Congolezen graven mee de loopgraven van 1914 - 1918 (Archief Lucas Catherine)
Nieuws, Europa, Afrika, Congo, Belgisch Congo, Eerste Wereldoorlog, Den Grooten Oorlog, Loppgraven -

22 augustus 1914, de dag dat de Onbekende Congolese Soldaat sneuvelde

Het begin van de Groote Oorlog zal in 2014, exact honderd jaar later, massaal herdacht worden. Niet alleen Duitsers, Engelsen, Fransen en Belgen sneuvelden in de strijd. Lucas Catherine werpt in zijn nieuwe boek "Loopgraven in Afrika, de vergeten oorlog van de Congolezen tegen de Duitsers" een blik op de vele Afrikanen die ook hun leven hebben gegeven in de eerste moderne oorlog ooit.

maandag 19 augustus 2013 13:30
Spread the love

In Europa was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog de moord op een keizerszoon, namelijk aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk. Die aanslag werd in Serajevo gepleegd door de Servische terreurgroep De Zwarte Hand. In Centraal- en Oost-Afrika wordt de aanleiding van de oorlog de moord op twee zwarte, Congolese soldaten door Duitse koloniale troepen. Zij verloren het leven op 22 augustus 1914, nu 99 jaar geleden.

De twee Congolezen waarvan we de naam niet kennen, je kan ze dus terecht de Onbekende Congolese Soldaten noemen, sneuvelden aan de oevers van het Tanganyika-meer dat de grens vormde met Duits-Oost-Afrika (nu Tanzania); daar waar de Lukuga-rivier uit het Tanganyika-meer stroomt, en waar nu de stad Kalemie ligt. Het is een bijzondere rivier, niet alleen omdat hij niet uitmondt in dat meer, maar er juist van vertrekt.

De Lukuga is verantwoordelijk voor de uitstroom van 15 procent van het water van dit reusachtige meer, is 350 km lang en vormt een van de voornaamste waterbronnen voor de Lualaba, zoals de Congostroom in Oost-Congo wordt genoemd. Hij was traditioneel een belangrijk communicatiekanaal tussen Centraal- en Oost-Congo, al sinds de achttiende eeuw in het grote Luba-rijk.

Wanneer de Zanzibari Arabieren, een halve eeuw voor de Belgen Oost-Congo beginnen exploiteren, vooral dan het ivoor, verstevigen zij de Lukuga als communicatiekanaal. Zij duiden ettappedorpen aan van waaruit koeriers per kano brieven overbrachten van het ene etappedorp naar het andere. De Belgen nemen dit over.

Loopgraven in Afrika

Op 22 augustus vallen de Duitsers het haventje aan de monding van de Lukuga aan. Met hun 60ton-metende oorlogsschip de Hedwig von Wissmann beschieten zij de enige oorlogsboot die de Congolese Weermacht op het Tanganyika-meer heeft, de Alexandre Delcommune, zodat die onbruikbaar wordt. Ze doden daarbij twee zwarte soldaten. Ze doen ook een vijftiental kano’s zinken en snijden op veertien plekken de telefoonlijn door.

Dit was duidelijk sabotage van de communicatielijnen die liepen via de Lukuga naar de Lualaba, dan via de spoorlijn naar Stanleystad/Kisangani en tenslotte via de Congostroom naar de hoofdstad Leopoldstad/Kinshasa. België, dat zelf al op 4 augustus door de Duitsers was aangevallen, zal hierop Duitsland in Afrika de oorlog verklaren.

Die oorlog ging toen natuurlijk niet om die twee Onbekende Soldaten. Dat was een onbelangrijk detail, zo onbelangrijk dat hun namen zelfs niet zijn opgetekend. Het ging wel al om grondstoffen. Congo en vooral Oost-Congo, was rijk aan mineralen. Het koper van Katanga was al in 1798 door de Portugezen gesignaleerd. Maar de Congolezen kenden het koper al eeuwen. Zij produceerden er hun geld mee.

De Belgen zullen in 1902 de eerste kopermijn openen in Kambove (Katanga). De eerste goudmijn wordt in 1904 in Ruwe (Kolwezi, Katanga) opgestart. In 1906 richt Leopold II samen met de Société Générale de Belgique de Union Minière du Haut Katanga (UMHK) op en de Société Internationale Forestière et Minière (Forminière). De Forminière vindt in 1909 de eerste diamanten in Tshiminina (Kasai).  Duits-Oost-Afrika moest het daarentegen stellen met koffie en sisal (een plant waaruit draden worden getrokken) en als enig erts, mica een voorloper van plastic.

En dat was niet de bedoeling. Bernard Dernburg, die in 1907 staatssecretaris van het Reichskolonialamt werd en voordien talrijke beheersmandaten had vervuld in de zware metaalnijverheid, stelde dan ook:‘Wij zijn niet naar Oost-Afrika gegaan om daar landbouwplantages aan te leggen voor drie- of vierhonderd kolonisten,maar om aan economische ontwikkeling te doen en er grondstoffen te vinden voor de industrie.’

En die zaten dus in het oosten van Congo. Vandaar die oorlog vanuit Duitse kant. België zelf wou Congo groter maken. Daarbij volgde het in de voetsporen van Leopold II en zal twee nieuwe kolonies als oorlogsbuit veroveren: Burundi en Rwanda. België erfde niet alleen deze territoria maar ook de koloniale politiek die de Duitsers er hadden gevoerd. Zij hadden de etnische opdeling tussen Hutu’s en Tutsi’s versterkt. Het zou bijna een eeuw later leiden tot de Rwandese genocide.

Die Groote Oorlog, zowel in Europa als in Afrika, was ook niet langer een oorlog à la façon van het Ancien Régime waarin een adellijk officierenkorps vocht voor de eer en daarbij duizenden, in het geval van de Grote Oorlog, miljoenen soldaten opofferde als kanonnenvlees, maar een ‘industriële’ oorlog.

De Eerste Wereldoorlog als eerste industriële oorlog

Dit is niet de mening van een marxist, maar van Sir John Cowans, de man die tijdens de Eerste Wereldoorlog verantwoordelijk was voor de logistiek van de Britse troepen, hij was quartermaster-general. Van hem is de uitspraak: “Dit was een oorlog van administrators, veel minder ging het om strategie of tactiek. Onze overwinning kwam er door onze superioriteit in mankracht en materiaal en doordat we erin slaagden die mankracht en dat materiaal snel naar het front te transporteren. De kwaliteit van de generaals, de moed van de soldaten deden er veel minder toe.”

Cowans gebruikt het woord ‘administrator’, ‘manager’ bestond toen nog niet, maar dat is wel wat hij bedoelde. Het ging Cowans om superieure, op industrialisatie gesteunde logistiek. Ook België had dit begrepen en schakelde zijn beste ‘managers’ in.

Albert Thys, de man die de spoorweg tussen Matadi en Leopoldstad had aangelegd, kreeg bij het uitbreken van de oorlog de graad van generaal en het commando over de 1ste legerdivisie. Eduard Empain, de metaalmagnaat die de Compagnie du Chemin de Fer du Congo Supérieur aux Grands Lacs Africains had opgestart, werd minister van Bewapening en kreeg de graad van generaal-majoor.    

Als we Cowans ideeën op Congo toe passen, kunnen we concluderen dat het niet zozeer de strategische inzichten waren van de officiële bevelvoerders: Tombeur, Olsen, Molitor, maar de Congolese economie en mankracht die de overwinning leverden. De goudproductie werd opgedreven om de oorlogskosten te dragen en de productie van levensmiddelen voor de soldaten (vooral rijst) werd op sommige plaatsen vertienvoudigd. Driehonderdduizend dragers brachten al dat voedsel en materiaal ter bestemming.

De Congolese soldaten en hun logistiek, de dragers hebben in Afrika de oorlog voor België gewonnen. Samen met hun vrouwen, die werden ingezet voor het koken, het wassen en andere taken en die daarom halve soldij kregen uitbetaald. Zij zijn met tienduizenden gesneuveld. Zullen de officiële herdenkingen van de Groote Oorlog volgend jaar ook hen herdenken?

Van Lucas Catherine verschijnt eind september bij EPO: “Loopgraven in Afrika, de vergeten oorlog van de Congolezen tegen de Duitsers.”

take down
the paywall
steun ons nu!