was, bevalen de soldaten me mijn mond te openen, vervolgens staken ze de loop van een geweer in mijn mond. Ze zeiden dat wanneer ik niet alles zou bekennen ze me zouden neerschieten.” Saleh vertelt dat hij niet weet hoe lang dit alles duurde, want hij was zeer verward. Hij was heel bang en zegt dat hij dikwijls werd geslagen en psychisch werd mishandeld. Twee keer werd hij beschuldigd van het gooien van stenen. Hij zat in totaal meer dan twee maanden vast en zijn ouders betaalden 3000 shekel boete aan de Israëlische autoriteiten.

Rabee A.: “Nadat ik zes uur non-stop had moeten stappen, werd ik drie uur ondervraagd en bedreigde de ondervragers me met de arrestatie van mijn broertje”

Rabee A. is 16 jaar en woont vlakbij Hebron, in een dorp omsingeld door twee illegale kolonies, een dorp waar de Muur zal doorheen komen. Rabee was in het huis van zijn grootvader toen een tiental soldaten om half drie ‘s nachts met veel geweldvertoon het huis binnenbraken. “Al schoppend maakten de soldaten me wakker. Ze vertelden me dat ze me oppakten en dat ik mijn kleren moest aandoen. Ik was heel bang. Mijn handen werden achter mijn rug vastgebonden en ik werd geblinddoekt. Ik moest naar een kolonie stappen. Soms liepen er soldaten naast mij. Ze sloegen me. Nadat ik zes uur non-stop had moeten stappen, werd ik drie uur ondervraagd en bedreigden de ondervragers me met de arrestatie van mijn broertje.” Rabee werd de dag na zijn ondervraging naar de militaire rechtbank gebracht, maar zijn zaak werd voor een week uitgesteld. Pas toen hij in de gevangenis van Ofer zat, wisten zijn ouders waar hij was.

Peter Adriaenssens: “Genezing is niet mogelijk door psychische zorg, fundamentelere verandering zoals een duurzaam vredesstatuut is nodig”

Kinderpsychiater Peter Adriaenssens bekijkt de problematiek van kindgevangenen vanuit zijn medische achtergrond. Met zijn lezing ‘Kindgevangenen, een bom in de hersenen, een aanslag op de gezondheid’ maakt hij duidelijk dat wij een collectieve verantwoordelijkheid dragen voor de gezondheid en ontwikkeling van deze kinderen mede omdat de gevolgen van hun mishandeling een impact hebben op de gehele maatschappij.

Wanneer personen in hun jeugd een cascade van geweldervaringen hebben meegemaakt, ondervinden ze daar ook op lange termijn schadelijke gevolgen van. Daar zijn vandaag genoeg bewijzen van en iedereen, ook Israël, heeft toegang tot die kennis.

De technieken die de Israëlische autoriteiten gebruiken, zorgen er doelbewust voor dat het kind zich onveilig, onzeker en angstig voelt. Het lichaam krijgt een abnormaal hoge en langdurige shot van stress. Omdat onze lichamen daar niet tegen bestand zijn, heeft deze stresservaring impact op verschillende vlakken. De mate en kwaliteit van hechting wordt aangetast. De band met de ouders is onherroepelijk beschadigd omdat de ouders het kind niet hebben kunnen beschermen. Als zelfs de ouders, wiens voornaamste taak het is om hun kinderen te vrijwaren van gevaar, er niet in geslaagd zijn om het kind veiligheid te bieden, zal het kind voor altijd het gevoel creëren dat het veilige niet meer bestaat. Hoewel kinderen na hun gevangenschap dikwijls zeggen dat alles okè is, getuigen alle ouders over een wezenlijke verandering in het gedrag van hun kind. De kinderen kunnen enerzijds een slachtofferontwikkeling ondergaan. Anderzijds is het mogelijk dat ze radicaal van kant veranderen en daders worden om zo het systeem proberen te veranderen op de manier die ze zelf hebben meegemaakt. Een land dat mishandelingstechnieken toepast op kinderen brengt zich met andere woorden zelf in gevaar, omdat het doelbewust een generatie met een rekening creëert.

Het gedrag en de gezondheid van het kind zijn voorgoed beschadigd. Wanneer jongeren te maken hebben met een hoge stressdosis betekent dit gif voor de hersenen en het lichaam. Hersenen ontwikkelen zich tot 18/20 jaar, maar door de stress van de geweldervaring wordt die ontwikkeling gebroken en ontstaat er door het gifeffect een cellenverlies. Dit heeft ondermeer geheugenverlies tot gevolg. Op lange termijn krijgen personen die in hun jeugd een chronische geweldervaring hebben meegemaakt meer kans op diabetes en hartproblemen. Het alarmcentrum in de hersenen is vervormd omdat het tijdens de geweldervaring continu moest werken. Het wordt hyperactief en ziet voortdurend gevaar. De kinderen hebben nachtmerries en zijn voortdurend op hun hoede. Nooit zullen ze zich nog zorgeloos en veilig voelen.

Psychische zorg kan enkel dienen als ondersteuning om het kind meer weerbaarheid te bieden. Herstel en genezing zijn echter niet mogelijk. Psychische hulpverleners zijn aan de ene kant evenbeelden van de ouders die het kind niet hebben kunnen beschermen. Aan de andere kant zijn het als volwassenen lookalikes van de militairen die hen mishandeld hebben. Voor genezing is een beveiligende omgeving nodig. In dit geval betekent dat, dat het land zich in een duurzaam vredesstatuut moet bevinden. Zolang deze fundamentele kwestie niet verandert, zal er geen genezing zijn voor deze jongeren, aldus Adriaenssens.

Jan Fiers: “Kinderen in detentie in België hebben basisrechten zoals medische zorg, een behoorlijke levensstandaard, onderwijs, contact met familie, beleving van religie, privacy. Toets dit met de situatie van Palestijnse kinderen in Israëlische detentie en u kan zelf de conclusie trekken.”

Jeugdadvocaat Jan Fiers licht de internationale en Belgische regelgevingen toe, waardoor hij de mogelijkheid geeft om vergelijkingen te maken met het Israëlische jeugdrecht.

In België werden de kinderrechten pas in 2000 specifiek in de grondwet geïncorporeerd, maar natuurlijk genieten jongeren ook van alle andere grondrechten. België is ook gebonden aan het ‘Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind’ (IVRK) en het ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de mens’, dat ook van toepassing is op minderjarigen.

In 1989 werd het IVRK aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. 193 landen ondertekenden dit, waaronder ook Israël. Het IVRK is een allesomvattend verdrag dat de burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van kinderen behandelt. Het IVRK heeft ook verschillende doelstellingen: De overheid moet een apparaat tot stand brengen van voorzieningen specifiek voor jongeren. De jongeren moeten beschermd worden tegen schadelijke overheidsingrepen zoals onwettige aanhoudingen, vrijheidsberoving, lijfstraffen etc. Tot slot moet de overheid zich ook engageren om jongeren te laten participeren in alles wat hen aanbelangt.`

Het verdrag is niet enkel indicatief, maar is voor alle ondertekenende landen juridisch bindend. De naleving van het verdrag wordt gecontroleerd door enerzijds een comité van onafhankelijke deskundigen dat de landen gaat screenen. Dit gebeurt echter op basis van rapporten van de landen zelf, waardoor de waarheid niet steeds geheel aan het licht komt. Dit kan worden gecounterd door de kritische noten van NGO’s als Human Rights Watch en Amnesty International.

In België zijn er verschillende instanties die waken over de kinderrechten en de Belgische overheid op haar plichten kan wijzen. Voorbeelden van deze instanties zijn: het kinderrechtencommissariaat, de kinderrechtencoalitie, de kinderrechtenwinkels en de jeugdadvocaten. Er wordt op toegezien dat de basisrechten van kinderen in detentie niet geschonden worden. Kinderen in detentie in België hebben basisrechten zoals medische zorg, een behoorlijke levensstandaard, onderwijs, contact met familie, beleving van religie, privacy. Toets dit met de situatie van Palestijnse kinderen in Israëlische detentie en u kan zelf de conclusie trekken.

Het huidige probleem van het IVRK is dat er geen individueel klachtenrecht bestaat. Specifiek voor Israël betekent dit dat een Palestijns kind de Israëlische staat nergens kan aanklagen omdat het zijn/haar rechten heeft geschonden.

Jan Wijenberg en Piet De Bruyn

Jan Wijenberg en Piet De Bruyn gingen in op de verantwoordelijkheid van zowel burgers als politici om het internationaal recht te respecteren en vrede in de regio te bevorderen.

Jan Wijenberg: “De verantwoordelijkheid van Europese politici is om zich eindelijk naar de grondwet te gedragen”

Wijenberg baseert zich op het internationaal recht om het Israëlisch-Palestijns conflict te benaderen. Hij pleit voor een Israëlische staat, achter de Groene Lijn, zoals door het internationaal recht bepaald werd. Hij somde de zaken op die daartoe moeten gebeuren. Israël moet zich onmiddellijk terugtrekken achter de Groene Lijn van 1967, zoals het Internationaal Gerechtshof heeft gesteld. Alle nederzettingen, zonder uitzondering, moeten ontmanteld worden. Dat zou de weg vrijmaken voor finale statusonderhandelingen, waarbij de staat Israël onderhandelt met de staat Palestina. Israël moet tevens de Muur afbreken en de getroffenen moeten schadeloos gesteld worden. Het militaire rechtssysteem is een onderdrukkingsmechanisme van lange duur en moet eveneens verdwijnen.

Enkel zo zou volgens Wijenberg vrede bewerkstelligd kunnen worden. Hij meent dat de sleutel hiertoe in de handen van Europa ligt. Europa heeft een enorme hoeveelheid machtsmiddelen om deze oplossing af te dwingen. Zelfs nog maar het dreigen met sancties tegen Israël, zou volgens hem effectief kunnen zijn. Wijenberg trok de oplossing ook verder door: Europese politici moeten zich naar de grondwet gaan gedragen. Hij meent dat politici zich de grondwet niet steeds aantrekken en gewoon hun eigen gang gaan, en dat dit één van de grootste redenen is waarom Israël gewelddadiger wordt. Politici doen geen moeite om Israël in te tomen: veel praten, maar niets doen. Het internationaal recht geeft nochtans heel duidelijk aan wat Europa moet doen. Er is de wet en politici moeten die uitvoeren.

Wijenberg benadrukte hierbij dat Israël in snel tempo afglijdt naar een ondemocratische staat. In toenemende mate worden wetten ingevoerd die de rechten van burgers en ngo’s beknotten. De rechtsstaat wordt hierdoor afgebroken. Daarnaast stijgt het gewicht van de steeds verder bewapende kolonisten op de regering. Ook de invloed van de ultra-orthodoxe joden neemt sterk toe, niet alleen op de samenleving maar ook op het leger. Tot slot beginnen seculiere joden weg te trekken uit Israël. Wijenberg meent dat het land op die manier binnen afzienbare tijd levensgevaarlijk wordt. Vandaag zijn er nog mogelijkheden voor Europese politici om dit te vermijden, als ze tenminste hun plicht doen volgens het internationaal recht. Volgens Wijenberg zal er onvermijdelijk een keerpunt komen in de houding van Europa ten opzichte van Israël. Maar als Europa daar zelf het initiatief niet toe neemt, dan zal dit komen vanuit de Israëlische bevolking. De Israëlische steun voor het staatsbeleid zal vroeg of laat eroderen. Europese politici kunnen bijgevolg beter voortrekker zijn dan navolger. Ter conclusie, stelde Wijenberg dat we ons als een “gillende keukenmeid” moeten gedragen en luidop kritiek moeten geven op de Israëlische schendingen van het internationaal recht.

Piet De Bruyn: “In Europa ontbreekt momenteel de politieke wil om sancties op te leggen aan Israël, een ruimere politieke eensgezindheid is nodig”

Piet De Bruyn stelde dat in Europese parlementen momenteel te weinig aandacht bestaat voor het Israëlisch-Palestijns conflict. Ter verklaring stelde hij dat politici veel informatie te verwerken krijgen en daarna moeten beslissen met welke info ze iets doen. Dit is afhankelijk van verschillende factoren: Waar ben ik persoonlijk gevoelig voor? Waar haakt de media op in? Waar weegt mijn land internationaal? Tot slot benadrukte hij het belang van de publieke opinie. Actie begint niet bij academici, politici en ambtenaren, maar bij mensen die onrecht worden aangedaan en mensen die zich dat onrecht, op basis van medemenselijkheid en verontwaardiging, aantrekken. Politici verwachten een “wake up-call” van het publiek. Om politici te doen ageren, is volgens De Bruyn dus een rol weggelegd voor de publieke opinie. Organisaties die beter georganiseerd zijn, zullen dus ook zwaarder kunnen doorwegen op politieke beleid.

Wat Israël-Palestina betreft, mag de druk van de publieke opinie groter worden. Als die druk vanuit de basis groter wordt en op een juiste manier wordt geventileerd, dan zou dat al een deel van de oplossing zijn. Als je bijvoorbeeld vanuit een brede basis het idee van een boycot of sancties tegen Israël ingang kunt doen vinden, dan zal dat invloed hebben op politici en de uiteindelijke besluitvorming. Zo haalde hij Zuid-Afrika aan als voorbeeld waarbij de combinatie van boycot (door burgers) en sancties (door politici) werkte. Onder druk van isolement en financiële dreiging kunnen landen immers bereid zijn om te veranderen. De Bruyn wijst erop dat het daarom draait om de vraag hoe je bereikt dat Europa die instrumenten aanwendt tegen het Israëlische beleid ten opzichte van de Palestijnen. Er zijn immers drempels zoals economische belangen, het idee van christelijk-joodse verbondenheid, een collectief schuldgevoel over de holocaust enz. Momenteel bestaat volgens De Bruyn, die zichzelf hierbij een “politiek realist” noemt, niet voldoende druk vanuit de publieke opinie. Bijgevolg bestaat er geen draagvlak voor sancties in Europa.

Wijenberg reageerde dat “politiek realisme” niet ter zake doet en dat politici simpelweg de wet moeten uitvoeren. De Bruyn antwoordde dat hijzelf daartoe bereid is. Om sancties mogelijk te maken, beschouwde hij het daarom als zijn opdracht om zijn collega’s ook te overtuigen om te reageren op Israëlische schendingen van het internationaal recht. Het is immers noodzakelijk om Europa met één stem tegen Israël te laten zeggen: “Dit kan. Dit kan niet. Als je dat niet doet, dan volgen er sancties”. Momenteel spreekt Europa echter niet met één stem. De Bruyn gelooft erin dat dit kan veranderen, maar meent dat Europa nog niet op het punt is om sancties te hanteren. Er bestaat een gebrek aan politieke wil.

Om meer politieke wil te bereiken, meende De Bruyn bijgevolg dat er sensibilisering en politieke eensgezindheid vereist is. Dit moet zowel komen van burgers als van politici zelf, die via hun politiek netwerk de discussie moeten aangaan. Iedereen moet zijn engagement uitdragen.

Itamar Shachar: “Kritiek op het leger voelt voor de meeste Israëli’s aan als kritiek op zichzelf”

Als laatste spreker kwam Itamar Shachar aan bod, lid van Gate48, een platform voor kritische Israëli’s in Nederland. Hij getuigde over de gevolgen van de militarisering voor de Israëlische bevolking. Hij vertelde eerst over zijn verplichte dienstperiode bij het Israëlische leger, tijdens het begin van de Tweede Intifada. Op een avond hield hij, samen met een andere soldaat, wacht aan een checkpoint in de Gazastrook. Een Palestijns kind van 10 à 11 jaar wilde zijn dorp binnengaan, maar het checkpoint was reeds gesloten. Het kind was alleen en weende luid. Ondanks het strikte bevel dat er in geen enkel geval een Palestijnse burger mocht doorgelaten worden na zonsondergang, kon Shachar zijn medesoldaat ervan overtuigen het kind toch te laten passeren. Deze ervaring was voor Shachar één van de sterkste die hij tijdens zijn legerdienst had gehad en leidde er mede toe om uiteindelijk te weigeren nog langer deel te nemen aan de Israëlische bezetting en uit het leger te stappen.

Deze ervaring toont volgens hem de dagelijkse routine van de bezetting aan. Een kind dat naar huis moet, krijgt te maken met soldaten en allerlei regels. Hij herinnert zich nog steeds het doodsbange gezicht van het kind. Dat is de militaire bezetting.

De militaire bevelen die bij de bezetting horen, laten de soldaten volgens Shachar bovendien geen keuzes. Je kan geen bevel opvolgen en toch nog steeds “het juiste” doen. Bijvoorbeeld, als zijn medesoldaat aan de legerleiding had verteld dat ze die Palestijnse jongen hadden doorgelaten, dan hadden de beide soldaten naar de gevangenis moeten gaan. Als je goed wil handelen, rest je alleen de keuze om niet deel te nemen aan deze bezetting, stelde Shachar. Dit is echter een drastische beslissing want je wordt sinds je kindertijd opgevoed met het idee dat je naar het leger zal gaan. Je ontwikkelt jarenlang een nationale identiteit, waarbij je trouw bent aan je natie. Dat wordt intensiever tijdens de middelbare school en culmineert tijdens de legerperiode. Daar doe je simpelweg wat je gezegd wordt. Je kan geen kritiek geven. Na drie jaar kom je uit het leger en blijft dit een zeer belangrijk aspect van je identiteit. Het is heel moeilijk om op een andere manier te beginnen denken. Enkel een minderheid ontwikkelt een kritische mening. Shachar stelde dit nog vast tijdens de recente aanval op Gaza: mensen staan onvoorwaardelijk achter het leger. Mensen identificeren zich zo sterk met het leger dat kritiek op het leger bijna kritiek op jezelf wordt.

Shachar vertelde dat hij zich nu heeft aangesloten bij Intal. Met andere organisaties werkt hij aan een campagne voor een militair embargo tegen Israël. Vele bedrijven maken winst uit de bezetting: het Belgische, Europese en ook het Israëlische beleid wordt beïnvloed door geldbelangen.

Slotverklaring door Palestina Solidariteit, Talliq, DCI-België

Eis aan Israël: onmiddellijke en permanente beëindiging van het arresteren, mishandelen, veroordelen en gevangen houden van Palestijnse kinderen

Oproep aan:

Karl Vanlauwe: Voorzitter van de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van de Senaat, België

Francois-Xavier de Donnea: Voorzitter van de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van de Kamer, België

Didier Reynders: Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, België

Alexander Pechtold: Fungerend Voorzitter van de Vaste commissie voor buitenlandse zaken, Tweede Kamer, Nederland

Frank van Kappen: Commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Eerste Kamer, Nederland

Frans Timmermans: Minister van Buitenlandse Zaken, Nederland

Martin Schultz: Voorzitter van het Europees Parlement Herman A. van Rompuy Voorzitter van de Raad van Europa

Catherine Barones Ashton of Upholland: Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie

Oproep

Wij roepen de politici van alle Europese lidstaten en Europese instellingen op om van Israël te eisen dat alle kindgevangenen onmiddellijk en zonder voorwaarden worden vrijgelaten en nieuwe arrestaties geheel achterwege zullen blijven. Europa en de lidstaten baseren zich op dwingend internationaal recht, dat onverminderd voor Israël van kracht is. De feiten en cijfers over kindgevangenen werden voornamelijk gerapporteerd door de mensenrechtenorganisaties die door de Europese Unie gesubsidieerd worden. De uitgebreide en goed gedocumenteerde data kunnen in geen geval genegeerd worden.

Veroordelingen en verklaringen hebben zelden of nooit impact op Israël’s beleid (bv. i.v.m. de nederzettingen, oorlog in de Gazastrook, toelaten van hulpverlening in Jenin). Daarom dienen de Europese Unie en de lidstaten – evenzeer gebonden aan dat dwingend recht – effectieve sancties in het vooruitzicht te stellen. Indien zou blijken dat minderjarigen nog steeds gevangen worden gehouden en/of gearresteerd, dan moeten deze sancties ook daadwerkelijk geïmplementeerd worden net zo lang tot aan deze eisen permanent zal zijn voldaan.

Wij dringen er op aan dat de Europese Unie en de lidstaten voor kindgevangenen gezamenlijk onderzoek doen naar de aard van de schendingen van het internationaal recht. Zij brengen in kaart welke Israëlische personen [politici, (militaire) rechters, militairen, ambtenaren en functionarissen van het gevangeniswezen] daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. Degenen waarvan het vermoeden van schuld aangenomen kan worden, dienen aangeklaagd te worden bij het Internationaal Strafhof in Den Haag.

We wijzen er op dat lidstaten zelf de juridisch vastgelegde plicht hebben vervolging tegen de Israëlische schenders van het internationaal humanitair recht in te stellen.

Brussel 24 november 2012

take down
the paywall
steun ons nu!