Mustafa Harraq
Interview, Nieuws, België -

Mustafa Harraq: “Denk niet te gauw: mij zal het nooit overkomen”

Een zeer ernstig ongeval werd een kantelmoment in het leven van Limburger Mustafa Harraq. Na een lange revalidatie besloot hij zich intens in te zetten voor anderen. “Denk niet te vlug: mij zal het nooit overkomen”, vertelt Mustafa. “Iedereen kan door ziekte of andere problemen in armoede terechtkomen.”

woensdag 4 december 2013 14:45
Spread the love

De mijnwerkerszoon Mustafa Harraq werd als oudste van zeven kinderen geboren in Genk. Hij groeide op in de mijncité van Waterschei, een mengelmoes van culturen. “Alles werd er geregeld door de mijn”,  herinnert Mustafa zich. “Het leven in de wijk was een goeie leerschool. Voor de middelbare school moest ik buiten de wijk gaan. Pas toen leerde ik wat discriminatie is. Destijds noemde ik de reacties racisme maar nu zou ik eerder spreken van vooroordelen en angst voor het onbekende.”

Als jonge gast op de technische school leek Mustafa voorbestemd om later arbeider te worden. Eigenlijk wilde hij ingenieur worden maar de leerkrachten vertelden dat hij de studies ‘toch niet zou aan kunnen’. “Het had nochtans wel gekund”, mijmert hij nu.

Mustafa kon méér dan een beetje tegen een bal trappen. In die mate zelfs dat hij droomde van een carrière als profvoetballer. Omdat vader Harraq het niet breed had, ging Mustafa in het weekend kleine baantjes doen om zo wat geld binnen te brengen. Voor één van die baantjes moest hij in een aardappelverwerkingsfabriek in een grote snijmachine kruipen. De machine werd per ongeluk aangezet en de jonge Mustafa raakte heel zwaar gewond. Hij werd meteen geopereerd en verloor gelukkig geen ledematen. Maar de droom van een fraaie voetballerscarrière lag wel aan diggelen.

Bijna-doodervaring

Terwijl hij op de operatietafel lag, kreeg Mustafa een bijna-doodervaring (BDE). Hij trad uit zijn eigen lichaam en zag alles wat er in de operatiekamer gebeurde. Een ingrijpende ervaring die zijn latere leven sterk zou bepalen.

Na de operatie volgde een lange revalidatieperiode. Mustafa zat in een rolstoel en was sterk afhankelijk van anderen. “Erg vernederend.”

Het lukte de jonge Genkenaar om opnieuw te leren lopen. “Ik speel nu opnieuw voetbal, beoefen kungfu-boksen, fiets en jog en heb zelfs al de Mont Ventoux beklommen. Mijn revalidatieperiode maakte me sterk en deed me veel affiniteit krijgen met mensen met allerlei beperkingen.”

Ons Recht: Toen je uit de rolstoel raakte, vond je ook werk?

Mustafa Harraq: “Ergens in 1988 hoorde ik op café vertellen dat ze bij Ford Genk aan het aanwerven waren voor het Sierra-model. Veel van mijn vrienden en kennissen hadden een taalachterstand en konden geen goeie sollicitatiebrief schrijven. Ik ging mee naar de fabriek om voor een man of twintig een sollicitatieformulier in te vullen. Bij Ford vroegen ze me waarom ik zelf niet solliciteerde. Ik waagde dan maar mijn kans, ook al mankte ik nog en was ik nog blind aan één van mijn ogen. En ik werd aangeworven met een contract van zes maanden! Ik was zo blij als een kind. Uiteindelijk werkte ik van 1988 tot 2003 bij Ford.”

Voetbalploeg

Je begon ook met een voetbalploeg?

“Eigenlijk kwam dat voort uit de BDE die ik had meegemaakt. Tijdens mijn BDE had ik een onbeschrijflijk goed gevoel. In zekere zin was ik nadien kwaad dat ik nog leefde. Maar ik aanvaardde wat er in mijn leven was gebeurd. In het ziekenhuis sloeg ik een Bijbel open en daarin las ik een tekst die me sterk inspireerde. God had me in leven gelaten met een doel, besefte ik. Vroeger stond ik sceptisch tegenover godsdiensten, na mijn BDE wist ik: er is iets nà de dood.”

“Veel huizen bezitten of een vette bankrekening hebben, dat zegt me allemaal niks. Sinds mijn BDE wil ik vooral heel graag anderen helpen, als ze dat toestaan natuurlijk.”

“Door de sluiting van de mijnen zaten veel gasten aan het eind van de jaren tachtig in een zwart gat. Sommigen gingen drugs nemen of criminele feiten plegen. Ik wilde zoveel mogelijk jongeren via de sport uit die wereld weghouden. Tussen 1988 en 2005 begeleidde ik elk jaar opnieuw een aantal jongeren om ze sterker te maken en meer kansen te geven.”

Vertel ’s wat meer over die jongeren?

“Het ging om jongeren van allerlei nationaliteiten die geen echt netwerk hadden. Met mijn voetbalploeg, Euro-Afro Genk, bereikten we elke week zo’n 160 jongeren. Jongens die arm waren en die soms een strafblad hadden. Door in groepsverband te voetballen gingen die gasten weer in zichzelf geloven. Kortom, we boekten successen. Maar in 2005 hield ik het voor bekeken: wat we met de ploeg deden was niet interessant genoeg voor potentiële sponsors. Andere projecten kregen wel veel geld toegestopt.”

In 2002 werd je tot ‘beste werknemer van Vlaanderen’ uitgeroepen?

“Andere mensen hadden me genomineerd voor die onderscheiding. De andere kandidaten waren allemaal bedienden. Ik was stomverbaasd dat ik de prijs won.”

“Ondertussen was ik beginnen te studeren aan de Sociale School in Heverlee. Dat had te maken met mijn afkeer van onrecht. Op zeker ogenblik zag ik dat het ACV in Hasselt iemand zocht voor werk wat ik voordien als vrijwilliger had gedaan. Ik schatte mijn kansen niet al te hoog in maar solliciteerde toch. En het lukte. In februari 2003 startte ik bij het ACV als bijblijfconsulent, een job waar ik erg dankbaar voor ben. Via die job kan ik doen wat ik graag doe en dat in een sterke organisatie. Als het nodig is, schop ik wel tegen de benen van een beleidspersoon of stel ik lastige vragen. Waarom zijn er zoveel wachtlijsten? Waarom zijn schoolboeken zo duur? Waarom is er nog zoveel discriminatie op de arbeidsmarkt?”

Wandelen in de bossen

Wat doet zo’n bijblijfconsulent precies?

“Als bijblijfconsulent help je allerlei mensen om weer aan de bak te komen: armen, allochtonen, ex-gedetineerden, 55-plussers, personen met een beperking, langdurig werklozen, daklozen, jongeren die deeltijds studeren. Jongeren die lijden aan schoolmoeheid stimuleer ik om toch een diploma te halen, een stiel te leren, een knelpuntberoep te leren. Ik tracht ze te laten geloven in zichzelf.”

“Met de jongeren die ik begeleid beoefen ik soms tai-chi. Of we wandelen een uur lang in de bossen zonder te praten. Wat er na zo’n uur loskomt bij die jongeren! Een therapeut zou het er zo gauw niet uit halen. Veel van mijn jongeren hebben moeilijke familiale omstandigheden, zien de deurwaarders komen en gaan, hebben geen vooruitzichten. Ze denken dat het leven alleen maar uit miserie kan bestaan.”

Drie jaar geleden werd je aangesproken door het plaatselijke CAW en Marc Hardy, de community manager van KRC Genk?

“Inderdaad. Het CAW wilde dat ik in Genk daklozen ging begeleiden om ze te helpen opnieuw te functioneren. Zo vormden we een groep voor daklozen die van alles ging doen: wandelen, capoeira dansen, praten met ex-triatleet Marc Herremans of met een  vroegere topbokser. Activiteiten om de daklozen wakker te maken en in actie te doen schieten. En om ze te bevrijden van trauma’s uit het verleden.”

“De daklozen konden voetballen bij Racing Genk. Bij de club konden ze ook douchen, wat hun gevoel van eigenwaarde ten goede kwam. Ze leerden gedisciplineerd zijn, op tijd komen, omgaan met winst en verlies en in team werken. De daklozenploeg speelde in binnen- en buitenland op tornooien en deed zelfs mee aan de ‘Homeless Cup’ in Polen.”

“Onze aanpak had resultaat. Drie van onze daklozen volgen nu een opleiding in de bouw. Alle anderen vonden werk.”

In januari 2014 moet er iets nieuws beginnen?

Mustafa: “We willen het project dan opentrekken naar alle mensen in armoede. Met de hulp van de VDAB hopen we de deelnemers binnen de zes maanden aan een job te helpen. Dat moet lukken.”

Eigen schuld, dikke bult

‘Eigen schuld, dikke bult’, denken sommigen wanneer ze over armen of werklozen praten?

Mustafa: “Het is heel gevaarlijk om te denken: mij zal het nooit overkomen. Iedereen kan door ziekte of andere problemen in armoede terechtkomen. Sommige mensen in armoede worden zo gefrustreerd dat ze vreemdelingen of asielzoekers de schuld geven van hun situatie. Ik zie dat diverse groepen in de samenleving tegen elkaar worden uitgespeeld, terwijl ze vaak dezelfde miserie meemaken.”

“Neem nu iemand die uit de gevangenis komt: die wordt daarbij veel te weinig begeleid. Of hun kop wordt zot gemaakt met allerlei regeltjes en formulieren. Voor een aantal mensen wordt het leven veel te ingewikkeld gemaakt. Ook analfabeten kampen met dat probleem. Zonder hulp of netwerk raken zulke mensen niet uit de armoede.”

Zie jij ‘de onderklasse’ in onze maatschappij groeien?

Mustafa: “Zeer zeker. Officieel hebben we 15 procent armen in België. Maar het werkelijke cijfer ligt volgens mij hoger. Heel wat mensen verbergen liever dat ze weinig hebben, oude kleren dragen of de gasrekening niet meer kunnen betalen. De armoede zit niet alleen bij mensen met een uitkering maar ook bij nogal wat burgers die werken. Zeker in gezinnen met één kostwinner kom je vaak ‘werkende armen’ tegen. Mensen werken zich ook diep in de schulden, mee onder invloed van de consumptiemaatschappij.”

Sociale zekerheid

Wat betekent het woord solidariteit voor jou?

“Ik wil solidair zijn met al wie het minder goed heeft en behoeftig is. Ook met mensen met een depressie of burn-out die geen stap vooruit of achteruit meer kunnen zetten. De prestatiedruk in onze maatschappij eist een hoge tol.”

“Onze sociale zekerheid is een heel mooi voorbeeld van solidariteit. Uiteraard kant ik me tegen misbruiken van die sociale zekerheid. Sommige politieke partijen willen het systeem graag inkrimpen, maar zo stevenen we regelrecht af op meer armoede en sociale achteruitgang. Als vakbond moeten we heel goed uitkijken dat antisociale gedachten niet nog meer terrein winnen.”

“Nu is er een te grote kloof tussen politici en gewone mensen. Veel politici zijn ‘zonen of dochters van’, ze stonden nooit aan de lopende band en bibberden nooit van de kou omdat de stookolie op was. Onze parlementen zitten vol advocaten. Wat weten veel van die parlementariërs van een leven met minder kansen?”

Het neoliberale denken vergiftigt de geesten van velen.

“Dat hebben we voor een stuk te danken aan onze media. Het is aan de vakbond om tegen die trend te blijven ingaan en getuigenissen te brengen die tot een andere kijk inspireren. Wie een dakloze of een asielzoeker over zijn leven hoort vertellen, zal hem vlugger als mens zien en minder als een dossiernummer of een statistiek. De vakbond moet de spirit van Daens nieuw leven inblazen: opnieuw meer de straat op en luisteren naar de mensen en met hen van gedachten wisselen. Het is dàt of bepaalde politieke stromingen laten betijen en ze vrije baan geven om onze sociale zekerheid onderuit te halen.”

Denis Bouwen

Dit verhaal verscheen in de editie december 2013 van ‘Ons Recht’, het ledenblad van de vakbond LBC-NVK, een onderdeel van het ACV. Ontdek meer over de LBC-NVK op www.lbc-nvk.be en via www.facebook.com/vakbondlbcnvk

take down
the paywall
steun ons nu!