Opinie, Nieuws, Economie, Politiek, Bankencrisis, Rommelkredieten, Aandeelhouders, Ratingagentschappen -

Bankiers gaan vrijuit

De verklaringen van voorzitter Dijsselbloem van de Eurogroep, van Eurocommissarissen Rehn, Kroes, Barnier en De Gucht, van de Belgische minister van Financiën Geens, en van Asmussen, Duits bestuurder van de ECB, maken duidelijk, dat er voortaan een nieuwe regel zal worden toegepast als banken in financiële moeilijkheden komen. Spaarders boven 100.000 euro, en burgers die obligaties en aandelen bezitten van de bank, zullen mee betalen.

zaterdag 13 april 2013 20:42
Spread the love

De rechtvaardiging die ze hiervoor geven, is, dat grote spaarders en aandeelhouders de risico’s van hun bank moeten kennen, en dus verantwoordelijk zijn voor faillissement of verlies. Sommige commentatoren, zoals Geert Noels, schrijven zelfs dat een hogere intrest op een spaarrekening een bewijs is van hogere risico’s en dat spaarders moeten rekening houden met de (lagere) rating die hun bank mogelijk krijgt van de ratingagentschappen (Sven Vonck, in De Tijd).

Wie kent de risico’s?

Maar hoe kunnen spaarders voldoende ingelicht zijn over, en begrijpen welk beleid al of niet risicovol is? Ze beschikken noch over de gedetailleerde informatie, noch over de kennis van zaken. Is er niet gebleken, steeds opnieuw, dat zelfs de afgevaardigd-beheerder van banken, de CFO (chief financial officier), en hun talrijke experts-adviseurs de risico’s niet correct hebben ingeschat, vermits hun bedrijf in moeilijkheden kwam?

Toen de  ex-voorzitter van de Raad van bestuur van het vroegere Fortis, Maurice Lippens, zei dat hij maar een oppervlakkige kennis van bankieren had, werd daar wat lacherig over gedaan. Maar hij zag zijn levensdroom wel ten gronde gaan, en ik neem aan dat hij de risico’s van de beleggingen in verpakte rommelhypotheken nooit zou goedgekeurd hebben indien hij degelijk was ingelicht geweest. Ook vele andere bankiers die wèl bezig waren met het dagelijks beleid en de beleggingsstrategieën, bleken achteraf de risico’s van hun beslissingen die tot de kredietcrisis hebben geleid, niet te hebben voorzien. Noch in het minst deden de ratingagentschappen het, vermits ze de beste evaluaties toekenden aan rommelbeleggingen en aan banken, tot vlak voor hun dreigend faillissement.

Indien al iemand in staat is de risico’s van een bankrekening te beoordelen, zijn het de CEO’s en hun experten, hun high-frequency traders, de kenners van de algoritmes (de quants). De spaarders en aandeelhouders, zelfs indien ze zouden ingewijd zijn in die bedrijfsgeheimen, quod non, hebben geen zeggingsrecht over het dagelijks beleid en de beleggingen. Juridisch is dat zo en de Fortis-saga, en zovele andere bankendrama’s, tonen het aan in de praktijk: klanten en aandeelhouders wisten niet wat boven hun hoofden werd beslist, noch de gevolgen daarvan.

Bankiers verantwoordelijk maken

De nieuwe Europese en Belgische regelgeving gaat voorbij aan de primaire verantwoordelijkheid van de afgevaardigd beheerders en hun technici. Zij worden nu uit de wind gezet, en dat is niet nieuw: er is nog geen enkele bankier gestraft sedert de kredietcrisis, zoals Paul De Grauwe onlangs liet opmerken. In de VS trachtte men de bazen van Goldman-Sachs te vervolgen, maar ze hadden niets strafbaars gedaan. Het Europese beleid is opnieuw een vrijbrief voor risicogedrag van de bankiers, evengoed als de redding door de overheden het was: niets kan de CEO’s deren.

Klanten en spaarders moeten een andere aanpak eisen. In de eerste plaats moet de moral hazard bestreden worden in hoofde van de bankiers, dit is de vrijheid om gevaarlijke risico’s te nemen: door de invoering van een persoonlijke strafrechterlijke verantwoordelijkheid voor verlieslatende resultaten. De straffen moeten zwaar zijn omdat de maatschappelijke schade van de crisissen enorm is. Wie door fout beheer zijn klanten om de tuin leidt, bedrijven de noodzakelijke financiering onthoudt, miljoenen brave burgers uit hun huizen zet, en zijn personeel op straat, moet naar de gevangenis.

Dat andere strafrecht moet een sterke deterrent worden voor onveilig bankiersgedrag. Financieel zouden beheerders de verliezen moeten bijpassen, en niet alleen met hun persoonlijk inkomen, maar ook hun bvba en familiale bezittingen moeten kunnen aangesproken worden. Is dat niet veel logischer, dan de klanten te straffen voor het vertrouwen dat ze stelden in hun bank? Gedaan dus, niet alleen met de hoge bonussen, maar ook met de ontslagpremies en vette pensioenen. Een arbeider of bediende die wegens zware fout op staande voet ontslagen wordt, krijgt ook geen brugpensioen. Een verbod voor failliete CEO’s e. a., om nog een beroep uit te oefenen in de advocatuur, de overheid en de financiële sector, zou eveneens op zijn plaats zijn. Vandaag zitten de kopstukken van de bijna-failliete banken in het onderwijs, op andere banken en bedrijven, en geven ze advies aan ministers en Eurocommissarissen.

Hoe de financiële putten vullen?

Echter blijft nog een laatste vraag: wie moet de miljardenput vullen in de rekening van een “slechte bank”? Tot recentelijk waren dat de overheden, die daardoor reusachtige schulden torsen. Maar we moeten ons afvragen door welk mechanisme die putten ontstaan zijn: meestal door verliezen op beursproducten of vastgoedprojecten die verlies in plaats van winst opleverden. In alle gevallen hebben anderen het geld gecasht; dat geld is niet in rook opgegaan, zoals soms heel dichterlijk beschreven wordt (“zeepbellen” is ook een geliefde metafoor). Als er ergens verlies wordt geboekt, staat daar winst van anderen tegenover.

Staten (of de EU) zouden de winnaars moeten kunnen laten bijdragen aan de preventie en compensatie van de herhaalde maatschappelijke schade die de schuldenbergen uitlokken. In een normaal functionerende samenleving gebeurt die bijdrage door substantiële belastingen op winsten. En zo komen we terecht bij een ander kenmerk van de financiële sector: de belastingsparadijzen.

Nieuwe putten vermijden

Om nieuwe putten te vermijden, moet de kredietverlening door banken hervormd worden (structureel, om dit modewoord te gebruiken). Banken zouden maar geld mogen uitlenen dat ze ook bezitten; zoals het spaargeld van hun klanten. Zo deed de ALSK dat vroeger. Vandaag, zeggen ingewijden, lenen banken geld uit dat ze niet hebben: ze schrijven het in hun boekhouding als zijnde verschuldigd, door de klant. Zo lijkt het op papier alsof dat geld er is. Het kan opnieuw uitgeleend worden aan een volgende klant, enz. De bank casht wel de intresten, en later moeten de klanten het volledige bedrag betalen. Zo’n systeem is leuk en goed bedacht door de bankiers, maar het is vragen om lege putten. Tell me if I’m wrong.

Dan spraken we nog niet over beleggen op de beurs, wat vandaag aan banken nog steeds toegelaten is, vermits er geen splitsing is opgelegd tussen spaarbanken en zaken- of investeringsbanken. Die scheiding was wettelijk verplicht tot eind ’90; ze werd opgeheven op voorstel van de bankiers die ook Amerikaans minister van financiën werden of geweest zijn. Zie o.m. de documentaire “Inside job”. 

NB: een kortere versie van dit artikel werd niet opgenomen door De Morgen en De Tijd.

take down
the paywall
steun ons nu!