Brieven aan de minister van Financiën (7)

dinsdag 3 maart 2015 23:45
Spread the love

Beste Yanis

Mag ik je Yanis
noemen?

Je bent nu ondertussen toch al gemeengoed geworden, er
verschijnen foto’s van je op de ferrie naar Aegina, terwijl je
aandachtig naar je vrouw zit te luisteren, een beetje scheef
onderuitgezakt, met halfvolle flesjes water voor jullie op de tafel.
Net ‘gewone’ mensen. Waarschijnlijk ben je ook wel gewoon een
gewone mens. Eentje met een plan.

Toen ik op het
BBC-nieuws zag dat de acteur van Dr. Spock overleden was, dacht ik in
een fractie van een seconde dat ze het over jou hadden en in een
Duitse videoclip lijk je op een kruising tussen Freddie Mercury en
The Joker. Op de Hellenic American University was je een week lang
het onderwerp tijdens de lessen van professor Jan Blommaert: Framing Varoufakis
met op de slide van de inhoudstafel een rockgitaar erbij.
PhD-studenten die uren naar je op zoek zijn op het internet. Die
foto’s van je bestuderen, het kader, de achtergrond, je houding, de
kleur van je hemd, hoe je je hand houdt, je volume binnen het beeld
and what does it all mean?! Die arme Dijsselbloem kwam er helemaal
nergens aan te pas.

Tenzij dan tijdens
de lezing over democratie en het belang ervan, toen de Nederlandse
ambassadeur probeerde ons een collectief schuldgevoel aan te praten,
omdat je Dijsselbloem voor schut had gezet daar in Brussel , Yanis.
Ocharme die man, hij bedoelde het zo goed, onze Dijsselbloem, en dan die man zo aanvallen, Yanis, en nog wel op TV!, nou dat was pas awkward, maar een contract is nu eenmaal een
contract blablablah. Dat we met zijn allen in de Eurogroep zitten en
ons allemaal aan de regels moeten houden en ik voelde hoe de
temperatuur in de zaal lichtjes begon te stijgen bij elk woord dat de
ambassadeur verder nog uitkraamde. Vertel dat tegen al die mensen
die ik hier in Athene in portieken en langs de metrolijnen onder wat
struiken zie wonen, onder karton en op groezelige matrassen, in lompen
gehuld, met klauwen als handen en haren in plakkerige vuile
dreadlocks vastgeklit en met een blik in de ogen waar je ongelofelijk
woest van wordt, zo droevig kijken ze je aan. Moedwillig honger
veroorzaken, ja dààr behoort een mens een schuldgevoel van te krijgen.

De quote van de week
is toch wel: “Samaras? Hahaha!”. Die kwam van de restauranthouder
om de hoek, die verder niet over politiek wilde praten, maar
vrolijk een extra portie tomaat op tafel kwam zetten, voor de
vitaminen. “Greek tomatoes, the best!”, zei hij er nog bij met
een knipoog. Hij hoopte dat deze zomer eindelijk wat geld in het
laatje zou brengen. Dat er weer toeristen zouden afkomen. Dat hij
zijn rekeningen zou kunnen betalen.

Hoop. Dat woord heb
ik hier de laatste week echt heel veel gehoord. Het tovert een
glimlach op de mensen hun gelaat, hun ogen gaan ervan twinkelen.
Join the revolution!”, zei een van de studenten tegen me,
een dame toch ook niet meer zo piep, waarna ze plat met haar hand op de tafel sloeg en me doordringend
aankeek. Ik zei haar dat ik de boodschap zou overbrengen.

Ik zie hier heel
veel fietsers in Athene. Dat is compleet nieuw. Geen fietser te zien
zeven jaar geleden. En ik heb er veel respect voor, want er zijn hier
heel wat steile, écht steile straatjes en de hoeveelheid
uitlaatgassen van auto’s en scooters is zo vreselijk groot, dat ik na
een hele dag ronddwalen door de stad elke avond een uur mijn neus
moet staan snuiten en wat daar allemaal uitkomt aan fijnstoffige
smurrie, een overkapping of twee zou hier ook geen slecht idee zijn.
Hats off dus voor de fietsers. Ik vraag me af wat hun motivatie is?
Ecologisch, sneller in het verkeer, geen parkeerproblemen? Of
goedkoper, geen benzine te betalen, geen verzekering, geen
parkeerplaatshuur, geen boetes? Bij het inhouden van de salarissen
vielen misschien ook de bedrijfswagens weg?

Na lezing vroeg een
van de studentes me of ik verandering kon zien in Athene. Ik zei haar
dat ik heel veel aanvoelde als nog precies hetzelfde. Het lawaai. De
drukte. Het krioelen van mensenmieren. Het alles door elkaar en dat
tot in het oneindige. Maar ook dat de mensen precies zachter waren
geworden. Als je naar hen lachte, dan lachten ze terug, maar op een
manier dat ik er wat ongemakkelijk van werd. Het was bijna een
dankbare glimlach. Alsof ik iets heel speciaals had gedaan door te
glimlachen. Terwijl ik gewoon blij was hier te zijn. “Ja,” zei
ze, “ik denk dat ik begrijp wat je bedoelt. We zijn ons temperament
een beetje kwijtgeraakt. Het heeft te lang geduurd. We waren te bang
en vooral te moe. Murw geslagen. We durfden ‘s avonds niet meer op
straat komen vanwege Gouden Dageraad en overdag was er steeds de
miserie en geen uitweg zien. Hopelijk komt daar nu verandering in. We
moeten onszelf weer een beetje terugvinden. Opnieuw rechtop lopen.
Durven lachen.” Een andere studente kwam er bij zitten en barstte
uit: “Ze hebben onze cultuur kapotgemaakt, ze moesten zich
schamen!” Waarna ze heel kwaad naar de ambassadeur ging zitten
kijken.

Mijn receptionist
heeft me gevraagd of ik een koffie met hem wil gaan drinken. Hij wil
me graag vertellen over wat er hier gebeurd is. Het probleem is dat
hij altijd moet werken en enkel overhuis gaat om te slapen, ook
tijdens het weekend. Een vrije halve dag heeft hij, maar die wil hij
dan graag thuis doorbrengen. Met zijn gezin. Dus praten we in stukjes
telkens ik de receptie passeer. Over de rijken. Over hoe Zuid en
Noord tegen elkaar worden opgezet. Hoe gemakkelijk iedereen trapt in
de val van verhaaltjes over ‘zij’, ‘de anderen’, ‘de luien’, ‘de
profiteurs’. De rol van de mainstream media. Hoe die als
propagandamachine gebruikt worden. “Het gaat helemaal niet om
religie,” zegt hij. “Het gaat over winst maken. Het kan de rijke
geen lor schelen wat er op zijn bord ligt, maar wel wie dat bord gaat
afwassen.”

Op dat moment stapt
er een haveloos uitziende man binnen, die aan de overkant van de
straat in een gekraakt huis woont en elke ochtend een potje koffie
komt halen in het hotel en dat nu kwam terugbrengen. Het is me niet
duidelijk of hij daarvoor moet betalen, of dat hij het krijgt, maat
terwijl wij, de gasten, ‘s ochtends binnen ontbijten, doet hij dat
buiten in het zonnetje voor zijn gekraakte deur. Wij kijken wat door
het raam naar buiten terwijl we ons hardgekookte eitje pellen en onze
halve perzik op siroop naar binnen lepelen. Hij praat wat vanop zijn
houten kruk tegen de straatkatten die komen kijken of er wat te
bikken valt. We drinken dezelfde koffie. De man is Amerikaan en hier
jaren geleden blijven plakken. Zijn naam is Tom. Zijn huis heeft
boven geen glas meer in de ramen en in het dak zit een heel groot
gat. Op de voorgevel van zijn huis heeft hij in grote letters “Save
us all from Merkel
” geschilderd. Ik denk niet dat hij voor de
koffie hoeft te betalen. Of toch niet de vollle pot.

Zo Yanis. Het is
nogal wat hier in deze stad. Toen ik eergisteren door Stadiou
richting Omoneia wandelde, zag ik ergens een putdeksel volledig aan
diggelen, alsof er een bom op was ontploft. Vandaag passeerde ik daar
weer en lag er een nieuw deksel op, netjes dichtgemetseld. Alles
errond ziet er nog even gehavend uit, maar de put is weer veilig
dicht. In Ermou staan nu bloembakken met olijfboompjes, en hier en
daar zie ik verse bloembollen in de bloemperkjes, die er voor zover
ik me kan herinneren daarvoor altijd meer als kattenbakken hebben
uitgezien dan als perkjes. Er wordt hersteld, kleine dingen,
schijnbaar miniem in de grote massa die deze stad is. De mooie,
grote, oude gebouwen staan nog steeds verschrikkelijk op instorten,
overal in de stad. Maar die kleine dingen geven wat hoop. En de
telefooncellen werken hier nog!

Tot snel Yanis.

Groet

Sarah

take down
the paywall
steun ons nu!