België - Een geschiedenis van onderuit
Nieuws, Cultuur, België, Geschiedenis, Recensie, Boekrecensie, EPO, Jan dumolyn, Tjen mampaey, Belgie: een geschiedenis van onderuit - Katrien Merckx

‘België, een geschiedenis van onderuit’: de kleine man heeft ook een geschiedenis

'België, een geschiedenis van onderuit' is een veelbelovende titel. Eeuwenlang schonken historici louter aandacht aan de elite en de heersende klassen. Geleidelijk aan - eigenlijk vooral sinds de jaren 1960 - groeide de aandacht voor de werkmensen, de vrouw en niet-westerse volkeren. 'België, een geschiedenis van onderuit' van Jan Dumolyn en Tjen Mampaey wil hieraan bijdragen, wil de kleine man zijn geschiedenis teruggeven, zijn eigenwaarde.

dinsdag 30 juli 2013 14:30
Spread the love

“Die im Dunkeln sieht man nicht” (Bertolt Brecht)

Wie is nu eigenlijk die kleine man? Sociaal-economisch is hij moeilijk te definiëren. Professor Geschiedenis Jan Dumolyn en onderwijzer Tjen Mampaey lijnen hem af als diegene die niet beschikt over economische rijkdom, sociaal prestige en werkelijke politieke macht.

Beter gezegd als “de grote massa van hen die in elke klassenmaatschappij eigenlijk geen stem krijgen en dus minder in de historische bronnen opduiken”.

Dumolyn en Mampaey verzamelden voor dit ambitieuze opzet 13 historici, allen specialist in hun vakgebied. Ze kozen bewust voor een langere periode, van de Middeleeuwen tot nu. Het boek presenteert telkens momentopnamen van het dagelijkse leven bij verschillende, ondergeschikte sociale groepen.

Zo neemt dit boek je mee naar de 13de-eeuwse handwerkers uit Damme, de 16de-eeuwse metserdiender uit Gent en de leraar-barbier in het 19de-eeuwse Luik.

Aan de hand van het voedingspatroon en de woonomstandigheden van de doorsnee bevolking geven Dumolyn en Isabelle Devos een beeld van de levensstandaard, de voedingspatronen en de materiële leefwereld. Op basis van ‘bastaardgoederen’, confiscatielijsten en inboedelbeschrijvingen geven ze een kijk in het consumptiegedrag en in het interieur van de huizen.

“Geef ons heden ons dagelijks brood”, was ontegensprekelijk de hoofdbekommernis van vele huishoudens. Het bekende volkslied – vaak een heel goede bron – van de vier weverkens toont dat duidelijk aan:

“Vier weverkens zag men ter botermarkt gaan,
en de boter, die was er zo diere.
Zij hadden geen duitje in hunne tasch,
en ze kochten een pond sa vieren.”

Het hoofdstuk over boeren, landbouw en de plattelandssamenleving  is van de hand van Eric Vanhaute, Thijs Lambrecht, Frank Caestecker en Yves Segers. Ze schenken veel aandacht aan de arbeidsomstandigheden, de toen zo vanzelfsprekende kinderarbeid en de regelmatig terugkerende voedselcrisissen.

Ze sluiten af met een interessant stuk over de opkomst van het agrarische vakbondswerk, Het Boerenfront, De Boerenbond en de haat-liefdeverhouding van de boeren met Europa.

De komst van de machines

De industriële revolutie, die rond 1750 in Engeland begon, heeft de arbeidsomstandigheden van de ambachtslui en arbeiders diepgaand veranderd. Steden en regio’s zoals Brussel, Gent, Luik, Verviers, Charleroi, de Borinage en het Centre volgden snel het Engelse voorbeeld.

Terwijl in de 19de eeuw de industriële activiteit zich in de Waalse provincies en Brussel concentreerde, werkte Vlaanderen zijn economische achterstand pas in de twintigste eeuw weg.

Sven Steffens legt uit in welke omstandigheden ambachtslieden en arbeiders voor de industrialisering moesten werken en hoe ze daarna evolueerden. Hij weerlegt ook een aantal voor waar aangenomen ideeën.

Zo benadrukt hij dat er in de Middeleeuwen opmerkelijk minder dagen gewerkt werd dan in de vroegmoderne tijd omdat de overheid het aantal religieuze feestdagen beperkte. In de Middeleeuwen kon dit oplopen tot wel 150 feestdagen.

Of hoe in bepaalde pionierssectoren de mechanisering in het begin helemaal niet voor een teloorgang van beroepen en ambachtelijke vaardigheden zorgde. Integendeel, er ontstonden zelfs een aantal nieuwe beroepen zoals mechanicus en elektricien.

Politiek, een zaak van iedereen?

Jelle Haemers en Bart De Wilde tonen aan van wel. Ook de man in de straat had wel degelijk een eigen visie op de bestuursdaden van schepenen, ministers en politici. De denkbeelden van individuen waren vaak geïnspireerd door de heersende ideeën van hun groep of sociale klasse.

Bijgevolg trad hij vaak op in groep. De auteurs beperken zich niet tot het geweld. Zij gaan actief op zoek naar de ideeën en omstandigheden die mensen aanzetten tot verzet, soms met gevaar voor zichzelf en hun omgeving.

Een stukje uit ‘De klacht van Damme’ uit 1280 illustreert dit mooi: “Voorts beklagen wij ons over de manier waarop het bestuur van de stad sinds lange tijd de middelen van de stad heeft beheerd. Daarom vragen wij u dat de ‘ghemeente’ voortaan meerdere vertegenwoordigers zou hebben als er beslissingen worden genomen over allerlei bestuurszaken, zoals het heffen van belastingen, het verlenen van charters of het overhevelen van gelden aan de graaf. U weet wel dat wij het meest belastingen betalen, maar we hebben geen benul waaraan dit geld gespendeerd werd”.

Verrassend is de invalshoek in het stuk over het onderwijs. Bart Vranckx, Pieter Fannes en Lies Van Rompaey kiezen ervoor te focussen op de figuur van de onderwijzer en niet op die van het kind. Met zijn vaak volkse achtergrond was de onderwijzer dikwijls de schakel tussen de verschillende klassen.

Het overwegend mannelijk beroep dat in eerste instantie in het leven geroepen werd om de godsdienst te onderwijzen, groeide uit tot een vrouwenberoep waarbij de school cultuur moet bewaren, belangrijke waarden doorgeven, maar ook getuigen van kritisch maatschappelijk engagement.

Voor de opkomst van radio en televisie beleefden de mensen cultuur erg lokaal. Af en toe vingen ze een glimp op van andere culturen, via een marktbezoek, een foorkramer, een handelsreiziger of een zeldzame immigrant. Tjen Mampaey en Anne-Laure Van Bruane lichten enkele voorbeelden toe.

Zo maken we kennis met de Gentse volkszanger Karel Waeri uit de 19de eeuw (later gezongen door Walter De Buck en Wannes Van de Velde), het succes van de fanfares en harmonieën, de progressieve ontmoetingsplaats De Lamp, de Wase volkstoneelgroep De Barst, Vuile Mong en de Vieze Gasten.

En last but not least Mistero Buffo van de Internationale Scène, het stuk dat het lijdensverhaal van Christus vertelde, gezien door de ogen van het volk en razend populair was.

Het laatste stuk over geloof en vrijzinnigheid geeft een overzicht van het belang van godsdienst door de jaren heen. Hendrik Callewier, Jan Dumolyn en Tjen Mampaey beschrijven de ontwikkeling van een samenleving met één oppermachtige godsdienst naar een samenleving waarin het aanvaard wordt om uitgesproken ongelovig of vrijzinnig te zijn.

Zeven hoofdstukken over zeven zeer uiteenlopende thema’s die allemaal het leven van de gewone man bepaalden.

Verwacht van dit boek geen overzicht van de belangrijke sociale verwezenlijkingen van de kleine man. Het boek geeft hier enkel af en toe een aanzet.

Wel werd het een boek met een schat aan informatie, gebaseerd op vele concrete historische bronnen, originele bewijsstukken, gerechtsdocumenten en ook op egodocumenten zoals brieven en dagboeken die heel duidelijk weergeven hoe de man in de straat zelf zijn wereld beleefde.

Deze recensie verscheen eerder op www.kifkif.be.

Koop dit boek hier in onze shop.

take down
the paywall
steun ons nu!