Portugese militairen en hun anjers, als symbool van de revolutie van 1974.

Over vrijzinnige illusies en de nood aan een nieuw seculier denken

zaterdag 27 juli 2013 15:30
Spread the love

Sinds kort woedt het debat over hoofddoeken en loketten weer volop. De oproep van Jürgen Slembrouck voor een verbod op levensbeschouwelijke en ideologische symbolen voor ambtenaren (aan het loket?) kende heel wat bijval. Meer dan 5.000 Vlamingen ondertekenden de petitie. Daaronder heel wat BV’s (bekende vrijzinnigen). Na de traditionele progressieve tegenoproep voor ‘actief pluralisme’ hoop ik in dit stuk de discussie verder te verbreden en verdiepen. Het lijkt er immers op dat sommige vrijzinnigen meer in de knoop liggen met het seculiere denken zelf, dan met de hoofddoek.

Om goed van start te gaan, wil ik stellen dat deze discussie ruimer dient te gaan dan diversiteit of zelfs de plaats van godsdienst in de samenleving. In de grond hebben we het hier over de relatie tussen staat en burger en over de democratie. Wat we vandaag zien, is hoe een prominente groep vrijzinnigen op dit vlak ideeën aan het ontwikkelen zijn die

  1. de vrijzinnigheid stapsgewijs binnensluizen in het conservatieve kamp;
  2. op die manier het seculiere en vrijzinnige denken dreigen te ontwaarden;
  3. eenmaal doorgedacht een gevaar vormen voor die democratie.

Het uitwerken en organiseren van een progressieve visie op seculariteit, binnen hetzelfde raamwerk van Verlichting en vrijzinnigheid is vandaag hard nodig.

Waar eindigt het openbaar loket? [i]

Zonder al echt diep te moeten graven, valt een eerste simpele kritiek te formuleren op het standpunt van Jürgen Slembrouck. Sommige reacties op het lokettenstandpunt hintten al in deze richting.

Het verbieden van levensbeschouwelijke en ideologische symbolen aan officiële loketten klinkt als een helder standpunt. Maar als we de concrete toepassing er van overdenken, komen heel vragen en onduidelijkheden aan de oppervlakte. Het is zeer de vraag of dit idee in de realiteit operationaliseerbaar is.

  1. De voorstelling die onze vrijzinnige vrienden geven van een modern loket is niet mee met de tijd. Het frontoffice van vandaag is niet het loket van twintig jaar geleden. De moderne ‘onthaalbediende’ ontvangt mensen in levende lijve (inderdaad), maar belt, mailt en twittert er tussendoor op los. Aangezien symbolen in de eerste plaats een visuele aangelegenheid zijn, mogen we aannemen dat de ambtenaar die haar hoofddoek aflegt voor een live gesprek, maar aanhoudt aan de telefoon er mee door kan? Uiteraard is dergelijk kunst-en-vliegwerk weinig waarschijnlijk, maar wie heeft het al eens vriendelijk gevraagd alvorens hardere maatregelen te bepleiten?
  2. De scheiding tussen frontoffice en backoffice is niet altijd duidelijk. Ambtenaren hoppen van taken op de ene plek naar de andere. Ik hoor menig personeelsverantwoordelijke tot hier vloeken (wel best niet in-gods-naam), want hoe vul je de volle werkdagen van de personeel in met enkel loket- of andere taken? Dezelfde liberalen (Dirk Verhofdstandt, Matthias Declercq, …) die doorgaans pleiten voor deregulering en een slanke overheid storten hier een emmer aan inefficiënte regelneverij uit over de publieke HRM. De ambtenarij mag zich eens te meer bezig houden met onhandig gepuzzel. Wat zou Burgemeester Q hier van denken?
  3. De voortschrijdende vermarkting van de publieke sector leidt tot een logica waarbij elke dienst klant is van andere interne diensten. Tegenwoordig zijn alle collega’s klanten van elkaar. Een simpel voorbeeld leidt al tot complicaties. Wat doen we met het loket van de personeelsdienst? Beland ik daar intern als collega of met meer reserve als werknemer/burger? Bijgevolg, hoe en door wie moet ik daar dan geholpen worden? Met andere woorden: wie van kwade wil is vindt meer loketten dan we denken.
  4. Er zijn niet alleen meer loketten, maar ook meer ambtenaren in een eerstelijnsfunctie dan we denken. Bijvoorbeeld leerkrachten, politiemensen, brandweerlui, magistraten, voedsel- en belastingsinspecteurs, arbeidsmarktconsulenten, postbodes, treinconducteurs, controleurs en buschauffeurs. Allemaal jobs waar vrome moslima’s of iets te enthousiast getatoeëerde anarchisten al niet meer voor hoeven te leren. Allemaal mensen die op de werkvloer geen burgers zijn zoals alle anderen. Jarenlang zullen ze achtendertig wakkere uren per week doorbrengen in een vreemde wereld: enerzijds dichterbij politici dan wie ook (want dat zijn hun werkgevers), anderzijds zonder het recht meningen of opinies te delen met hun ‘klanten’ (en elkaar?).
  5. Misschien verdient het professoraat een speciale vermelding. Zeker aangezien heel wat prominente ondertekenaars van de oproep vertrouwd zijn met deze functie (of er alvast een oogje op hebben laten vallen). Over professoren valt veel te vertellen, maar finaal zijn het toch ook maar goedbetaalde ambtenaren, die op hun 65ste verplicht met pensioen moeten. De les, de krant en soms de televisie zijn hun loket. Misschien vinden de oproepers dat professoren een uitzondering vormen op de neutraliteitsregel? Hopelijk wel, want hoe gaan ze anders verantwoording kunnen afleggen voor hun publiek militant vrijzinnig gedrag? Of zijn ze eerder de mening toegedaan dat professoren geen uitzondering op de regel hoeven te zijn? Nog beter! Dat spaart onze vrome moslima en getatoeëerde anarchist weer een pak keuzestress uit. Meteen zijn we ook af van al die vervelende opiniestukken in de kranten.
  6. Terug naar de openbare loketten. Welke criteria hanteren we hier eigenlijk? Is een loket openbaar en dus noodzakelijk neutraal als een overheid het loket inricht? Of moeten we de financiering van het loket als criterium nemen. Vandaag de dag zijn er heel wat dienstverleners die zweven tussen een statuut van verzelfstandigde overheidsdienst en dat van autonoom bedrijf (NMBS, De Lijn, De Post, VDAB, Belgacom, Eandis, Electrabel, Belfius, TMVW, Fluxys , …). Daarnaast besteden overheden heel wat uit: van werkloosheidsdiensten tot ziekteverzekering, over arbeidsmarktbemiddeling en straathoekwerk tot kuiswerk, catering en onderhoud. Wat met de neutraliteit van de bankbedienden in onze ‘openbare bank’, Belfius? Wat de vriendelijke meneer in de Belgacomwinkel? Wordt neutraliteit ook mee uitbesteedt? Onze overheid financiert kilometers loketten. Waar stopt de neutraliteit?
  7. Ten slotte is er het olievlekprincipe. In maart 2011 ontsloeg HEMA België een Genkse verkoopster met hoofddoek na klachten van klanten. Dit in het kader van het ‘neutraliteitsbeleid’ van de firma. Het hoofddoekenverbod van sommige gemeenten heeft blijkbaar school gemaakt en inmiddels ook de scheiding tussen Kerk en HEMA op de agenda gezet. Het valt te verwachten dat heel wat spelers op de arbeidsmarkt het goede voorbeeld van de overheid zouden volgen, mocht deze beslissen voortaan alle levensbeschouwelijke en ideologische symbolen uit loketten en eerstelijnsfuncties te weren. De staat zet immers de norm (en bewust). In een land waar de tertiaire en quartaire sectoren de spil vormen van een bloeiende kennis- en loketeconomie wil dat wel wat zeggen.

Het hoofddoekenverbod van sommige gemeenten heeft blijkbaar school gemaakt en inmiddels ook de scheiding tussen Kerk en HEMA op de agenda gezet.

Hoe helder en eenduidig de eis onze vrijzinnige vrienden ook mag klinken, in de realiteit is het niet zo gemakkelijk om duidelijk regels te formuleren. We moeten toch een beetje efficiënt blijven en tegelijkertijd de rechtszekerheid en een gelijke behandeling van alle ambtenaren (en semi-ambtenaren) garanderen. Op zijn minst kunnen we stellen dat de pleitbezorgers van een neutrale overheid zich nog maar weinig moeite hebben getroost om deze moeilijkheden naar voor te brengen of op te proberen lossen.

Daar kunnen we nog iets aan toevoegen. Voor wie met levensbeschouwelijke of ideologische symbolen wil gaan werken, dalen de kansen op werk (afhankelijk van de strengheid van de regel) aanzienlijk. Ten andere lijkt het pad naar heel wat prestigieuze jobs afgesneden. We lijken hier wel te maken te hebben met een verkapt beroepsverbod voor mensen die om welke reden dat ook uiting wensen te geven van hun geloof of overtuiging.

Al bij al hoop ik dat deze eerste reeks opmerkingen stof tot nadenken levert.

Een beetje politiek…

Het valt moeilijk te ontkennen dat het pleidooi van Jurgen Slembrouck voor een federale wet volgt op een lokale overwinning van het ‘andere kamp’ in Gent. Daar hebben een aantal middenveldorganisaties de Gentse Lente en de recente bekering van sp.a aangegrepen om niet enkel het woord ‘allochtoon’ maar ook het bestaande ‘hoofddoekenverbod’ te begraven.

Uiteraard is het is geen schande dat vrijzinnige milieus zich politiek opstellen. De schoolstrijd is een belangrijke episode in de Belgische geschiedenis en een waar we blij om mogen zijn. Wel valt het op dat na een relatieve verstilling in stijl en publieke aanwezigheid sommige vrijzinnigen de laatste vijftien jaar een pak militanter zijn geworden.

In België lijkt de periode van de Paarse en Paars-Groene regeringsdeelnames een keerpunt. Niet toevallig is dat ook de periode dat de financiering van de vrijzinnige organisaties beter geregeld geraakte. Sindsdien zijn er meer middelen voor publiekswerk. Internationaal gesproken is sinds de jaren negentig vooral in de Angelsaksische wereld het ‘militant atheïsme’ aan een opmars bezig. De afgelopen jaren heeft deze stroming een totaalpakket aan maatschappelijke visies en overtuigingen en ontwikkeld. Een greep uit het aanbod (met telkens enkele ondertekenaars van deze oproep in een hoofdrol):

  • Enkele wetenschapsfilosofen kanten zich hevig tegen de patattenactie van FLM in Wetteren en staan mee aan de wieg van het initiatief ‘Save Our Science’. Johan Braeckman trekt de legitimiteit van het protest en de actiemethode in twijfel.
  • Maarten Boudry voorspelt/wenst op ongeveer dezelfde filosofische gronden de neergang van de vakgroep Psychoanalyse aan de UGent.
  • In De Standaard is Geerdt Magiels co-auteur van het stuk ‘Hoed u voor Slavoj Zizek’. Niet alleen de psychoanalytische inspiratie blijkt tegen deze Sloveen te pleiten. Vooral zijn bijzonder linkse retoriek en vermeende oproepen tot geweld worden hem kwalijk genomen.
  • Etienne Vermeersch houdt er aan de term ‘achterlijk’ te gebruiken in zijn beschouwingen over de islamcultuur.

We kunnen vaststellen dat deze vrijzinnige ‘prominenten’ de laatste jaren een stevig netwerk van mensen en ideeën hebben uitgebouwd. Hun acties verlopen tegenwoordig bijzonder gecoördineerd en gericht. Zo is de roep om een neutrale overheid ontegensprekelijk onderwerp van heel wat politiek denk- en campagnewerk. Stel je voor, de neutralen doen aan politiek!

Of pure politiek?

Bij het behandelen van de vraag waar het loket eindigt, heb ik tot nog toe iets onderbelicht gelaten. Net zoals de meeste commentatoren overigens. Het is blijkbaar gemeengoed om het huidige debat te framen als een debat over loketten, hoofddoeken of in het beste geval de scheiding tussen Kerk en Staat. Nochtans is het neutrale loket niet alleen een loket zonder keppeltjes en hoofddoeken. Een bepaalde (stiekeme) vrijzinnigheid wil het loket ontdoen van elk ideologisch symbool.

Als we Slembrouck volgen, hebben in de toekomst een heleboel burgers niet meer de mogelijkheid om op hun werk uiterlijk blijk te geven van hun mening. In naam van de neutrale staat wel is waar. Politiek draait nochtans om symbolen. Neem de symbolen (de betekenaars) weg en de politiek verdwijnt. De oproep is in die zin dan ook antisyndicaal. Zou het verwonderen als morgen de ondertekenaars van deze petitie opduiken in een petitie voor een minimumdienstverlening?

Politiek draait nochtans om symbolen. Neem de symbolen (de betekenaars) weg en de politiek verdwijnt.

Meer concreet weet elke syndicalist of militant dat een cruciale strategische handeling voor iemand die werk in een publieksfunctie bestaat uit het betrekken van dat publiek bij jouw probleem, en omgekeerd. Verkoopsters en klanten, hulpverleners en cliënten, loketbedienden en burgers: bij problemen is iedereen beter af met het overbruggen van de kloof van de eerste lijn. Geen toeval dat deze kloof zo wordt gepropageerd binnen de neoliberale versie van het sociaal werk of de overheid. Dit in fel contract met de pioniersdagen van het sociaal werk, toen professionals en doelgroep nauwelijks uit elkaar te houden vielen.

Het afdwingen van neutrale loketten is bijgevolg duidelijk een politieke zet die leidt tot een depolitisering van de arbeidsorganisatie en dienstverlening van de overheid. Dit overigens volledig in lijn met de tendens tot liberalisering van publieke diensten. Achter loketten zitten ‘dienstverleners’ en burgers worden ‘klanten’. De interactie verloopt volgens een marktlogica van vraag en aanbod, ontdaan van elke democratische (‘subjectieve’) inhoud.

We zitten nu ontegensprekelijk op het spoor van het politieke en kunnen nog een halte verder. De onuitgesproken veronderstelling van de seculiere die hards is dat de overheid de behoeder zou zijn van de publieke rede klopt niet. Een neutrale, objectieve staat als baken van Verlichting? Zelfs binnen dat eigenste Verlichtingsdenken wordt dit sprookje betwist. Want wat doe je als een de overheid niet ten dienste staat van het volk, maar van een beperkte groep of kliek met vooral private politiek-economische belangen? Wat als een overheid vastroest, een ‘regime’ wordt en haar beruchte geweldsmonopolie uitbesteedt aan een toplaag?

Op dit punt zijn zelfs geen gedachte-experimenten nodig. We kunnen het gerust bij historische feiten houden. Volgens de hier beleden Grote Verlichtingsprincipes was tijdens de Portugese Anjerrevolutie in 1974 elke soldaat met een rode anjer in het knoopsgat of geweer fout bezig. Dit is allerminst een absurde redenering. Toen we in 2011 gespannen de ontwikkelingen op en rond het Tahrirplein gadesloegen, was het journalistieke cliché bij uitstek (en terecht) de vraag wat het leger zou gaan doen. Hoe zouden deze geweldige ambtenaren reageren op de verzuchtingen van het publiek? Neutraal of geëngageerd? In tijden van revolutie is de dijkbreuk onder politionele en militaire krachten altijd van cruciaal belang. Deze start altijd symbolisch: in stille gebaren en tekens.

In de context van een moderne staat, met haar wetten en normen, wijst elk symbool dat een individu toevoegt aan het officiële plaatje (dat op zich altijd een vertaling is van een bepaald privaat belang) in meer of minderen mate op een vorm van verzet. De neutrale staat, is een staat zonder dat toegevoegde verzet. Een neutrale staat is in die zin een illusie, want verzet is eigen aan elke orde en laat ons wel wezen een condite sine qua non voor democratie. Elke idee over de ideale staat, in dit geval de seculiere neutrale staat, is pure politiek.

Intieme plekken

Een nauwgezette lezing van de oproep bevestigt deze vaststelling. De ondertekenaars geven een heldere en intieme inkijk in de rol die ze hun seculiere staat zien spelen in de samenleving.

Een eerste zaak die opvalt, is de keuze voor het woord ‘overheid’. Dit woord is allesbehalve neutraal. Het is kleurlozer, maar tegelijkertijd autoritairder dan het woord ‘staat’. De ‘overheid’ staat boven je. Een ‘staat’ klinkt serieuzer, maar blijft als concept meer op de vlakte. In deze tekst hou ik ‘overheid’ aan wanneer ik verwijs naar de prominente oproep, maar hanteer ik zelf het concept ‘staat’.

Ten tweede springt het beoogde doel van de interventie in het oog. Verschillen termen vallen: ‘sociale cohesie’, ‘gedeelde waarden en normen’, pacificatie’ en zelfs het ‘harmonieuze samenleven’. Hoewel de ondertekenaars de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel voeren, vertrekt hun redenering impliciet vanuit een negatief gevolg van die vrijheid. De concurrentie tussen verschillende levensbeschouwingen en ideologieën zorgt voor heel wat onrust in de samenleving. Het is die onrust die moet worden bedwongen. Vrijheid en sociale vrede moeten voor hen in balans zijn. Met een grotere nadruk op de rust en vrede. Het zal wel toeval zijn dat een frase zoals de ‘harmonieuze samenleving’ het vooral in Chinese regeringskringen erg goed doet?

Vervolgens lezen we over wat een staat moet doen en laten nogal wat krasse uitspraken. De volgende passage vat het mooi samen:

“[De overheid] organiseert het politieke debat; voert de gemaakte afspraken uit door een publieke dienstverlening aan te bieden en controleert de naleving van de afspraken. De overheid beschikt daarom over macht. Als enige heeft ze het recht om, indien nodig, politiegeweld te gebruiken en mensen van hun vrijheid te beroven. Ze krijgt die macht van de burgers. Zij aanvaarden het gezag van de overheid op voorwaarde dat de overheid zich ten aanzien van hen dienstbaar opstelt en zij op het gebruik van die macht democratische controle kunnen uitoefenen.”

Dit klinkt allemaal logisch, maar er valt heel wat tegen in te brengen. In wezen zijn onze vrijzinnige vrienden hier het slachtoffer van een driedubbele illusie.

  1. Kan je zomaar beweren dat de overheid het politieke debat organiseert? We denken bijvoorbeeld aan de GGO-kwestie, waar de afwezigheid van een breed debat juist leidde tot de ‘patattenactie’ van FLM. Heel wat middenveldsorganisaties zullen overigens kunnen getuigen dat wie zich politiek een beetje meer op de vlakte houdt, meer kansen heeft op subsidies. In de feiten blijken heel wat interventies van onze overheid juist het debat te desorganiseren. De eerste illusie is te denken dat een staat het politieke debat op een open, onbevooroordeelde manier zou willen of kunnen organiseren. Om te beginnen weten we allemaal dat regeringen en co altijd iets meer oog hebben voor de belangen van degenen die al wat macht hebben weten te verzamelen. Daarbij komt dat zelfs een klein land als het onze niet te overzien is. Hoe zou de staat het politiek debat tussen meer dan toen miljoen mensen, over honderden thema’s tegelijk, moeten organiseren? Dat het plaatsvindt, is slechts een bewijs van het democratisch potentieel van de bevolking, niet van de inzet van de staat. Bovendien moeten we ons afvragen of we wel willen dat de overheid het volledige politieke debat zou organiseren. Het is interessanter te stellen dat het volk instaat voor de organisatie van het politieke debat. Net zoals bij het vorige punt merken we ook hier enige behoudsgezindheid op.
  2. Om over te gaan op een ander sleutelelement in dit verhaal. De vermeende dienstbaarheid van de overheid. De staat wordt hier een producent van bepaalde diensten, met burgers/consumenten om tevreden te houden.
    Fundamenteel is deze frase over dienstbaarheid niets anders dan een vermarkte (verdraaide) vorm van het principe van het ‘recht op revolutie’. Dit principe stelt dat wanneer de staat haar bevolking kwaad doet, het volk weer soeverein de macht in handen kan nemen. De dubbele correctie die Slembrouck doorvoert is (in de stijl van de Burgermanifesten) a) de collectieve relatie tussen volk en staat te vervangen door een één-op-één tussen burger en overheid en b) hun (in wezen) politieke relatie neer te zetten als iets economisch: een ruil van macht (voor de staat) voor diensten (aan de burgers).
    Het individualiseren van de relatie tussen staat en volk en de economische benadering ervan schaadt de democratische gedachte op twee manieren. Ten eerste gaat de noodzakelijke collectieve notie van volkssoevereiniteit verloren. Ten tweede dreigt al wie zich tegenover de overheid niet (economisch) gedraagt als consument, maar (politiek) als burger rechten te verliezen. De deal is immers diensten in ruil voor macht. Zolang de overheid haar dienstbaarheid kan aantonen, is een té politieke burger niets meer dan een slechte klant. Het is belangrijk te benadrukken dat democratie niets te maken heeft met enige vorm van dienstverlening of ruilhandel. Het volk geeft de macht slechts in bruikleen en dan nog aan een heel beperkt segment van de staat (parlementen en raden). Maakt de staat misbruik van die macht, dan vordert het volk die macht terug.
    Hier valt nog aan toe te voegen dat de opgang van de klantgerichte visie op de staat niet toevallig samenvalt met heel wat liberaliseringen en privatiseringen. Deze hebben de kwantiteit en kwaliteit van de openbare dienstverlening geen deugd gedaan. Om de dienstbaarheid van de staat ten opzichte van de burgers te meten, is het misschien aangewezen een blik te werpen op het groeiend aantal wachtlijsten voor huisvesting en gezondheidszorg? We kunnen ook eens langs gaan bij het stijgende aantal mensen zonder job en/of met een inkomen onder het bestaansminimum… Het is een illusie om te denken dat een staat van nature even dienstbaar is ten opzichte van alle burgers.
  3. Dit brengt ons bij de kers op de taart. Naast het organiseren van het publieke debat – en volledig in lijn met deze directieve rol – is voor onze vrijzinnige vrienden de overheid vooral de controleur van gemaakte afspraken. Daarvoor beschikt ze over het beruchte geweldmonopolie. Ook hier grossieren we in illusies. Bijvoorbeeld de illusie dat de staat werkelijk de enige is die macht op dwang uitoefent. Heel wat structureel geweld doordringt immers de hele samenleving: van racisme, tot geweld tegen vrouwen. Een andere illusie is dat de staat haar taal als controleur in alle gevallen even zorgvuldig ter harte neemt. Een simpele verwijzing naar de tientallen multinationals wiens Belgische filialen al jarenlang miljoenen belangstingen ontwijken (zonder daarop aangesproken te worden), spreekt boekdelen. Ten slotte is het een illusie dat de dwang die een overheid uitoefent altijd legitiem is. Met de discussie over de GAS-boetes net achter de kiezen (overigens, geen vrijzinnigen gehoord toen) weten we meteen waar kijken. We hoeven helemaal niet naar het stiekem islamiserende Turkije. Het grote probleem is de nadruk op het geweld- of dwangmonopolie van de staat in toenemende mate gebruikt wordt om basispolitiek van tafel te vegen of zelfs te criminaliseren. We denken hier aan die arme aangerande Wetterse patatten of de toenemende kritiek op stakingen en andere vakbondsacties. Wie de overheid wil inzetten als ultieme wapen tegen de natuurlijke agressie die in alle mensen en culturen schuilt, dreigt zelf eerder onproductieve totalitaire paden in te slaan.

Vrijzinnig angstzweet

In heel wat hoeken en kanten van de oproep ruik je angstzweet. Alsof aan onze gemeenteloketten op elk moment een levensbeschouwelijke burgeroorlog kan uitbreken. Dit gevoel of argument is ook in de discussies achteraf vaak opgedoken. Het kan geen kwaad hier kritisch tegenaan te kijken. Angst is altijd een slechte raadgever, valt gemakkelijk te manipuleren en leidt zelf tot agressie. Het Vlaams Belang is ooit groot geworden met de mantra dat de Marokkanen en Turken het land gingen overnemen. Ik zou durven stellen dat we onze vrijzinnige vrienden ook hier betrappen op een illusie, of zelf een waanbeeld. De assertieve, politieke islam als grootste gevaar voor onze Westerse democratie. Met de hoofddoek als ultieme uitdaging.

De (manifeste) fixatie op islam haakt hier mooi in de (eerder verdoken) afkeer voor al wat uit de normale politieke pas loopt. De Belgische moslims vangen vooral de wind die veel algemener waait. Achter de angst voor de sharia, het religieus geïnspireerde terrorisme en de 99% andere moslims in ons land gaat een afkeer schuil ten opzichte van al wie de neoliberale norm in vraag stelt.

Een goede portie zorgen helpt hier het idee dat een open samenleving niet teveel debat en meningsverschillen aankan. Daarom is er nood aan een sterke staat die objectief en neutraal scheidsrechter speelt en verbindend werkt. In de woorden van Slembrouck: “[…] het is precies de neutraliteit van de overheid die de vrije burgers verbindt met een centraal gezag en hen aanzet om gedeelde waarden en normen loyaal na te leven.”

Waar we dat nog gehoord hebben? Bij de Engelse conservatieve filosoof Thomas Hobbes. Omdat mensen van nature niet geneigd zijn braaf samen te leven, vond hij het noodzakelijk een sterke soeverein te hebben (de ‘leviathan’) die de bevolking gedeelde normen en waarden oplegt.

Klinkt allemaal leuk, maar waarom moeten we zo weinig vertrouwen hebben in de bevolking als bewaker van de vrede en zoveel meer in het staatsapparaat? Om te beginnen draagt de bevolking zelf heel wat bij tot die gedeelde normen en waarden. Waarom ze opleggen, wanneer de mensen zelf zoveel energie steken in het vormgeven van democratische processen of de meer algemene productie van cultuur op zich? Daarnaast zijn veel erg zwarte bladzijden in de geschiedenisboeken geschreven door staten; net wanneer ze probeerden intern of aan andere staten zaken op te leggen.

De vrijzinnigen die in het kader van een ‘open samenleving’ pleiten voor een neutrale staat trappen in dezelfde val als hun grootste vijanden. Ze spiegelen zich een ideale staat voor, die dat klusje wel even zal klaren. Dat terwijl de ideale staat net niet ideaal en absoluut feilbaar is. Zeker als het gaat over het bewaren van de rust en kalmte in de samenleving.

Als Slembroeck en zijn medeondertekenaars stellen dat samenleven enkel mogelijk is, wanneer de staat de burgers bindt aan centraal gezag (let op, niet aan elkaar), bepleiten ze eerder de noodzaak van een sterke staat, dan de noodzaak van een sterke democratie. Op dit punt spelen de illusies dat a) het volk niet capabel is waarden en normen te delen en daar democratisch iets van te maken en b) dat een externe, transcendente macht (de ‘overheid’) nodig is om hier in te grijpen. Is dit echt het beste wat het seculiere denken te bieden heeft? Al bij al wanen we ons eerder in de oude christelijke wereld van de zondeval. Mensen zijn van nature slecht en hebben de bemiddeling van een hogere macht nodig om er toch nog iets van te maken.

Partij van de Orde en Vooruitgang

We kwamen al tot de conclusie dat rond dat loket geen lijn te trekken valt. Wie probeert, botst op meer vragen dan antwoorden. Het gevaar dreigt dat we weten waar we beginnen verbieden, maar niet waar we eindigen. Vervolgens stelden we vast dat deze discussie in wezen niet gaat over hoofddoeken (alleen). Aan een verbod op religieuze en ideologische symbolen hangt een lang politiek staartje. Zeker syndicalisten zouden hier de consequenties van gratuite verboden moeten inzien. Ten slotte vielen we op een driedubbele illusie. Er is het onterechte geloof in de overheid als neutrale moderator van het democratische debat. Er is de vermeende dienstbaarheid van de overheid, met alle complicaties van dien. En ook vertrouwen in de staat als controleur berust enkel op illusies.

Al deze misvattingen zijn terug te brengen op een specifieke visie op de relatie tussen staat en burger. Het komt er op neer dat de geïdealiseerde staat op politiek-moreel vlak in de plaats moet treden van de burgers, wiens gebreken worden uitvergroot tot wanneer angst en wantrouwen de overhand halen.

Zoals misschien als duidelijk is geworden, wil deze uiteenzetting vervolgen met de stelling dat het vrijzinnige establishment ten prooi is gevallen aan een soort van ‘seculier conservatisme’. Hoewel de vrijzinnigheid zichzelf altijd heeft beschouwd als een progressieve kracht (en dat nog steeds doet), laten de meest vooraanstaande of luidruchtige vrijzinnigen vandaag een heel ander geluid horen. Samen met Bart De Wever zijn deze vrijzinnige conservatieven goed op weg om een rechts en gesloten Vlaanderen vorm te geven. Voor alle duidelijkheid: met conservatief doel ik hier op al wie in onze samenleving, waar de macht tot op de dag van vandaag ongelijk verdeeld is, de bestaande krachtsverhoudingen bestendigt[ii]. Het kan helpen hierbij vooral de consequenties in het oog te houden en intenties (er zijn altijd goede bedoelingen in het spel) zo te laten.

Het vrijzinnige establishment ten prooi is gevallen aan een soort van ‘seculier conservatisme’.

Waar het vastklinken van machtsconcentraties en krachtsverhoudingen ooit gebeurde in naam van het behoud van wat goed was, zijn tegenwoordig verandering en vooruitgang het hoogste goed van de echte conservatief. Dit kan tegenstrijdig klinken, maar spoort wonderwel met de noodzaak aan voortdurende zelfvernieuwing waar het kapitalisme op drijft. Wat zowel de oude als nieuwe vorm van conservatief denken gemeen hebben, is een duidelijke hang naar al wat natuurlijk is. Vroeger stilstand, vandaag veranderlijkheid.

Politieke paradoxen zijn van alle tijden. In het veel geciteerde ‘De 18de Brumaire van Louis Bonaparte’ beschrijft Marx stap per stap de evoluties in de Franse revolutie van 1848 en de daaropvolgende jaren. Een van de centrale uitdagingen van de revolutie is het finaal afschaffen van de monarchie en het installeren van een republiek. Het hele verhaal neemt een onverwachte wending op het moment dat de twee hevigste tegenstanders van de republiek, de ‘legitimisten’ (aanhangers van het oude koningshuis van Bourbon) en de ‘Orleanisten’ (aanhangers van een alternatieve dynastie) samen Louis Bonaparte (Napoleon III) president maken. Hiermee begraven ze de Franse monarchie voorgoed. Marx noemt de ogenschijnlijk tegennatuurlijke samenwerking de ‘Partij van de Orde’, en dat is net waar ik hier naartoe wil.

Ook bij ons voltrekt zich een soort van conservatieve herschikking, waarbij enerzijds de ‘kracht van verandering’ en anderzijds de zelfverklaarde progressieven bij uitstek elkaar vinden. De vrijzinnigheid is groot geworden als een van de meest vooruitstrevende krachten in onze samenleving, maar op dit moment lijkt de druk om van kamp te wisselen groter en groter te worden. Sommigen lijken werk te maken van een heuse ‘Partij van de Orde en Vooruitgang’.

Waar het vastklinken van machtsconcentraties en krachtsverhoudingen ooit gebeurde in naam van het behoud van wat goed was, zijn tegenwoordig verandering en vooruitgang het hoogste goed van de echte conservatief. Dit spoort wonderwel met de noodzaak aan voortdurende zelfvernieuwing waar het kapitalisme op drijft.

Het spreekt vanzelf dat de term ‘partij’ hier niet letterlijk te nemen valt. Maar van politiek gaat altijd een bepaalde doelgerichtheid uit. Daarbij horen plekken waar politieke netwerken en ideeën gedijen en zich ontwikkelen. In het geval van de conservatieve vrijzinnigheid kunnen we er enkele met stip vermelden. Wil dat zeggen dat ze volkomen overlappen? Of dat al wie hier actief is meteen gelabeld kan of hoeft te worden als rechts? Natuurlijk niet. Wel fungeren deze groepen/organisaties (momenteel) als instrumenten van de sterke conservatieve tendens binnen de vrijzinnigheid.

  • SKEPP: de Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudo-wetenschap en het Paranormale bestaat sinds 1990. De studiekring wil “een kritische ingesteldheid aankweken bij het grote publiek om iedereen te beschermen tegen oplichterij”. Van bij het begin zijn de activiteiten van de kring bijgevolg gericht op het brede publiek. Volksopvoeding en de kruistocht tegen oplichters gaan hand in hand.
    De filosofisch-ideologische basis van SKEPP’s denken en doen, is het sciëntisme. Dit is de opvatting dat mensen zonder een bepaalde (natuurwetenschappelijke) vorm van wetenschap niet tot betrouwbare kennis kunnen komen. Sinds de oprichting is de kring uitgegroeid tot de Vlaamse tak van de internationale stroming die deze vorm van ‘critical thinking’ hoog in het vaandel voert. Sleutelwoorden zijn evolutietheorie, godsdienstkritiek en het debunken van onwetenschappelijk of pseudowetenschappelijk bijgeloof[iii].
    SKEPP komt nooit expliciet politiek naar voor, maar oefent op twee manieren een duidelijke politieke invloed uit. Vooreerst door de specifieke match tussen sciëntisme en politiek op zich. Het maatschappelijke debat – en zeker maatschappijkritiek – houden per definitie speculatie in zich. Door de menswetenschappen strikt in het natuurwetenschappelijke stramien te duwen, delegitimeert sciëntisme vormen van (betrouwbare) kennis en redeneringen die kritiek op het heersende neoliberale kapitalisme inhouden. Kritiek moet ‘wetenschappelijk’ (lees technisch) gegrond zijn, terwijl veel politieke kwesties helemaal niet technisch van aard zijn.
    Ten tweede is er het publieke optreden van heel wat prominente SKEPP’ers, die ten persoonlijke titel steeds vaker politieke stelling innemen (zie boven). Hoewel niet in naam van SKEPP, zijn hun tussenkomsten gelegitimeerd door de (soms vermeende) ratio en wetenschappelijkheid die het sciëntisme uitdragen.
  • Liberales is een “onafhankelijke denktank binnen de liberale beweging”. De denktank schrijft zich in voor een eerder linkse vorm van liberalisme. Onder impuls van gangmaker Dirk Verhofstadt laat ze zich uitdagen en inspireren door een brede waaier aan denkers. Bij liberales zien we de link tussen enerzijds militant atheïsme (en sciëntisme) en anderzijds een groot geloof in de markteconomie duidelijk tot uiting komen.
    Een centrale figuur in dit verhaal is de Oostenrijkse politieke en wetenschapsfilosoof Karl Popper. Hij is niet alleen de bedenker van de ‘open samenleving’ in de tekst van Jürgen Slembrouck. De man was ook een tijdlang lid van Frederich von Hayeks ‘Mont Pelerin Society’, de bakermat van het neoliberale gedachtegoed. Het extreme rationalisme van deze neoliberale denkers (objectivisme) spoort wonderwel met een op natuurwetenschappen en empirie gebaseerde wetenschapsfilosofie.
    Liberales (en Dirk Verhofstadt) speelt eveneens een opvallende rol in de toenemende verknoping op tussen (antireligieus) atheïsme en kritiek op de islam als absolute nemesis van onze ‘open samenleving’. De Nederlander Paul Cliteur is dé exponent van dit denken in ons taalgebied en (niet toevallig) een grote inspirator van de oproep waarnaar ik hier al herhaaldelijk heb verwezen.
  • De Gravensteengroep is relatief nieuw en combineert van al deze groepen de minste organisatiecapaciteit met de meeste aandacht. Dit heeft veel te maken met de woordvoeder, Etienne Vermeersch. Het startmanifest van de Gravensteners is inmiddels meer dan 14.000 keer ondertekend. Ook hier valt de terugkeer op van een soort technisch natuurlijkheidsdenken. In 1962-63 zijn de definitieve intra-Belgische grenzen vastgelegd. En zo moet het blijven. Valt er geen analogie te trekken tussen deze militante territoriale standpunten en de stugge wijze waarop elders de neutrale staat wordt opgevoerd als beschermer tegen mensen met andere culturen en ideeën?
    Aanvankelijk gestart om te tonen dat er ook linkse Vlaamsgezinden zijn, lijken de ondertekenaars van de inmiddels 10 manifesten vooral dienst te doen als sociale suikerrand rondom de separatistische de retoriek van N-VA. Uit de lijst met ondertekenaars valt gemakkelijk op te maken dat hier druk is gerekruteerd in traditioneel niet-gelovige milieus (van Vermeersch tot Ludo Abicht of Jef Turf). Door ‘Vlaamse autonomie’ (als er ooit een illusie was…) prioriteit te geven op ernstige systeemkritiek vormt De Gravensteengroep de brug tussen progressieve, vrijzinnige milieus en de vandaag dominante politieke kracht in Vlaanderen, N-VA.

Uiteraard houdt het hier niet op. Naast deze groepen spelen ook diverse journalisten, zoals Joel De Ceulaer of Geerdt Magiels (lid vanb SKEPP), individueel een rol in de verspreiding van de ideeën. En zoals de actie van H.V.V. Gent vóór het Gentse hoofddoekenverbod aantoont, zijn deze vandaag zo goed als dominant binnen het vrijzinnige verenigingsleven. Waarschijnlijk spelen ook enkele werkplaatsen binnen de vrijmetselarij een rol van uitwisseling of verdieping.

In elk geval zorgt de netwerking tussen de beschreven groepen en mensen stilaan voor de creatie van een vast circuit[iv], dat de politieke aspiraties van haar dragers vergroot.

Nieuw seculier denken

In vrijzinnige middens lijkt het een vanzelfsprekendheid om te zwaaien met de ‘scheiding tussen Kerk en Staat’. Veel uitleg volgt meestal niet, waardoor de frase stilaan meer verbergt dan ze verheldert. Ook het belang van het atheïsme lijkt verworven, maar wie navraag doet bij zelfs de meest bewuste ongelovige krijgt enkel godsdienstkritiek als uitleg. Een derde dooddoener zijn de alomtegenwoordige verwijzingen naar ‘de waarden van de Verlichting’. Ook deze dient vaker als slogan, dan je van kritische geesten zou aannemen.

De scheiding tussen Kerk en Staat. Hierbij hoort de volgende slagzin (in verschillende variaties): “We hebben niet tegen de tsjeven gevochten om alles nu weer weg te geven aan de moslims”. Bekend van op café en familiefeesten, vat de frase mooi samen hoe de doorsnee vrijzinnige aankijkt tegen de scheiding tussen Kerk en staat.

Om te beginnen wordt deze opgevat als een scheiding tussen religie en staat. Dat dit helemaal iets anders is, valt blijkbaar niemand op. Historisch gesproken was er ten tijde van de Verlichting en tot lang daarna veel meer in het spel dan religie. Een hele Kerk namelijk. Met haar wortels in een ver verleden had dit katholieke machtsinstituut het monopolie verworven op de productie en verspreiding van de ethiek (en het heersende vertoog over de verhouding tussen staat en onderdaan) in de samenleving. Niet toevallig bestendigde ze via haar normen, waarden, rites enzovoort de bestaande machtsverhoudingen. De Europese vorsten verkregen via hun Kerk (katholiek, angelicaans, protestants, …) de goedkeuring van God; het sluitstuk van hun absolute staat. Daar waar het Ancien Regime tekortschoot, was er de religie om het gat dicht te rijden. De Kerk maakte de staat compleet. Uiteraard was de perfecte, complete, totale, natuurlijke staat volstrekt in handen van één bepaalde klasse, de adel. Het is geen toeval dat via de Verlichting (die net hierop kritiek uitoefent) de ‘derde stand’ (burgerij) op het toneel verschijnt.

Bijgevolg – en dit punt is uiterst belangrijk – dient de scheiding tussen Kerk en Staat niet om de bevolking te behoeden voor de tentakels van godsdienstige illusies. We moeten in de andere richting kijken. De scheiding heeft als enige en echte doel te voorkomen dat een staat gevaarlijk is voor haar bevolking door een ‘onfeilbare’ staat te worden, in de handen van één bepaalde klasse/minderheid. Een dergelijke totalitaire staat is immers altijd een instrument van de private belangen van enkelen. Ten koste van alle anderen. Daar waar we Kerk en Staat weten te scheiden, worden ‘onderdanen’ ‘burgers’ en start de politisering en democratisering. Dit is het belang van de veelbesproken scheiding.

Door dit cruciale thema te verengen tot (de zoveelste) vorm van godsdienstkritiek, gaan heel veel vrijzinnigen voorbij aan de eigenlijke toedracht. Met de ‘neutrale staat’ als drager van de ‘open samenleving’ slaan ze zelf de weg in die ze aanvankelijk zo bestreden. De implicaties van dit denken besprak ik al bondig hierboven.

De scheiding tussen Kerk en Staat dient niet om de bevolking te behoeden voor de tentakels van godsdienstige illusies. Het enige en echte doel is te voorkomen dat een staat gevaarlijk is voor haar bevolking door een ‘onfeilbare’ staat te worden, in de handen van één bepaalde klasse/minderheid.

Atheïsme zonder God. Vraag aan een willekeurige vrijzinnige waarom hij of zij niet gelooft in God en je krijgt een standaard antwoord. Ofwel: “Omdat God niet bestaat” (een mogelijke aanzet tot een avond gekibbel over welles en nietes), ofwel een hoop kritiek over wat devote gelovigen allemaal op hun geweten hebben. Hoewel voor beide argumenten iets te zeggen valt, wil ik een derde argument ontwikkelen.

Zelfs atheïsme moeten we durven los te koppelen van religie. De beste reden om niet te geloven in (een) God is de volgende. Enkel vanuit het standpunt van de ongelovige kan je het onbezonnen geloven in een hogere macht waarnemen. Het ongelovige subject ervaart bewust de tekortkomingen in de manier waarop een samenleving met macht (en de staat) omgaat. Alleen dan ben je immuun voor totalitarisme, de met een surplus aan geloof gecompleteerde staat[v].

Enkel vanuit het standpunt van de ongelovige kan je het onbezonnen geloven in een hogere macht waarnemen.

Dit alles wijzigt enigszins onze kijk op atheïsme. Atheïsme was niet enkel een reactie op de door religie doordrongen samenleving van het Ancien Regime. Het is en blijft bovenal een handvat dat iemand toelaat zich buiten welke politieke orde ook te positioneren. Op die manier ontneemt de ongelovige de staat elke aanspraak op totaliteit. Dit is voor alle duidelijkheid een heel positieve houding, omdat dit het gedeelde ongeloof een gedeelde, onvolkomen macht en dus democratie mogelijk maakt.

Inderdaad kan ook geloof vaak dienen om aan een transcendente (wereldse) macht te weerstaan of ontkomen. Het is een vreemde maar voor de hand liggende vaststelling dat gelovigen soms de beste ongelovigen zijn. Juist daarin schuilt het emancipatorische potentieel van godsdienst. Van Paulus, over Thomas Müntzer tot de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie blijkt een vast geloof in het eigen godsbeeld een plek buiten de orde en het ongeloof in de macht mogelijk te maken. Wat de geschiedenis ons echter leert, is dat een door zelotisme aangevuurde oppositie altijd weer op de grenzen van haar transcendente illusies botst. Radicaal atheïsme kan hier een antwoord op zijn.

Door zich eenzijdig op godsgeloof te richten, gaan heel wat zelfverklaarde atheïsten vandaag in de fout. Het is niet omdat je de beelden bestormt, dat de goden verdwijnen. Heel wat vrijzinnige atheïsten erkennen in de feiten nog steeds transcendente machten. Van de staat tot zelfzuchtige genen. De Vlaamse vrijzinnigheid hangt stilaan aan elkaar van de geloofsbelijdenissen: zij het SKEPP (wetenschap), Liberales (de markteconomie), de Gravensteengroep (de Vlaamse natie) of Slembroeks oproep (de neutrale staat). Het is zeer de vraag of een dergelijke vorm van betoverd atheïsme is wat we echt nodig hebben.

De ongelovige staat. We kunnen deze redeneringen doortrekken naar het niveau van de staat. Waar we vanaf moeten zien te geraken is elke procedurele opvatting van seculier denken in de trant van: we nemen een staat naar keuze, kiezen er een religie uit, scheiden beide van elkaar en klaar is kees. Seculariteit is meer dan dat. Het is het streven naar een ongelovige staat. Een staat zelfs niet in haar eigen neutraliteit gelooft.

Waarom? Elk politiek regime is gebaseerd op de leugen dat het er altijd is geweest of had moeten zijn en dat het er altijd zal zijn of zou moeten zijn. De claim van Fukuyama over ‘het einde van de geschiedenis’ was slechts de laatste aanspraak op politieke oneindigheid in een lange rij. We komen hier weer terecht bij de illusies die ik eerder in de tekst uit de doeken deed. De (liberale) illusie dat de staat waakt over de vrijheid van haar burgers. De (sociaaldemocratische) illusie dat de staat er is om voor iedereen te zorgen en dat altijd zal doen (los van krachtsverhoudingen in de samenleving). Of de (conservatieve) illusie dat het geweld van de staat per definitie legitiem is.

Het punt is dat enkel in een ongelovige (seculiere) staat de mensen van ‘onderdanen’ kunnen uitgroeien tot ‘burgers’. Pas dan is het volk in de eigenlijke zin van het woord democratisch aan de macht. Secularisering is innig vervlochten met processen van politisering (de vorming van politieke subjecten) en democratisering (het aan de macht komen van die mensen).

Wie seculier denkt plaatst zich per definitie buiten de orde, net om die orde open te breken. Het komt er immers op neer de staat te allen tijde te onttoveren. Het neutraliteitsprincipe doet dat allerminst. Het heeft dan ook geen plaats in een eigentijds seculier verhaal.

Doen!

Zowel de traditionele vrijzinnigheid als de voorstanders van een ‘actief pluralisme’ hebben de afgelopen maanden de discussie over de staat en levensbeschouwing toegespitst op loketten en hoofddoeken. Voor de enen staat het seculiere karakter van onze samenleving op het spel, voor de anderen gaat het over de inclusie van alle minderheden in die samenleving. In beide gevallen blijft het debat draaien rond de individuele rechten van de burger/ambtenaar. Dat komt doordat beide visies de staat beschouwen als behoeder van het algemeen belang en burgers of maatschappelijke groepen als vooral gemotiveerd door private belangen[vi].

Ik heb geprobeerd dit open te breken en aan te tonen dat er veel meer op het spel staat dan enkel de rechten van bepaalde minderheden. Tegelijkertijd koesteren we teveel illusies in de staat. De neutraliteit die sommigen nastreven, vormt een gevaar voor de democratie in zijn geheel.  

Het is vreemd hoe kernbegrippen als vrijzinnigheid, secularisme en atheïsme binnen de linkerzijde zo weinig aandacht trekken. Ongetwijfeld heeft dit er mee voor gezorgd dat er zich een conservatieve vleugel heeft gevormd binnen die (nochtans progressieve) traditie en dat deze vleugel vandaag dominant is. Zelfs in die mate dat ze de iedereen van ook heel wat linkse mensen mee richting geeft. Ik hoop dat ik duidelijk heb kunnen maken dat het vrijzinnige denken over veel meer gaat dan de private levensbeschouwing van mensen. Levensbeschouwing en geloof spelen een cruciale politieke rol.

Het is om die reden dat ik wil oproepen de vrijzinnigheid niet zomaar in handen van de beste vrienden van de macht te laten. De Ierse schrijver T.S. Eliot merkt op dat “there are moments when the only choice is the one between sectarianism and non-belief, i.e., when the only way to keep a religion alive is to perform a sectarian split from its main corpse.” Ironisch genoeg is deze quote over religie van de conservatieve Eliot dit meer dan ooit van toepassing op de vrijzinnigheid.

Er is vandaag is Vlaanderen nood aan een kring/groepering/organisatie zich inschrijft in het Verlichtingsdenken opereert én breekt met de oude vormen en gedachten binnen de vrijzinnigheid.

Als het belang van seculier denken voor de op- en uitbouw van democratie klopt, is het uiterst belangrijk de claims rond neutraliteit te weerleggen en zelf een nieuw progressief secularisme te ontwikkelen. Dit is een werk van lange adem, waarbij we gerust een voorbeeld mogen nemen aan het conservatieve kamp. Het gaat over het samenbrengen en overtuigen van mensen, verspreiden van ideeën en tussenkomen in het publieke debat.

Er is vandaag is Vlaanderen nood aan een kring/groepering/organisatie zich inschrijft in het Verlichtingsdenken opereert én breekt met de oude vormen en gedachten binnen de vrijzinnigheid. De eerstkomende jaren zal dit vooral neerkomen op het debunken van de vermeende progressieve karakter oproepen zoals deze van Slembroeck. Dat wil voorlopig zeggen scherpe discussies voeren, polariseren dan plooien glad strijken. We moeten tijd nemen om zo een vereniging te doen groeien, maar misschien niet teveel tijd nemen om er mee van start te gaan. Hoe beter af te sluiten dan met een vraag om steun voor dit standpunt.


[i] Het is zinvol om op te merken dat er enige verwarring in het debat is geslopen doordat de oproep van Slembrouck het loket vermeld in de titel, maar veel verder gaat in de eigenlijke tekst. In feite eist men hier een algemeen verbod op levensbeschouwelijke en ideologische symbolen ‘voor overheidsambtenaren tijdens het uitoefenen van hun ambt’. Niet enkel aan het loket dus. Omwille van de titel en omdat de discussie naderhand door onder meer de nieuwe visie van sp.a, de situatie in Gent is en de tussenkomsten van Etienne Vermeersch is toegespitst op het loket, neem ook ik het loket als vertrekpunt. In de grond – voor de conclusies van deze tekst – maakt het niet uit welke interpretatie van het verbod – de minimale (loket) of de maximale (alle ambtenaren) – we volgen.

[ii] Uiteraard kan het verwarrend zijn om al te veel te schermen met de termen ‘progressief’ en ‘conservatief’. Er is hier dan ook – aanvankelijk vooral in liberale kringen – nogal wat begripsverwarring rond gecreëerd. Tegenwoordig is het bijvoorbeeld bon ton om te beweren dat onze vakbonden bestaan uit (linkse) conservatieven. Ze pleiten immers voor het behoud van onder meer de sociale zekerheid en heel wat beschermende arbeidswetten. Enige duidelijkheid op dit punt kan echter geen kwaad. Oud of nieuw zijn geen politieke categorieën, maar labels voor tijdens de solden. Waar we ons moeten op focussen zijn de maatschappelijke krachtsverhoudingen die mensen via hun politieke ideeën nastreven en/of realiseren. Als we er van uitgaan dat de macht in onze samenleving nog steeds ongelijk verdeeld is, waarbij de ene sociale groep er meer toegang toe heeft dan de andere, kunnen we al wie bewust een bestendiging van deze bestaande krachtsverhoudingen nastreeft ‘conservatief’ noemen. De progressieven zijn dan degenen die daar iets aan willen doen.

[iii] Hoewel Freuds psychoanalyse voortkomt uit de ‘kliniek’ (het ontvangen en behandelen van mensen) is ze op veel punten niet verifieerbaar op de manier waarop de natuurwetenschappen tewerk gaan. De radicale afkeuring van Freud in de kringen van SKEPP heeft niet enkel hiermee te maken. Psychoanalyse is bij uitstek als theorie gegrond in wat de ‘continentale filosofische traditie’ wordt genoemd. In de loop van de twintigste eeuw is ze herhaaldelijk (her)opgepikt en zo uitgegroeid tot een van de belangrijke referentiepunten in de voor de sciëntisten (en hun voorlopers: positivisme, objectivisme, …) ‘concurrerende’ denktraditie. De toevoegingen van Lacan aan de psychoanalyse (en zijn typische ‘Franse slag’) maken het alleen maar erger. De recente hommeles tussen linkse boegbeelden Noam Chomsky en Slavoj Žižek is een duidelijke illustratie dat de tegenstellingen niet zomaar rechts-links verlopen.  

[iv] Anton Froeyman illustreert dit treffend wanneer hij begin 2012 enkele vraagtekens zet bij de ‘neutraliteit’ van SKEPP.

[v] Deze redenering kunnen we nog verder doortrekken. Zelfs als God zou bestaan, zelfs als dat empirisch wordt bewezen, dan nog zou het cruciaal zijn om vast te houden aan het atheïsme. Want ook in dat geval zouden machthebbers wiens aanspraak op de macht is gestoeld op geloof neigen naar totalitarisme. Veel vrijzinnigen zitten echter op het dwaalspoor van de empirie, wat maakt dat de meeste (en de meest vermoeiende) gesprekken over het bestaan van God draaien rond godsbewijzen en tegenbewijzen.

[vi] Een bijzonder interessante kwestie is in dit opzicht de oproep van Patrick Loobuyck e.a. voor de afschaffing van de lessen godsdienst en zedenleer en vervanging ervan door  een “verplicht en algemeen vormend vak levensbeschouwing, ethiek & burgerschap en filosofie (LEF) in alle jaren en netten van het Vlaamse leerplichtonderwijs.” Na een gelijkaardig voorstel in het Vlaamse Parlement door Jean-Jacques De Gucht leek het er zelfs even op dat het voorstel er definitief zou doorkomen. 1) Wie de lijst met ondertekenaars van Loobuycks oproep bekijkt, ziet voorstanders van ‘neutraliteit’ en voorstanders van ‘actief pluralisme’ broederlijk naast elkaar staan. Dit bevestigt – ondanks de meningsverschillen over de invulling van de scheidsrechtersrol van de overheid – de gelijkenis in hun ideeën over de staat. 2) Het is interessanter om hier een omkering te doen. In een samenleving waar de staat ten dienste staat van de markteconomie, is het juist van goudwaarde om godsdienst- en zedenleerlessen te hebben, die zijn ingericht door instanties die autonoom zijn aan die staat. In de politieke orde is zo een vrijplaats verankert, waar mensen les geven over zaken die niet hoeven te stroken met de gangbare ideologie of pedagogie (bvb. competentiegericht onderwijs). Op elke school zijn er daarenboven leerkrachten die los staan van hun directie. Dit kan nog eens de syndicale kracht van het lerarenkorps vergroten. Deze lessen zijn dan ook een grote democratische verworvenheid.

take down
the paywall
steun ons nu!