Trom in de RUZ – afl 16

Trom in de RUZ – afl 16

dinsdag 12 juni 2018 19:26
Spread the love

Vorige keer waren we getuige van de dood van Merengo, deze week velt het nulsomspel Veyron, het maatje van Trom. Hoe kan dat nu, zo’n jonge en aardige olifant? Zelfs in 2045 hebben Brim en Moona het er  moeilijk mee. Maar lang kan Quint er niet over prakkeseren. Twee weken na zijn close conference met de leiding van de diepschool staat hij op het onlineoudercontact oog in oog met de vader van Moona’s trol.

 

De dood van Veyron

uit Nisja’s log De Opstand der Dieren, 2016/16




Wie in het begin van het regenseizoen bij het Kirungomoeras arriveert, krijgt tranen in de ogen van het spektakel. Bulli, Gaetan en hun drie metgezellen hebben nog nooit zo veel olifanten bij elkaar gezien. Om maar te zwijgen van al die andere dieren die zich om elkaar verdringen.

Twee ochtenden tevoren waren ze bij het ontwaken nog hevig geschrokken. Een dode soortgenoot naast je is het laatste wat je verwacht. Bulli ondernam nog verwoede pogingen om Merengo tot leven te wekken. Hij probeerde hem rechtop te duwen, verkocht hem klappen met zijn slurf, prikte hem in zijn zij met zijn slagtanden. Maar het mocht niet baten.

‘Ik had geen idee dat hij zo ver heen was,’ zei Gaetan. ‘Ik vergeef het mezelf nooit.’

‘Ik heb het evenmin gemerkt,’ zei Bulli. ‘Die verrekte ouwe knarren. Ze schakelen hun teletam uit als ze gaan, om niemand tot last te zijn.’

‘We hadden het moéten weten. Hij was uitgeput, dat heb je gezien toen hij zich de helling op probeerde te hijsen. Hij zakte gewoon door zijn poten.’

‘Ik dacht, een nachtje slapen en hij is weer de oude. Maar wat wil je, we waren ook doodop.’

De drie jongere olifanten stonden er verslagen bij. Vooral Trom had moeite om zijn teleurstelling te verbijten. Hij was gaan slapen met het vaste voornemen Merengo uit te horen over zijn stamboom. Die kans kwam nooit weer.

‘Wat gaan we nu beginnnen, Bulli?’ zei Veyron.

‘Rouwen, verdomme,’ trompetterde Bulli. ‘Godsamme, we moeten Merengo hier achterlaten, maar niet zonder hem te gedenken. Hij was de oudste onder ons. Op een of andere manier stammen we allemaal van hem af. Het is passend om hem te eren met een poos stilzwijgen.’

Hij voegde de daad bij het woord en verzonk in diep gepeins. Daarbij zwaaide hij met zijn slurf en schopte stof op met zijn linkervoet. De anderen volgden zijn voorbeeld. Het was een vreemd ceremonieel, vijf olifanten die in trance een soort dodendans stonden uit te voeren. Toen de zon harder begon te schijnen, verbrak Bulli het wiegen.

‘Zo kunnen we niet doorgaan,’ zei hij. ‘We moeten een plan de campagne bedenken. Wat doen we? Toch nog naar de mineraalbron in het Daktabos of…’

‘Bedoel je hetzelfde als wat ik denk?’ zei Gaetan.

‘Dat hangt ervan af. Zeg eens wat jij denkt.’

‘Ik heb een zwaluw uit een boom zien vallen in mijn dromen vannacht. Ik denk dat de regens gaan komen. Misschien kunnen we beter onze krachten sparen en naar het Kirungomoeras trekken. Die helling hier zal te veel vergen van ons gestel.’

‘Juist,’ zei Bulli. ‘Ik voel ook dat de kwel in Kirungo aan het opkomen is. En met de dood van Merengo… Ik heb geen zin om te feesten. We moeten het nieuws van zijn afsterven verspreiden.’

Het was nog een helse tocht terug, een stuk langs dezelfde route als ze gekomen waren. Die ellendige woestijn… Maar de aanblik van het Kirungodal is zo overweldigend dat in een oogwenk al hun ontberingen zijn vergeten. Nijlpaarden, buffels, wildebeesten en antilopen, giraffen, olifanten en flamingo’s overal waar je kijken kunt, massaal staan de dieren in en om het water. En niet een die de ander zijn plaats benijdt.

Bovendien trekt aan de einder de hemel samen en wordt de lucht zo zwart als kool. Het duurt niet lang of de verlossende regen valt met bakken uit de lucht. Gelukkig maar dat de Siringet achter ons ligt, bedenkt Trom als hij samen met Veyron en Amahl het sop in loopt. Dol van plezier spetten ze het stof van elkaars lijf.

Normaal gaan alle dieren aan de kant als de olifanten komen drinken, alleen de leeuwen kennen geen eerbied. Het zijn nog jonge beesten, een stuk of vijf, zes, waarschijnlijk allemaal zussen die voor het eerst leren jagen. Ze komen te dicht in de buurt, vindt Trom. Misschien weten ze niet beter. Of ze weten maar al te goed dat hij en zijn metgezellen aan het einde van hun krachten zijn.




‘Kijk uit voor die katten,’ zegt Gaetan. ‘Ze zijn nog jong, ze dagen ons uit. Dan zijn ze het gevaarlijkst. Ze kennen hun wereld nog niet.’

Met ongekende heftigheid haalt hij uit naar de leeuwinnen, die elastisch een stapje terug doen. Maar meer dan een paar meter deinzen ze niet terug. Wat een lef, denkt Trom. Eén mep van Gaetan zijn slurf en ze zijn er geweest. Maar tot zijn verbazing houdt zijn oudere maat zich in.

‘Je moet erachteraan gaan,’ schettert Veyron overmoedig. ‘Dat is het enige wat ze verstaan.’ Zijn sportieve naam getrouw zet hij een charge in. Hij slaagt er zowaar in de leeuwinnen enigszins uit elkaar te drijven.

‘Niet doen, Veyron,’ roepen Gaetan en Bulli. ‘Veel te gevaarlijk. Kom terug!’

Maar Veyron luistert niet. Binnen de kortste keren zit er een gat tussen hen, dat de leeuwinnen vakkundig sluiten. Voor de vorm zetten Gaetan en Bulli nog de achtervolging in, maar het is te laat. Ze mogen zich niet laten afzonderen, het zou niet de eerste keer zijn dat een oudere bul belaagd wordt. Meestal zijn het zieke exemplaren die nauwelijks een uitdaging vormen, maar ze kunnen maar beter voorzichtig zijn.

Machteloos kijken Gaetan, Bulli, Trom en Amahl toe terwijl de leeuwinnen hun talenten uittesten op Veyron. Het incident gebeurt grotendeels tussen de struiken, maar toch kunnen ze zien hoe een van hen zich achter op hun vriend werpt. De onfortuinlijke Veyron schudt het beest nog van zich af, maar voor hij het goed en wel beseft, is een ander op hem gesprongen en nog een en nog een.

En niemand die zich wat aantrekt van wat zich in de stofwolk afspeelt. Flamingo’s waden naar dieper water, buffels keren schielijk op hun passen terug, een verdwaalde antilope gaat er als een pijl uit een boog vandoor. Alleen een volwassen mannetjesleeuw ligt in de schaduw naar het tafereel te gapen, onberoerd. Ze hebben het zo vaak weten gebeuren. Het nulsomspel op de savanne – zolang het een ander overkomt, maakt niemand zich druk.

Veyron van zijn kant is ervan overtuigd dat hij het tij nog kan keren. Dit kan gewoon niet, dat die paar stomme katten hem te grazen zouden nemen. Hij hoeft maar even een sprintje te trekken en wat in het rond te meppen, dan gaan ze er jankend vandoor, wacht maar af.

Intussen staan zijn rug en billen vol sporen van klauwen. Achter losse lappen huid is rood vlees zichtbaar en bloed. De schrijnende pijn voert hem tot razernij. Daardoor gaat hij nog harder om zich heen slaan, maar het gewicht van de vier, vijf jonge leeuwinnen dwingt hem langzaam op de knieën. En daarna op zijn zij.

Was dat het dan, vraagt hij zich af. Zoals Merengo eergisteren? Ik had nog zo veel willen zien en beleven. En toch, zoals de zaken er nu voor staan, zal ik nooit belangrijke races winnen. Ik zal nooit weten wat de must is. Ik zal nooit mijn nakomelingen in de kudde zien lopen.

Met een ultieme krachtsinspanning hijst hij zich op de knieën, om nog een laatste keer over de savanne te turen. Het trillende licht, het zoete water dat eindelijk gekomen was, het groen dat zonder dralen is gewassen om hem en zijn vrienden te laven.

Maar dan loopt er bloed in zijn ene oog. Een klauw rukt het andere eruit en trekt zijn oor aan flarden. Hij krijgt de onaangename gewaarwording dat hij levend verscheurd wordt. Met een gil wordt hij lijdend voorwerp, geeft hij zich over aan zijn lot. Dit is aanvaarden, laten gebeuren. Dit is overgaan.

Dan, als zijn hart uit zijn lijf wordt gerukt, komt er een waas over zijn gedachten. Alles gaat trager, tot hij plotseling in een draaikolk wordt gezogen, steeds sneller. Na een poos wijkt de mist, om de stervende Veyron een blik te gunnen op wat hem toekomt: eeuwig tegen topsnelheid over de savanne razen, naar de einder die in de verte oplost in een trilling van verblindend wit.

 

Tegenprestatie

Red Jezelf in Bruciety/16, januari 2045

‘Dat kan toch niet,’ roept Brim ontzet. ‘Veyron dood. Dat kun je niet maken.’

‘Ik heb de pest in,’ klinkt het gesmoord van onder Moona’s dekbed. ‘Merengo nog maar net gestorven en nu dit weer. En dan nog Veyron. Zo’n leuke olifant.’

‘Hij was de snelste van de savanne…’ De verontwaardiging druipt van Brims stem.




‘De Veyron is ook een classic,’ zeg ik laconiek. ‘De meest performante fossiele vierwieler ooit gebouwd. In het begin van de jaren nul, zoek maar op. Een poos hebben ze nog snellere e-cars gemaakt, maar dat is verleden tijd. Individueel vervoer is aso, op de bike, een scootmobiel of een monowiel na. Zo’n Veyron is dus echt een uitgestorven ras.’

‘Wat heeft dat ermee te maken,’ zegt Moona. ‘Classics is iets voor ouwe lullen. Wij leven mee met Veyron.’

‘Ja, waarom moest Veyron er eigenlijk aan geloven? Waarom bijvoorbeeld niet Trom? Die is veel saaier.’

‘Dat kan ook wel niet, suffie. Trom is de hoofdfiguur, dat voel je toch?’

Hm. Het amuseert me dat ze zich zo opwinden over Nisja’s blog. Moona vooral, die opgebrand in bed ligt. Die nanochips doen meer kwaad dan goed. We hebben de kruidenapotheek geraadpleegd, ons fytotherapielab in de Factory kweekt zijn eigen planten. De beste zaadjes, nog uit de Vercors of uit Madagascar en Nepal. Ze doen het prima in een digitaal gestuurde broeikas.

‘Ik kan er niets aan doen,’ zeg ik. ‘Op de savanne bepaalt het nulsomspel wie het loodje legt en wie doorgaat.’

‘Ja, maar je kunt toch een verhaal verzinnen waarin de personages blijven leven?’

‘Dat is niet realistisch, Brim. In real life gaan we ook allemaal dood. Daar kun je maar beter aan wennen.’

Moona en Brim hebben al kennisgemaakt met verlies, al waren ze misschien nog te jong toen Nisja verongelukte. Of kleurt de olifantenstory hun herinnering? Kinderen leren wel wat empathie is, maar meestal om iemands zwakkere plek te vinden, dan kunnen ze des te harder toeslaan. Omdat ze er zo vroeg alleen voor staan, gaan sommigen als het moet over lijken. Terwijl Nisja Magnus net wou bijbrengen wat mededogen is.

Maar goed, als wij plussers ze kunnen helpen, zijn we uiteraard van de partij. Hoe meer punten mijn bandje registreert, hoe meer krediet ik opbouw, weet je wel. Dus log ik bij wijze van tegenprestatie netjes op tijd in op het oudercontact waar we al een week niet van slapen. Diede heeft ervoor gezorgd dat ze thuis is, omdat ze wil weten wat Moona boven het hoofd hangt.

Tot onze verbazing komen we midden in een ouderwetse kakofonie terecht. Atika en de andere coaches schakelen permanent van het ene panel naar het andere. Adelheid Schnabel heeft als moderator de grootste moeite om een toornig sujet dat alles en iedereen overstemt te bedaren. Hij heeft vast een dure provider.

‘Dus haar resultaten zijn uitstekend,’ blaft de man, in hemdsmouwen achter een desk. ‘Dan is de rest toch bijkomstig? Waar komen al die verhalen vandaan?’

‘Ik kan u verzekeren, meneer Krechnick, dat er niets aan de hand is. Ziva is erg getalenteerd en levert voorbeeldig werk. Alleen, de sfeer in de dojo is behalve uiterst competitief ook een beetje gespannen. Sommige pupils kunnen het niveau niet bijhouden, vandaar…’

‘Wat zitten die daar dan nog te doen? Creëer een team voor hoogintelligente elementen of beter nog, gooi die dummies eruit. Die hebben geen plaats in I-education.’

‘Oswald Krechnick. De vader van Ziva,’ zeg ik tegen Diede die de man met stijgend ongeloof aangaapt. ‘Nooit gedacht dat we nog eens een leerling-meester aan het woord zouden horen.’

‘Een leerling-meester?’ sist ze. ‘Wat een bullebak. Een regelrechte judas.’

‘Mag ik even onderbreken,’ verhef ik mijn stem. ‘Meneer Krechnick is het, geloof ik? Mijn naam is Overberghe. Quentin Overberghe. Mag ik u erop wijzen dat gemeenschapsonderwijs niet functioneert zoals u het uitlegt? Wij creëren geen extra niveau’s in wat voor richting dan ook. Bij ons kunnen alle kids terecht, zolang ze zich met respect tegenover elkaar gedragen.’

‘Wie is dat?’ zegt Krechnick, in zijn wiek geschoten. ‘Met welk recht interrumpeert die man mij?’

‘Ik ben voorzitter van het oudercomité en de opa van Moona Overberghe. Uw dochter Ziva maakt haar het leven in het team zuur, zonder dat ze daar aanleiding toe gegeven heeft. Moona heeft Ziva de eerste dagen zelfs wegwijs gemaakt. Ze…’

‘Allemaal praatjes,’ zegt de man. Bij het opwrijven van zijn luxemontuur komen er vreselijke wallen onder zijn ogen aan het licht. ‘Zie je wat ik bedoel? Filter de mindere elementen eruit, snel en krachtig, zonder respijt. Ze bederven de sfeer. Mijn dochter pakt dat uitstekend aan.’

‘Meneer Krechnick…’ piept Adelheid.

‘Die methode ken ik uit de duizend, Oswald,’ kom ik tussenbeide. ‘Ontkennen dat er een probleem is. Net zoals je het bestaan van een ander kunt ontkennen. Daarmee verdwijnt hij vanzelf. Probleem opgelost.’

‘Heb ik de toestemming gegeven om mij te tutoyeren?’ zegt Krechnick, duidelijk in het nauw gedreven. Hij is geen cognitieve aanpak gewend, te merken aan het zweet dat op zijn voorhoofd druppelt. De man leeft ongezond, ik wed dat zijn aderen vol chips zitten.

‘Jouw dochter heeft bij ons een eerlijke kans gekregen nadat ze het in jouw hooggeëerde privéonderwijs wat te bont heeft gemaakt,’ zeg ik. ‘Tenminste, zo heb ik het begrepen. Maar dat betekent niet dat ze zich niet hoeft aan te passen aan het klimaat dat bij ons heerst.’

‘Aanpassen?’ roept mijn tegenspeler met paars aanlopend gezicht. Het oudercontact valt stil, iedereen volgt met open mond het gebeuren. ‘Weet je wat het is? Jullie leven in een andere wereld. Al die marginalen die drek en vuiligheid verspreiden. Ze verhinderen een normaal mens om zich te verplaatsen. Wat denken jullie, dat jullie beter zijn dan wij?’

‘Meneer Krechnick, nu gaat u wel ver,’ zegt Adelheid Schnabel.

‘Hou je mond, vrouwmens. Ga liever deftig werk zoeken in plaats van onzin te verkopen. Maar daar halen jullie je neus voor op, het is onder jullie stand. Er is bij jullie geen incentive om aan het werk te gaan.’

‘Pardon? Bezorg de mensen wat meer zekerheid in plaats van ze als een dagloner te behandelen,’ zeg ik, verbluft dat hij zo snel zijn ware gezicht laat zien.

‘Julllie leven nog in de twintigste eeuw,’ raast Krechnick door. ‘Denk je dat Meesters onmensen zijn? We willen de risico’s die we nemen beloond zien. Wat houdt al die malcontente leeglopers tegen om zelf iets uit de grond te stampen? Wij houden de economie aan de praat door ons blauw te betalen aan bestellingen en prestaties. Daar willen we niet voor geschoffeerd worden. Jullie smerige lobby zit zo al genoeg in onze portemonnee te graaien.’

Ik laat hem tekeergaan, tot hij zelf in de gaten krijgt hoe muisstil het in de ruimte geworden is.

‘Eh, meneer Krechnick, bedankt voor uw bijdrage,’ zegt Adelheid schor. ‘We wilden u absoluut niet voor het hoofd stoten. In naam van iedereen bied ik u mijn excuses aan. Ik hoop dat dit incident daarmee gesloten is.’

‘Excuses? Gesloten?’ zeg ik met klem. ‘Dat weet ik nog zo zeker niet, Adelheid. Opnieuw, denk je echt dat het probleem vanzelf oplost door het te negeren?’

‘Kunnen we het niet op een positieve manier benaderen?’ zegt Marike Vertessen, een van de ouders. Steun uit onverwachte hoek, maar Krechnick probeert haar interventie in zijn voordeel te keren.

‘Dat kunnen we zeker, mevrouwtje. Het is simpel: door de constructieve elementen te belonen en de andere af te stoten. Zo doen wij dat, liever vandaag dan morgen.’

‘Daar ben ik het niet mee eens,’ mengt Diede zich onverwacht in het krakeel. Ze ziet krijtwit, bijna even wit als het uniform dat ze draagt. ‘Ik ben niet zo voor uw fanatieke systeem van belonen en straffen. Ik ben voor authentieke kinderen die niet gespoeld zijn door wat voor prestatiemachine dan ook.’




‘Precies. Als ik het goed hoor, wordt hier een meisje geviseerd dat gemobd wordt,’ zegt Marike Vertessen weer. ‘Ik weet één ding, mijn eigen dochter klaagt zelf over nare elementen in de groep. Open online onderwijs is nochtans geconcipieerd om dat te voorkomen. Maar de webcams op teamdag of in de dojo zijn voortdurend onklaar. Pestgedrag valt nooit goed te praten, laat staan dat een slachtoffer verantwoordelijk kan worden gesteld.’

‘Bravo,’ weerklinkt het tussen de andere ouders. Het applaus doet het gezicht van Oswald Krechnick betrekken. Het duurt niet lang of hij lost op van het net.

‘Mijn complimenten, Quinten,’ zegt Bengt Van Outryve. ‘In naam van iedereen. Dit kan tellen als tegenprestatie. Iemand moest die man stoppen. Wat denken die Meesters wel, dat ze het overal voor het zeggen hebben?’

‘Dan krijgt zijn dochter een laatste kans in onze commons,’ zegt een moeder verontwaardigd. ‘Wat gaat daar fout in dat gezin? Waarom treedt er niemand op?’

Iedereen kijkt in de richting van Adelheid, die verveeld aan haar bandje plukt. ‘Eh, sorry, ik merk plots dat ik nog een afspraak heb. We komen hier zeker nog op terug. Intussen stel ik voor dat Atika, Stijn, Katniss en jij, Javier, het laatste punt van de agenda afwerken. De voorbereiding van het slotfeest. Ik ben benieuwd wat er uit de bus komt.’

Onder manifest protest rijst Adelheid op van haar stoel, strijkt plichtmatig haar rok glad en loopt krom uit beeld, haar schouders stijf van de stress. Ik heb met haar te doen, maar belangrijker is dat we hier een punt hebben gescoord.

‘Dat feest komt er,’ zegt Atika met een knipoog naar Diede en mij. ‘We brengen Nisja’s blog tot leven, of ze het nu leuk vinden of niet.’

 

Volgende week trekt Trom, nu weer alleen, eropuit om zijn vader te zoeken, terwijl ook Quint mijmert over het samenspel der generaties en over de eindigheid. Kortom, over de structuur van het Al… en rock’-n-roll.

 

Auteursrecht bij SABAM – illustraties Inga Moijson – eigen foto’s

take down
the paywall
steun ons nu!