De wereld van Saffier  –   Kleren uit

De wereld van Saffier – Kleren uit

woensdag 8 januari 2014 10:00
Spread the love

Die morgen riep moeder Elvira naar boven: ‘Ik ga brood halen bij de bakker.’ ‘En waarom niet zoals gewoonlijk in het grootwarenhuis waar je alles samen hebt?’ ‘Ik wil hier en daar wat ingangstickets verkopen voor onze volgende toneelvoorstelling.’ ‘Breng ook wat boterkoeken met rozijnen mee,’ draaide vader Fons zich nog eens op zijn linkerzijde. ‘Het brood eist ons op, maar ik zou wel eens een toneelstuk willen proeven, de drama’s die zich afspelen tussen koppels die op scheiden staan, vaders die tevergeefs hun dochters de les spellen, het doet deugd dat het er op een ander slechter aan toe gaat dan bij ons zelf, ook al weet ik dat het toneel is. Mijn man vindt het maar niets, de podiumruimte is hem te eng, gelijk een gevangeniscel, ondanks de kartonnen deurflappen die allerlei nevenkamers en achterkeukens veronderstellen. Op toneel is geen ruimte, tenzij je ze zelf indenkt, zegt hij. Hij houdt van oceanen, woestijnen, valleien, verten, het kan niet ver genoeg zijn, de wereld is soms te klein. Daarom is hij verslingerd op films. We hebben alleen nog boterkoeken zonder rozijnen.’ ‘t Is goed, geef ze maar. Wij brengen ook hedendaags toneel, soms in een ruime loods, zonder decorwanden, af en toe zitten we op een rij naast elkaar op een bank. En ik kan je verzekeren dat we een massa mannen over de vloer krijgen, vooral als ze weten dat op het einde een van de jonge actrices helemaal uit de kleren gaat en als een kip naakt door de ruimte holt.’ Inmiddels was het ogenblik gekomen voor vader Fons om de ter pers gegane wereld open te slaan en zich op te winden. Oceanen worden onbewoond, de zeeën leeggevist, het water geraakt zijn ziel kwijt. Vissers zijn veroordeeld tot de wal. Alles heeft met elkaar te maken, wordt gezegd. Dus niet getreurd, de industrie springt bij. Ze propt de planeet vol met plastic. De reinigende regenstormen voeren het af naar het ruime sop en spreiden het als opzichtige tapijten over bodem en oppervlak uit. Stormvogels pikken het goedje uit de Noordzee op. Bij kadavers wordt een heuse brooddoos stukjes en hapjes in de maag gevonden. De malefijten en albatrossen, hoe talrijk ook, ze zijn niet in staat de hele voorraad blinkend aas verkeerdelijk op te ruimen hoezeer ze ook hun best doen en hun magen van het ingeslikte arsenaal opzwellen. Innovatie is het toverwoord, vissers, vist niet langer op vis, maar op plastic! Je wordt er voor betaald. De fauna krijgt weer adem en de zee wordt opgekuist.‘Hou je cholesterol onder control! en eet meer vette vis uit de Noordzee, zijn natuurlijke – morgen zelfs plasticvrije – habitat,’ manen de reclamejongens ons aan. De cirkel is rond. Althans overdag. De nacht dekt alles genadig toe, lozen maar. Alleen in Nederland worden per jaar een half miljoen liters olie in de Noordzee gedumpt. ‘Naadloze dakdichtingen,’ las Saffier op de zijflank van een vrachtwagen vanop haar fiets naar school. ‘Een zaak is de woordenpuzzel maar wat moet iemand uit Afghanistan zich daar concreet bij voorstellen?’ Ze parkeerde haar tweewieler in de stalling naast de speelplaats en kreeg haar in het vizier. ‘Ik heb tijdens een boekenbeurs een boeiend poëziebundeltje voor een paar euro op de kop getikt. ‘Gedichten over Gezichten,’ echt de moeite, ik leen het jou wanneer ik er mee klaar ben,’ verwelkomde de Afghaanse haar. De leerkracht Internationale Spanningen stelde de vraag: ‘Is de mensheid maakbaar?’ ‘Er wordt naar gestreefd, sinds 2000 moeten over vijftien jaar de armen met de helft gedaald zijn,’ antwoordde de Afghaanse. ‘Ja maar, ondertussen komen er ons elk jaar miljoenen nieuwgeborenen vervoegen, meestal arme drommels. De nieuwkomers zijn talrijker dan dezen die we kunnen ontarmen. Het is een ongelijke strijd,’ vond de Brusselse vriendin van Saffier. ‘Is het omdat de natuur zo in elkaar zit? Die strooit met ongeziene overdaad kiemen, zaden, eieren en ontluikend leven te land en te water over de aardbol, met miljarden tegelijkertijd. Velen halen het niet, maar er schieten er altijd meer dan genoeg over. Is de mensheid een zelfde lot beschoren, een ongeziene overdaad? Op naar de negen miljard planeetbewoners!’ bracht iemand met een poëtische ziel in. ‘Wanneer kunnen we zeggen dat er te veel mensen op de wereld zijn en dat de kwantiteit de kwaliteit kopje onder duwt? Schandalig veel stervelingen moeten niet gaan rekenen op een menswaardig bestaan,’ betreurde de Afghaanse. ‘Voor een bepaald soort moraalridders, zoals het Vaticaan, is dat minder belangrijk, als de verkwistende natuur maar gerespecteerd wordt, hoe meer hoe liever,’ meende een andere klasgenoot, die wat onzeker op de arm van zijn brilmontuur beet. ‘Ik weet wel dat er genoeg is voor iedereen, maar slecht verdeeld. En dan? Als we godbetert niet bereid blijken om het rechtvaardig te verdelen, staan we nog even ver,’ waarschuwde de leerkracht. ‘Ergens in Latijns-Amerika zouden ze de formule gevonden hebben. Die Bolivianen met oorlapmutsen op de kop en een pruim cocabladeren in de mond promoten onder elkaar ‘el buen vivir, en ‘el buen convivir’,…’ ‘Vertalen, asjeblief!, werd Saffier onderbroken. ‘Het goede leven en het goede samenleven. Moesten ze daarmee de wereld kunnen besmetten, dan zie ik er een gat in,’ gooide ze wat moed in het midden. ‘s Avonds schreef ze in ‘De Wereld van Saffier’: Teevee is een fabriek die het publiek visuele producten opdist. Er is van alles veel te veel. Fabrikanten van allerlei consumptieartikelen gooien nieuwe producten op de markt om blijvend winst te maken. Op de catwalk is het niet duidelijk of de modeontwerpers een klerententoonstelling presenteren dan wel een carnavalstoet organiseren. Zo ook de vrijetijdsprogramma’s op de beeldbuis: Nieuw! Kindersongfestival, intimistische kinderlingerie. Zelfs journalisten zijn er te veel voor te weinig nieuws. Vandaar dat we soms de meest baarlijke nonsens op ons bord krijgen. Om het niet te hebben over infantiele publiciteit. Al die overtollige rommel conditioneert onze geest. Stel je een winkelstraat voor zonder reclameborden, velen zouden met afschuw vrezen dat ze in een woestijnlandschap terechtgekomen zijn of ze zouden in de straat ronddolen en zich wanen in wat er overblijft na een natuurramp. Ik hoorde het nog iemand zeggen op de bus: ‘Ook als ik niets van al die spullen nodig heb, heb ik er wel behoefte aan om het te zien en met voldoening te kunnen vaststellen dat het er is zonder het te missen. Maar moest het er niet zijn, ik zou me kaalgeplukt voelen.’ In bed zakte moeder Elvira met haar hoofd op de schouder van haar echtgenoot. Zijn arm ging onder haar hals door. Zo ver zijn vingers reikten kneedde hij haar rug en kont. Onder zijn aaibewegingen en kneepjes viel ze in slaap. Aan haar adem kon hij het niet meteen vaststellen, maar hij wist het, haar hand lag op zijn dij en af en toe ging er een lichte siddering door haar vingers. Het voelde aan als een kikker die zich behoedzaam verlegt.

take down
the paywall
steun ons nu!