Dagloners, mensen die werken met één dag werkzekerheid, elke dag opnieuw in 2013.
Reportage, Nieuws, Europa, Samenleving, Politiek, Roemenië - Floris Cavyn

Roemenië en België in 2014? Geen invasie

In een eerste artikel 'Roemeense arbeidsmigratie naar België, wat na 2013' ging Floris Cavyn kijken naar de situatie in Roemenië. In dit tweede artikel overschouwt hij de reële situatie van de Roemenen in België. De situatie is veel genuanceerder dan in de media wordt beweerd.

maandag 30 december 2013 22:00
Spread the love

Wat 2014 zal brengen, is onmogelijk te voorspellen. Van zowat iedereen waar ik de voorbije vijf maanden mee praatte in aanloop naar dit artikel was het antwoord nagenoeg hetzelfde: ‘2014 zal geen extra toestroom van Roemenen bewerkstelligen. De Roemenen die wilden komen, zijn hier al lang.’ Of: ‘Er zullen er ongetwijfeld nog komen, maar niet exponentieel meer.’ Een terugblik op en ontkrachting van de overgangsmaatregel.

Bureaucratisch kluwen

“Toen mijn ouders me vroegen wat ik wilde na mijn afstuderen, zei ik: geld om het land te verlaten.” Cristina had nood aan verandering. Na haar studies werkte ze twee jaar in een luchthaven. Elke dag controleerde ze de paspoorten van mensen die het land verlieten. Zij zat in een ‘kooi’ terwijl anderen eraan ontsnapten. Intussen is ze vier jaar in België. Haar eerste indruk was heel goed. Ze prijst het multiculturele karakter van het land, en de vele talen die er gesproken worden. ‘In Roemenië sprak ik enkel Roemeens, hier Spaans, Italiaans, Frans… en ook een beetje Nederlands.’

Cristina stond geregistreerd als studente, waardoor ze kon werken zonder arbeidsvergunning. Ze studeerde Nederlands en wil nog altijd haar master halen, al geeft ze toe dat het niet makkelijk zal zijn. ‘Als je ergens aankomt op je 28ste, is het moeilijk om de taal te leren. De basis lukt wel, maar het gaat niet zo vloeiend als bij de Romaanse talen, waar het Roemeens toe behoort. Maar ik ga nog naar school, en ik zal blijven gaan. Ik wil me bewijzen en aantonen dat het mogelijk is.’

Haar gebrekkige kennis van het Nederlands hielp haar niet vooruit op de arbeidsmarkt. Ze solliciteerde bij verschillende werkgevers, maar kreeg telkens hetzelfde te horen. Haar kennis van het Nederlands was ontoereikend. ‘Ik heb toen zelfs gebeld met een bedrijf dat ‘s ochtends cafés ging poetsen, een job waar je met niemand in contact komt, en nog moest je perfect Nederlands kunnen. Waarom?’ Die vraag heeft ze zich vaak gesteld. Uiteindelijk kon ze aan de slag in een Spaanse bar. Ze verwachten er niet dat Cristina perfect Nederlands praat, maar ze leerde er wel Spaans. Al doende.

Maar even later begonnen de problemen. Cristina had intussen een relatie met een Zuid-Amerikaan. Om zijn papieren in orde te krijgen, beslisten ze, in samenspraak met een advocaat, een samenlevingscontract aan te vragen. Het contract werd afgesloten op basis van haar inkomen. Eerst was alles oké. Haar vriend kreeg de papieren. Maar twee weken later werden hun beide kaarten ingetrokken. ‘Zogezegd omdat ik onvoldoende geld verdiende om twee mensen te onderhouden. Maar er is me nooit gezegd hoeveel geld je dan wel moet verdienen. Op papier had ik 1000 euro netto per maand en onze huur was slechts 250 euro. We hadden dus nog 750 euro over. Ik ken mensen die het met minder moeten doen.’

Cristina ging meermaals in beroep tegen de beslissing, zonder resultaat. Ze wilde zich opnieuw laten registreren, maar werd niet aanvaard. ‘Veel hangt af van de persoon met wie je gaat praten. Er zijn er die je willen helpen, maar evenveel die dat niet willen doen. Zo was er een dame die me enkel in het Nederlands wilde aanspreken. Het meeste van wat ze me vertelde begreep ik, maar er was ook iets wat ik niet begreep. Toen ik haar vroeg of ze me dat kon uitleggen, zei ze: “Maar u studeert toch Nederlands, u zou het moeten begrijpen.” Het enige wat ik op dat moment kon doen was alles zo goed mogelijk neerschrijven en achteraf aan vrienden vragen wat ze precies bedoelde. Je kunt niet zeggen dat dat heel behulpzaam is.’

Na het voorval met de papieren werd Cristina ook nog eens technisch werkloos. Ze had beroep kunnen doen op een sociale uitkering, maar haar advocaat raadde haar aan hier geen gebruik van te maken zolang de procedure liep. Ze moest kunnen bewijzen dat ze in de periode dat ze hier verbleef, nooit geld had gevraagd aan de overheid. ‘Wat ook de waarheid is. Ik heb altijd alles zelf betaald. Toen ik technisch werkloos werd, heb ik zes maanden op een andere plek gewerkt. In het zwart. Tot die het te gevaarlijk vonden. Nu werk ik opnieuw in de Spaanse bar. Intussen alweer een jaar. Maar ook in het zwart.’

De bar kan een arbeidsvergunning aanvragen, maar ze willen liever dat Cristina opnieuw als student werkt. ‘Bij de bar vertellen ze me dat een arbeidsvergunning aanvragen veel werk met zich meebrengt. En dat er meer controles zullen plaatsvinden. De werkgever moet kunnen aantonen dat ik onder de beste omstandigheden werk.’ Dus wacht Cristina het einde van het jaar af. Vanaf 2014 zouden al haar problemen van de baan moeten zijn.

De absurditeit van de overgang

De overgangsmaatregel stelde dat Roemenen over een arbeidskaart B moesten beschikken vooraleer ze in België aan de slag konden. Die arbeidsvergunning diende aangevraagd te worden door de werkgever, en was één jaar geldig. Daarna konden Roemenen zich vrijer bewegen op de arbeidsmarkt. Sinds 2007 werd de overgangsperiode tweemaal verlengd door de Belgische regering.

De eerste maal op 5 december 2008 door toenmalig minister van Werk Joëlle Milquet (cdH). Toen verscheen er nog een officieel persbericht. De tweede keer niet. ‘De beslissing voor die tweede verlenging werd zeer laat genomen,’ aldus Piet Van Ermen, attaché van de Directie van Communicatie van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, ‘Die beslissing viel net samen met de start van de nieuwe regering. Het was eind december en het nieuwe kabinet was pas begonnen aan zijn nieuwe taak. De communicatie was op dat moment eerder beperkt.’ De twee verlengingen verschenen wel in het Belgische Staatsblad.

Er waren volgens de Belgische overheid drie redenen om de overgangsmaatregel en de verlengingen goed te keuren. De eerste was een verwijzing naar de meeste ‘oude lidstaten’ (Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, enz.) die de verlenging eveneens doorvoerden. Een tweede bestond uit de mogelijkheid dat de economische crisis gepaard zou gaan met een hogere werkloosheid, en daar moest België zich op voorbereiden. En het derde argument stelde dat Roemenië momenteel het grootste tekort aan arbeidskrachten in Europa heeft. Ze hadden hier volgens de Belgische regering niets te zoeken.

“De hele stampij die nu gecreëerd wordt en die stelt dat we vanaf 1 januari 2014 overspoeld zullen worden door Roemenen, is onterecht. Als er al een verschuiving in de cijfers zal plaatsvinden, dan zullen het de Roemenen zijn die eerst in het informele circuit zaten en nu op de voorgrond treden”

‘Die overgangsmaatregel is compleet absurd!’ Jan Knockaert, medewerker van OR.C.A. (Organisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten) is er duidelijk niet over te spreken. ‘Met die maatregel wilden ze voorkomen dat de Roemenen onze arbeidsmarkt zouden infiltreren. Nu, die Roemenen zijn toch gekomen, maar zijn vooral in het illegale circuit beland. De hele stampij die nu gecreëerd wordt en die stelt dat we vanaf 1 januari 2014 overspoeld zullen worden door Roemenen, is onterecht. Als er al een verschuiving in de cijfers zal plaatsvinden, dan zullen het de Roemenen zijn die eerst in het informele circuit zaten en nu op de voorgrond treden.’

Wat hield de overgangsmaatregel precies in wilde je als Roemeen in België komen werken? ‘Je kon alleszins geen beroep doen op de VDAB, Actiris of Forem om een job te vinden. Nee, je moest die op de een of andere magische manier zelf vinden,’ aldus Knockaert. ‘Als je dan toch het geluk had een job te vinden, moest de werkgever de arbeidskaart B aanvragen. Dat zorgt voor een administratieve rompslomp. Veel werkgevers haken daarop af. Als ze je toch aanvaarden, moesten ze eerst kijken of die job op de lijst van knelpuntberoepen staat. Die lijst dateert intussen uit 2006 en is heel arbitrair samengesteld. De lijst voor Belgen verschilt van de lijst voor Roemenen of Bulgaren. Bovendien is er ook nog een verschil tussen de gewesten. Dat is een kluwen!’

Als je als werknemer uiteindelijk een arbeidskaart B bekwam, kon je het eerste jaar enkel bij die werkgever terecht, en enkel binnen dat beroep. Als in de loop van dat jaar bleek dat de werkgever oneerlijk was, of als je als werknemer tot de conclusie kwam dat het werk je niet lag, en je stopt, was je de arbeidskaart B kwijt, maar ook de verblijfskaart. Want de basis waarop je de verblijfskaart bekwam, de arbeidskaart B, was niet meer geldig. Het ‘geluk’ voor Roemenen is dat ze na het eerste jaar zelf een arbeidskaart kunnen aanvragen voor gelijk welk beroep.

Een andere mogelijkheid om tijdens de overgangsperiode aan de slag te kunnen, was als zelfstandige, of beter schijnzelfstandige. Concreet komt het hier op neer. De Roemeen krijgt vijf aandelen van het bedrijf waarvoor hij gaat werken. Op die manier wordt hij een actieve vennoot. De voorwaarden die nodig zijn om zelfstandige te worden – o.a. het behalen van een diploma Bedrijfsbeheer – gelden dan niet meer. Wel wordt de Roemeen ingeschreven bij het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen, zoals Partena, Securex…

Daar krijgt ‘de zelfstandige’ een attest, en samen met het attest dat hij officieel aan de slag is bij het bedrijf, gaat hij naar de gemeente en kan hij starten. Maar ze hebben geen arbeidsrechten meer, want het zijn geen arbeiders meer, maar zelfstandigen. Bijgevolg is het minimumloon ook niet meer van kracht. Daarnaast moet de schijnzelfstandige een arbeidsongevallenverzekering aangaan, wat zelden gebeurt, en de sociale zekerheidsbijdragen zelf betalen. Dat is 670 euro per drie maanden.

Als alles correct gebeurt, is er geen probleem. Maar vaak weet de Roemeen niet wat hem overkomt. Hij krijgt de opdracht verschillende papieren te tekenen, verschillende bureaus te bezoeken, en te eindigen in het gemeentehuis. Intussen is die Roemeen zelfstandige geworden, al heeft die daar zelf geen benul van. Hij snapt er niets van, want niemand verschaft hem enige uitleg. Hij heeft gewoon een boel papieren in orde moeten brengen om te mogen werken.

“We mogen niet vergeten dat die Roemenen altijd voor Belgen komen werken. Het zijn wel degelijk Belgen die de Roemenen aanwerven onder een precair statuut. Vaak omdát het een precair statuut ís. Degene die dus profiteert van de situatie is niet de Roemeen, maar de werkgever”

‘Het hele verhaal van Roemenen (en Bulgaren) die ons Belgen concurrentie komen aandoen of van ons systeem willen profiteren, is dan ook bij de haren getrokken. De Belgische overheid heeft een systeem geïnstalleerd dat gebaseerd is op schijnstatuten, op extreem kwetsbare statuten,’ vervolgt Jan Knockaert. De werkloosheid in Roemenië ligt boven de 20 procent, jongeren flirten met 25 procent. Ze verlaten hun land om elders hun kost te verdienen. ‘Ze zijn niet naar hier gekomen om te profiteren van het sociale systeem. Ze zijn gekomen om hun situatie te verbeteren. Dat is hun doelstelling. Dat is de basis van de overgrote meerderheid. En natuurlijk zijn er enkelen die profiteren, net zoals vele Belgen dat ook doen.’

Knockaert begint zich stilaan op te winden. ‘We mogen niet vergeten dat die Roemenen altijd voor Belgen komen werken. Het zijn wel degelijk Belgen die de Roemenen aanwerven onder een precair statuut. Vaak omdát het een precair statuut ís. Degene die dus profiteert van de situatie is niet de Roemeen, maar de werkgever.’

‘Als je al een overgangsmaatregel wil instellen,’ gaat Knockaert verder, ‘zorg er dan voor dat de mensen die naar hier willen emigreren correcte informatie krijgen over hoe ze op een legale manier op de arbeidsmarkt kunnen terechtkomen. Hoe die werkt, wat hun rechten en plichten zijn. Dat lijkt me veel productiever dan hoge drempels op te werpen die hun doelstellingen niet bereiken. Want die mensen komen toch. Ik wacht nog altijd op een politicus die me een redelijk argument kan geven over het nut van de overgangsmaatregel, en of de doelstellingen van die maatregel ook werden ingelost.’

De enige persoon die een degelijk argument zou kunnen geven is huidig minister van Werk Monica De Coninck (sp.a). Helaas, na meermaals contact opgenomen te hebben met haar kabinet, na het opsturen van mijn vragen, na de belofte antwoorden te krijgen op die vragen, heb ik nog steeds niets ontvangen.

Wie wel bereid was te reageren is Jean-Claude Heirman, directeur-generaal van de Sociale Inspectie binnen de Federale Overheidsdienst Werk. ‘Voor ons heeft de overgangsmaatregel geen enkel nut. Alles werd veel complexer. Veel Roemenen werkten onder het verkeerde statuut. De maatregel heeft de problematiek rond schijnzelfstandigheid enkel in de hand gewerkt. In die zin heeft de maatregel de problemen niet opgelost, maar verergerd. De Roemenen komen toch, of die maatregel er nu is of niet.’ Wanneer ik hem vraag of de doelstellingen van de maatregel bereikt zijn, antwoordt Heirman, ‘Daar kan ik moeilijk op antwoorden. Ik ben ambtenaar, dus dat ligt vrij gevoelig.’

Corrupt in België

‘Welk jaar zijn we nu? 2013? Dan ben ik hier vier jaar.’ Steriu (35) lacht en bestelt een Duvel. Hij is net klaar met werken en heeft enorme dorst. Wanneer ik hem vertel over het aflopen van de transitieperiode, begint hij met zijn hoofd te schudden. ‘We zullen zien…’

In Roemenië deed Steriu allerhande jobs, praktisch gratis. Hoewel geld hem niet echt interesseert, had hij op een bepaald moment nood aan verandering. ‘Ik had een ander perspectief nodig op het leven. In België had ik een vriend wonen die me altijd uitnodigde om op bezoek te komen.’ Dus kwam hij. Steriu had zich eerst voorgenomen om twee maanden te luieren, maar enkele weken na zijn aankomst had hij al werk gevonden in een schrijnwerkerij. Hij werkte er 2,5 jaar, tot hij zijn mond opendeed. ‘Ik wilde geen overuren meer doen. Het werd me te zwaar. Ik startte om zes uur ‘s morgens en stopte om elf uur ‘s avonds. Toen ik er net begonnen was, maakte ik er geen probleem van. Maar na verloop van tijd wilde ik een sociaal leven opbouwen, dus vertelde ik mijn baas dat ik normale uren wilde. Enkele dagen later riep hij me bij hem op kantoor en zei, “je kunt vertrekken”. En dat was het.’

Steriu’s papieren zijn altijd in orde geweest. ‘Dat is op zich wel een grappig verhaal. Toen ik er al twee maanden aan de slag was, vroeg de baas mijn Belgische kaart voor de boekhouder. Maar die had ik niet. De baas werd gek! Hij wilde dat alles op een legale manier gebeurde, maar hij had me nooit om mijn identiteitskaart gevraagd. Hij wilde het snel regelen. We gingen naar het gemeentehuis, hij pleegde enkele telefoontjes en binnen twee uren was alles geregeld. En twee maanden later had ik mijn identiteitskaart. Zo werkt het. Ook hier is het niet al te moeilijk om je zaakjes geregeld te krijgen. Zolang je maar de juiste mensen kent en je portefeuille groot genoeg is.’

Na de schrijnwerkerij volgde Steriu verschillende opleidingen via de VDAB. Intussen werkt hij bij een telecombedrijf, al gebeurt alles nog via een interimkantoor. Het bedrijf toont geen teken om hem een vast contract aan te bieden. In tussentijd zijn er wel twee nieuwe gasten aangenomen. ‘Dat vind ik wel wat vreemd. Ze hadden nog niets bewezen, maar kregen dadelijk een vast contract. Daarnaast volgen ze een klimopleiding, een elektriciteitsopleiding… allemaal op kosten van het telecombedrijf, terwijl ik dat allemaal al kan. En toch krijg ik geen vast contract.’

Steriu heeft al meermaals een onderhoud aangevraagd met de baas, maar dat wordt telkens uitgesteld. Hij is nu van plan een mail te sturen met zijn persoonlijke mening en als hij tegen midden januari 2014 nog altijd geen contract heeft, is hij weg. ‘Het is niet alleen omdat ik het gevoel krijg dat er iets niet klopt, ook de regeling via het interimkantoor moet stoppen.’ Volgens het oorspronkelijke contract verdiende Steriu 11,51 euro netto per uur. Hij moest hard werken en elke week een nieuw contract tekenen, ‘als een idioot’. Hij stapte naar de vakbond. Die vertelden hem dat hij voor dit soort werk minstens 12,18 euro netto per uur moet verdienen. De vakbond stelde Steriu voor om een brief op te stellen voor het interimkantoor met zijn taakomschrijving en de expliciete vraag om te reageren. Zo niet, zou hij naar de rechtbank stappen. ‘Binnen twee dagen was alles geregeld. Mijn achtergesteld loon werd zelfs uitbetaald. Nu, blijkbaar komt dit wel vaker voor. Ook bij Belgen.’

Buitenaards wezen

De toekenning van de arbeidskaarten B in het Vlaamse Gewest verdubbelde in de periode 2006-2007. Waar er in 2006 ‘slechts’ 15.271 werden toegekend, steeg het aantal in 2007 tot 31.404. Volgens het toenmalige jaarverslag van de Dienst Arbeidsmigratie en Uitzendkantoren van het Vlaamse Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie is die ‘stijging voornamelijk te wijten aan de toekenning van vergunningen aan werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten in knelpuntberoepen’. De arbeidskaart B wordt toegekend aan EU-burgers wanneer ze naar Vlaanderen komen in het kader van gezinshereniging, als hooggeschoolden of leidinggevenden, of voor de knelpuntberoepen.

Binnen de knelpuntberoepen is er een continue stijging van Roemenen sinds 2007. Toen ontvingen 2.518 Roemenen een arbeidskaart B (op een totaal van 25.239). In 2012 kregen 13.161 Roemenen de kaart (op een totaal van 14.661). De daling in het totale aantal toegekende arbeidskaarten B heeft te maken met het verdwijnen van Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië uit de statistieken sinds 2010, aangezien de overgangsmaatregel niet langer van toepassing was op deze relatief nieuwe EU-lidstaten.

Samen met haar vriend Christian kwam Agnes naar België in 2008. ‘Het was een moeilijke periode,’ herinnert ze zich. ‘Roemenië was nog maar pas lid geworden van de EU en de regeling met de arbeidsvergunningen liep niet altijd even vlot.’ Agnes liep stage bij een Belgisch bedrijf in Brussel, maar de administratieve kant was altijd een gedoe. Haar arbeidskaart moest ze zelf regelen, met goedkeuring van de baas. Maar er was meer.

‘Het was een normale dag op kantoor. Mijn contract was intussen in orde toen de Belgische autoriteiten me een onverwachts bezoek brachten. Enkele inspecteurs vielen het kantoor binnen en zonder zichzelf voor te stellen, vroegen ze luidop: “Wie is Agnes?” Al mijn collega’s keken direct in mijn richting, maar zeiden niets. Ook ik kon in eerste instantie geen enkel geluid uitbrengen. De inspecteurs wilden mijn arbeidsvergunning zien en weten wat voor werk ik deed. Hoewel ze me eigenlijk wilde helpen, moet ik eerlijk toegeven dat ik me op dat moment niet echt welkom voelde in België.’

Agnes weet dat de arbeidskaart veel werkgevers afschrikt. ‘Als je solliciteert word je altijd geconfronteerd met de moeilijkheden rond de arbeidskaarten. Hoewel de procedure vrij eenvoudig is, haken er veel potentiële werkgevers af. Nu de overgangsperiode afloopt, hoop ik dat we eindelijk gewaardeerd worden als reguliere arbeidskracht.’

Om de betrokken personen te beschermen, hebben sommige een andere naam gekregen.

Deze reportage kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!