IMF: ‘Vakbonden remden ongelijkheid af en maakten welvaart mogelijk’

IMF: ‘Vakbonden remden ongelijkheid af en maakten welvaart mogelijk’

donderdag 23 april 2015 06:32
Spread the love

Er is een verband tussen de groei van de vermogens bij de rijken en de
afkalving van de invloed van de vakbonden in de periode 1980-2010. Door die afnemende
macht van de werknemersorganisaties konden bedrijfsleiders en aandeelhouders een
forse boost geven aan hun vermogen. Deze opzienbarende vaststelling blijkt uit
een recent onderzoek van de Florence Jaumotte en Carolina Osorio Buitron: Power from the People. In hun eigen bewoordingen: ‘The
decline in unionization in recent decades has fed the rise in incomes at the
top.’
  Beide economen zijn verbonden aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

De vorig
jaar door de inmiddels wereldberoemde Franse econoom Thomas Piketty
vastgestelde toename van de ongelijkheid heeft heel veel te maken met de
neergang van de slagkracht van de vakbonden. Maar deze opzienbarende
vaststelling ontbrak in zijn analyse. Piketty heeft op 7 februari jongstleden
in het Frans televisieprogramma On n’est
pas couché
zelf toegegeven dat hij te veel aandacht heeft besteed aan
cijfers en te weinig oog heeft gehad
voor de maatschappelijke omstandigheden waarin zich de groeiende ongelijkheid
voltrekt. Zijn bestseller bulkt overigens van statistische gegevens en
grafieken die de leesbaarheid ervan alles behalve bevorderen.

Na de
verschijning van het boek eiste Piketty’s cijfermatige bevindingen het
overgrote deel van de publieke aandacht op. Door dit cijferfetisjisme werd
nogal simplistisch vertaald: de kloof tussen de één procent rijken en de rest. De
1% is ondertussen wel een courant gebruikte
uitdrukking geworden. Alsof ongelijkheid alleen maar een cijfer is.

Politieke aanpak noodzakelijk

Op 16
april jongstleden heeft Paul Krugman, de bekende Amerikaanse Nobelprijswinnaar
voor Economie, op een congres van de European
Trade Unions Institute (ETUI)
in Brussel gewaarschuwd voor een simplistische
benadering van de ongelijkheid. Hij stelde dat ongelijkheid weliswaar een economisch
probleem is, maar dat het in de allereerste plaats een politieke aanpak vereist.

De elite
heeft andere belangen dat het overgrote deel van de bevolking, stelde Krugman.
Zij maken zich minder zorgen over werkloosheid. Ze zouden liefst van al het
hele stelsel van sociale zekerheid en de welvaartsstaat overboord gooien. Omdat
hun macht almaar groeit, krijgen ze meer grip op de financiering van politieke
partijen en de besluitvorming. Ongelijkheid is een sociaal-economisch probleem
dat door een politieke aanpak moet worden bestreden, aldus Krugman.

Technologische revolutie 

Doorgaans
wordt de groeiende ongelijkheid toegeschreven aan verschijnselen zoals de
globalisering en de invoering van almaar nieuwe technologische spitsvondigheden
die de productiviteit in de bedrijven stimuleren. Maar de twee economen van het
IMF tonen aan dat ook rekening moet worden gehouden met de ontwikkelingen van
de arbeidsorganisaties.

Echt verbazingwekkend is dat natuurlijk niet. De vakbonden gelden vanouds als
de verdedigers van de belangen van de werknemers. Ze hebben altijd een
belangrijke rol gespeeld in de uitbouw van de welvaartsstaat. Als organisatie
zijn de bonden de belichaming van de solidariteit. Maar als hun slagkracht
afneemt, bijvoorbeeld door het massaal opstappen van de leden, dan veranderen
ook de machtsverhoudingen in de samenleving. En dit uiteraard tot groot
genoegen van de bezitters van kapitaal, die bij voorkeur zonder veel tegenkanting
hun objectieven willen bereiken. Hoe kleiner het loon van de werknemer, hoe
groter de winst van de bedrijfsleider, de bonus van de CEO en de dividenden van
de aandeelhouder. Bovendien neemt ook hun politieke macht toe zodat ze de
inrichting van de samenleving beter naar hun hand kunnen zetten.

In zijn
schitterende boek Gekochte tijd. De
uitgestelde crisis van het democratisch kapitalisme 
beschrijft de Duitse
politieke econoom Wolfgang Streeck hoe dat sinds de Tweede Wereldoorlog is
gebeurd. Op de puinhopen van die wereldbrand sloten kapitaal en arbeid een pakt
om de wederopbouw mogelijk te maken. Toen die ongeveer voltooid was, begon het
kapitaal in de jaren 1970-1980, het tijdperk van Reagan en Thatcher, die
overeenkomst uit te hollen in haar voordeel. Door deregulering en privatisering van
opdrachten die tot dan toe door de overheid werden uitgevoerd. Die overheid
moest worden uitgeschakeld. Bovendien bleek er met kapitaal meer geld te
verdienen dan met het vervaardigen van goederen zodat de banken het hele
economisch gebeuren gingen domineren. Technologische vernieuwingen maakten
mensen minder nodig. Bovendien stimuleerde de globalisering de verplaatsing van
de productie naar lage-loonlanden. Het naoorlogse evenwicht werd op die manier
ontwricht. Hun greep op de afkalvende overheid werd middels succesrijk lobbyen almaar
groter zodat ze de wet- en regelgeving beter konden sturen.

Afbraak welvaartsstaat

Het
indammen van de invloed van de vakbonden maakt wezenlijk deel uit van deze
ontwikkeling. Streeck citeert in dit verband de econoom Friedrich Hayek, één
van de ideologen van het neoliberalisme. Die schreef in 1981: “In het geval van
de sociale rechtvaardigheid zitten we opgescheept met een quasi-religieus
bijgeloof, van het soort dat wij respectvol met rust moeten laten zolang het
zijn aanhangers gelukkig maakt en verder geen schade aanricht, maar waartegen
we ten strijde moeten trekken wanneer het misbruikt wordt als voorwendsel om
andere mensen onder druk te zetten.”

‘Sociale
rechtvaardigheid’ is een verwijzing naar de vakbondsorganisaties en hun leden. Door hun gebalde vuist konden ze de toename
van de ongelijkheid die fundamenteel eigen is aan een op kapitalistische wijze
georganiseerde samenleving intomen, zoals door de twee IMF-economen is
vastgesteld.    

www.imf.org/external/pubs/ft/fandd/2015/03/pdf/jaumotte.pdf

Wolfgang Streeck, Gekochte Tijd. De uitgestelde
crisis van het democratisch kapitalisme, Leesmagazijn, 2015.

take down
the paywall
steun ons nu!