De jaren tachtig in het onderwijs zijn terug

De jaren tachtig in het onderwijs zijn terug

donderdag 30 november 2017 22:33
Spread the love

Meestal gebeurt het de laatste dagen van augustus of juni. Onderwijs is dan niet uit de media weg te denken. Het zijn de klassieke momenten waar allerhande onderzoeken uit de schuif wordt gehaald die beweren dat twee maanden vakantie te lang zijn, het niveau van het leerkrachtenkorps elk jaar daalt of dat het onderwijs toch niet optimaal afgestemd is op de eisen van de arbeidsmarkt. Maar kijk, de laatste dagen scoren onderwijsgerelateerde onderwerpen evenveel duimpjes als tijdens de piekmomenten. De discussies gaan over de plaats van (thuis)taal en klasgemiddelden. Denk die socialemediaduimpjes even weg en we wanen ons terug in de jaren tachtig.

Tegenwoordig vragen meer en meer leerkrachten zich af of het nog opportuun is om punten te rapporteren aan ouders. Punten zijn immers niet zo een objectieve graadmeter. Een zeven van leerkracht x, is immers niet hetzelfde als een zeven van leerkracht y. Alles hangt af van de kennis- en vaardigheidsaspecten die men als leerkracht wil meten. Is het dan niet logischer om van daaruit te rapporteren? Met andere woorden, is een doelenrapport niet efficiënter dan een puntenrapport? Een doelgerichte aanpak leent zich daarenboven meer om vanuit groei te rapporteren. En als er iets is dat we van de Scandinvaische landen kunnen leren, dan is het wel dat. Dit is de discussie die anno 2017 in onderwijskringen wordt gevoerd. Het onding over klasgemiddelden is dus ronduit hallucinant. Een 1-aprilgrap waard.

Verontrustender is de huidige polemiek rond de plaats van de taal in het onderwijs. Ze wordt gevoerd vanuit politieke motieven. Een banaal persbericht van het gemeenschapsonderwijs over het toelaten van de thuistaal op de speelplaatsen werd door rechts handig uitgespeeld. In een mum van tijd zouden leerkrachten niet meer begrijpen wat de leerlingen allemaal bekokstoven en zou de status van het Nederlands in het onderwijs terug naar vooroorlogse jaren worden gecatapulteerd. Allemaal door die migranten die zich maar niet willen aanpassen. Daar komt het altijd op neer. Er is altijd wel een stok om te slaan. Tegenwoordig is zelfs een GO-persbericht er één .

Er is quasi een wetenschappelijke unanimiteit over de rol van de taal in het onderwijs en het leerproces.  Het gebruik van de thuistaal stimuleert niet alleen het aanleren van andere talen, maar ook het cognitieve denkproces in andere leerdomeinen, zoals wiskunde of aardrijkskunde. We zien dit zeer duidelijk in leergemeenschappen zoals de Europese scholen waar de kennis van andere talen, zoals het Engels, het Portugees of het Duits een meerwaarde biedt. Waarom dan niet die meerwaarde met talen zoals het Turks of het Arabisch? Het is anno 2017 nog altijd schrijnend dat sommige politieke verantwoordelijken wetenschappelijke unanimiteit eenvoudigweg naast zich neer leggen.

Uiteraard moet er worden nagedacht over de plaats van die verschillende talen in het onderwijs. We moeten oppassen voor de valkuilen. En die zijn soms moeilijk te ontwaren in het mijnenveld van een politiek slagveld. Het gebruik van andere talen op de speelplaats of in de klas, stimuleert de kennis van de lingua franca. Maar wat als die lingua franca niet het Nederlands is? In onze Brusselse scholen merken we dat kinderen met als thuistaal het Engels, Urdu of Arabisch een streepje voor hebben op hun Franstalige klasgenootjes. Zij beschikken immers enkel over het Nederlands als voertaal, waardoor ze automatisch deze taal meer zullen gebruiken. Anders is dat met de meerderheid van Franstalige kinderen in onze Brusselse scholen. De situatie in Gent of Antwerpen kan dus niet zo maar gekalkeerd worden naar Brussel.

Eén en ander kan uiteraard gestimuleerd worden met een uitdagend naschoolse aanbod: een meertalig, financieel toegankelijk, sportief en cultureel aanbod voor onze Brusselse jongeren. Vele goede initiatieven kosten handenvol geld en zijn quasi onbetaalbaar voor een grote meerderheid van Brusselse ouders. Via bredeschoolstructuren kunnen sommige van die kwalitatieve naschoolse initiatieven goedkoper aangeboden worden. Op zulke structuren zou dus volop ingezet moeten worden.  Maar daar knelt het schoentje. Momenteel wordt de hele Brusselse bredeschoolstructuur hervormd. Goed draaiende initiatieven worden op een lager pitje gezet, in de hoop dat “de bestaande coördinatoren aan de slag kunnen in scholen die voorheen niet in aanmerking kwamen”. Een put graven om er elders één te vullen, dus. Daarbij wordt er op meer duurzaam engagement vanuit het leerkrachtenteam gerekend. Wachten op een betere financiële omkadering is zoals wachten op Godot. In tijden van Paradise Papers zijn ook dat politieke beslissingen.

take down
the paywall
steun ons nu!