Zuid-Afrikaanse soldaten begin maart 2013 op patrouille ten noorden van de hoofdstad Bangui in de Centraal-Afrikaanse Republiek (foto: Khadija Patel).)
Nieuws, Afrika, Politiek, Zuid-Afrika, Soedan, Kameroen, Vluchtelingen, Tsjaad, Jacob Zuma, Congo-Brazzaville, Centraal-Afrikaanse Republiek, Rekrutering kindsoldaten, Wapensmokkel, CEEAC, François Hollande, Analyse, Militaire staatsgreep, Gewapende rebellen, Verkrachtingen, Denis Sassou-Nguesso, Bangui, François Bozizé, Séléka, MICOPAX (Mission de Consolidation de la Paix en Centrafrique), Diamanten, Michel Djotodia, Akkoord van Libreville, FOMAC, Nicolas Tiangaye, SANDF (South African National Defence Force) -

Staatsgreep door Séléka-rebellen in Bangui: scenario zoals te verwachten was

Zondag is de rebellengroep Séléka erin geslaagd door te stoten tot het presidentieel paleis in de hoofdstad Bangui van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Rebellenleider Michel Djotodia, de feitelijke nieuwe sterke man, schortte maandag de grondwet en het parlement op en verklaarde per decreet te zullen besturen. Ex-president François Bozizé was zondagochtend al gevlucht naar buurland Kameroen. Daarmee komt een bloedig einde aan een lang aanslepend conflict.

dinsdag 26 maart 2013 19:00
Spread the love

Het voorbije weekend zijn bij gevechten tussen het regeringsleger, actief ondersteund door Zuid-Afrikaanse troepen, en de snel oprukkende rebellen van Séléka ten noorden van de hoofdstad Bangui een nog onbekend aantal doden en gewonden gevallen. Ten minste 13 soldaten van de SANDF (South African National Defence Force) kwamen bij hevige gevechten zaterdagavond 23 maart om het leven en 27 anderen raakten zwaar gewond.

“Stereotype beeld van bloedige Afrikaanse potentaat”

Dat heeft de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma (ANC) maandag officieel meegedeeld, nadat er in zijn land een storm van kritiek was opgestoken over het gebrek aan communicatie over de omstreden militaire operatie ter ondersteuning van wat in de ogen van veel Zuid-Afrikanen “het regime van een corrupte dictator is die het stereotype beeld van de bloedige Afrikaanse potentaat in stand houdt”.

Het ongeveer 200 manschappen sterke Zuid-Afrikaanse contingent was nog maar sinds begin januari 2013 in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) operationeel om het zwakke en totaal gedemoraliseerde regeringsleger (FACA) van Bozizé bij te staan en te omkaderen. Sinds 2007 hebben de CAR en Zuid-Afrika een militair samenwerkingsverband gesloten in het kader van het veiligheidsbeleid van de Afrikaanse Unie.

Dat heeft tot doel Afrikaanse troepen in te zetten bij conflicten op het Afrikaanse continent. Zuid-Afrika wil als regionale grootmacht daarbij een steeds belangrijkere rol spelen. Het was trouwens de bedoeling om de SANDF-troepenmacht op korte termijn nog uit te breiden tot 400 manschappen.

Burgers weer maar eens op vlucht voor oorlogsgeweld

Er is ook sprake van systematische plunderingen en verkrachtingen door alle strijdende partijen in het aanslepende conflict. Net als bij het eerste offensief in december is weer een vluchtelingenstroom op gang gekomen van burgers die de oorlogszones proberen te ontvluchten.

Volgens cijfers van het VN-agentschap voor vluchtelingen (UNHCR) zijn er momenteel 175.000 interne vluchtelingen in diverse kampen in de CAR en enkele tienduizenden in de buurlanden Congo-Brazzaville, Congo-Kinshasa, Tsjaad en Kameroen.

De gevechten van zaterdag en zondagmorgen waren blijkbaar het slotoffensief van de rebellen waarmee ze definitief wilden afmaken wat ze vorig jaar al een eerste keer probeerden te bereiken: het verdrijven van president François Bozizé van de macht.

In de tweede helft van december 2012 konden de rebellen in hoog tempo de ene stad na de andere veroveren vanuit hun machtsbasis in het noorden en noordoosten van de CAR. Bangui ligt in het uiterste zuiden van het totaal van zee afgesloten land aan de Oubangui, de grensrivier met Congo-Kinshasa.

Het bijzonder slecht uitgeruste en totaal gedemotiveerde regeringsleger bood nauwelijks enige weerstand. Het zag ernaar uit dat de rebellen meteen zouden doorstoten tot in Bangui. Séléka (‘Alliantie‘ in het Sango, de belangrijkste taal van het land) is een recent samenwerkingsverband van drie vroegere rivaliserende rebellengroepen die op 10 december 2012 aan een gezamenlijk offensief begonnen.

Opeenvolging van mislukte ‘vredesakkoorden’ en wapensmokkel

Op kerstavond hadden de rebellen een ‘kerstbestand’ aangeboden als de regering zou willen onderhandelen over hun eisen. Die eisen hebben alles te maken met het mislukte ‘vredesproces’ waarbij tussen 2006 en 2011 tussen de diverse en onderling erg rivaliserende rebellengroepen, samen met de politieke oppositie en de civiele samenleving, een overeenkomst werd gesloten waarbij de rebellen zouden ontwapenen en de soldaten vergoedingen zouden krijgen om zich opnieuw te kunnen integreren in de burgersamenleving.

Veel van de conflicten in de CAR zijn een gevolg van gewapende conflicten in de buurlanden Congo (DRC), Tsjaad, Soedan en Zuid-Soedan. Doordat de volledige grenzen van het land onmogelijk kunnen worden gecontroleerd, zijn er altijd veel wapens, strijders en illegaal gewonnen grondstoffen (vooral diamanten en tropisch hardhout zijn commercieel van belang) heen en weer gereisd, al dan niet actief ondersteund door regeringen van buurlanden.

Zeker sinds de val van het Khaddafi-regime in Libië in oktober 2011 is de toestroom van zware oorlogswapens uit geplunderde Libische depots bij alle aan de gang zijnde conflicten in Afrika een factor om rekening mee te houden.

Geen steun meer uit Frankrijk voor Bozizé

De regering-Bozizé zou bij de ontwikkeling van het land alle regio’s en etnische groepen gelijke kansen geven. Volgens Séléka was Bozizé de beloftes van het vredesakkoord van Libreville uit 2008 nooit nagekomen en zou alleen een militaire actie voldoende druk uitoefenen om dat beleid bij te sturen.

Omdat de toestand op het terrein er steeds nijpender begon uit te zien, deed Bozizé op 18 december een beroep op zijn collega Idriss Déby van Tsjaad om elitetroepen te sturen om het zwakke regeringsleger bij te staan. Zonder de 350 Tsjadische vechtjassen die op enkele strategische toegangswegen naar de hoofdstad in Sibut en Bossangoa werden gestationeerd, zou Bangui toen misschien al gevallen zijn.

Vanuit Frankrijk moest Bozizé op niet veel steun meer rekenen. President François Hollande verklaarde in december dat “Frankrijk de belangen en de veiligheid van zijn burgers in de CAR zal verdedigen, maar niet langer het regime-Bozizé”. De Fransen waren duidelijk niet van plan militair in te grijpen – zoals ze in januari wel deden in Mali – tegen de opmars van de rebellen.

“De aanwezige 250 Franse soldaten op de luchthaven van Bangui (de ‘mission Boali’) zijn er alleen om de 1.200 Franse burgers in de CAR te beschermen”, zei Hollande. De voorbije dagen werden wel 350 extra Franse militairen ingevlogen uit Libreville. Zij kwamen evenwel nooit in actie.

Ook onder Hollandes voorganger, Nicolas Sarkozy, waren de relaties met Bangui niet echt hartelijk. In het laatste militaire samenwerkingsakkoord (Accord de partenariat de défense) tussen Frankrijk en de CAR van april 2010 was bijvoorbeeld uitdrukkelijk de passage geschrapt dat Franse troepen zouden interveniëren bij ‘interne’ conflicten.

Dit was sinds de onafhankelijkheid in 1960 wel steeds het geval geweest. Iedereen herinnert zich nog de openlijke steun van toenmalig Frans president Valéry Giscard-d’Estaing aan het bombastische operetteregime van de zelfuitgeroepen ‘keizer’ Jean-Bédel Bokassa (1977) en zijn bloedige repressie-apparaat.

‘Vredesakkoord’ van Libreville van 11 januari bleef dode letter

De staatshoofden en regeringsleiders van CEEAC, de Economische Gemeenschap van de Centraal-Afrikaanse Staten, waren eind december in de Tsjadische hoofdstad N’Djamena in spoedoverleg bijeengekomen over de crisis in de CAR. Zij drongen er bij de rebellen op aan om een bestand in acht te nemen. Dat deed ook de VN-Veiligheidsraad in New York, die alle betrokken partijen opriep om via dialoog tot een oplossing te komen.

Dat overleg kwam er onder impuls van de CEEAC waarbij president Denis Sassou-Nguesso van Congo-Brazzaville als bemiddelaar optrad. Na nauwelijks drie dagen onderhandelen in de Gabonese hoofdstad Libreville werd er op 11 januari 2013 een ‘vredesakkoord’ gesloten tussen Bozizé, de rebellen en vertegenwoordigers van de civiele samenleving en de politieke oppositie. Tsjaad, Gabon, Congo-Brazzaville en Equatoriaal-Guinea zouden garant staan.

Achteraf bleek dat Bozizé de civiele samenleving om de tuin had geleid met smoesjes. Die voelde zich dan ook niet meer gebonden door het akkoord.

Het akkoord van Libreville voorzag in een machtsdeling onder de vorm van een ‘regering van nationale eenheid’ die zou worden geleid door een premier die aanleunde bij de oppositie. Bozizé zou president blijven tot de verkiezingen van 2016, maar zou zijn macht sterk ingeperkt zien.

De 2.000 rebellenstrijders van Séléka zouden worden geïntegreerd in het regeringsleger, met behoud van hun graad. De Zuid-Afrikaanse troepen die Bozizé had ‘uitgenodigd’, moesten vertrekken. Politieke gevangenen zouden meteen vrijkomen.

De FOMAC (Force multinationale d’Afrique Centrale, samengesteld uit 500 elitesoldaten uit Tsjaad, Gabon, Kameroen en Congo-Brazzaville) zou op de uitvoering van het bereikte akkoord moeten toezien in samenwerking met de al bestaande MICOPAX (Mission de Consolidation de la Paix en Centrafrique), die eigenlijk een slapend bestaan leidde.

Als premier van de regering van ‘nationale eenheid’ werd Nicolas Tiangaye aangesteld. Séléka kon vijf ministers benoemen op soms strategische departementen zoals mijnbouw en defensie. Even leek de rust in de CAR te zijn teruggekeerd, maar lang heeft het niet geduurd.

Séléka start nieuw offensief

Op 11 maart begonnen de rebellen een nieuw offensief omdat ze vonden dat Bozizé zich niet hield aan de gemaakte afspraken van Libreville. Vooral de aanwezigheid van de Zuid-Afrikaanse troepen was hen een doorn in het oog. Al snel werden weer steden ingenomen en geplunderd. De VN waarschuwde voor de snel verslechterende situatie waarbij melding werd gemaakt van verkrachtingen en de rekrutering van kindsoldaten.

Op zondag 17 maart formuleerde rebellenleider Michel Djotodia, die al twee keer een mislukte poging ondernam om verkozen te geraken bij parlementsverkiezingen en in de leer ging bij rebellen in Darfour, een ultimatum aan Bozizé. Als die daar niet binnen de 72 uur op zou ingaan, zou niets of niemand Séléka er nog van weerhouden om door te stoten tot Bangui.

Die shocktherapie werd duidelijk niet door iedereen binnen de rebellenbeweging gesteund. Om zijn woorden kracht bij te zetten, werden de vijf Séléka-ministers zelfs ‘gegijzeld’ in het rebellenbolwerk Sibut toen ze kwamen onderhandelen.

Ultimatum loopt af, Bangui wordt ingenomen

Toen woensdag 20 maart het ultimatum afliep zonder dat Bozizé op de eisen was ingegaan, was het voor alle waarnemers duidelijk dat de dagen van Bozizé als president waren geteld. Vrijdagavond 22 maart viel de strategische stad Damara in handen van de rebellen. Zaterdag bereikten ze na hevige gevechten de buitenwijken van Bangui.  

Bozizé, die zelf op 15 maart 2003 met een staatsgreep aan de macht kwam tegen zijn voorganger Ange-Félix Patassé, waarbij hij toen nog kon rekenen op de steun van Franse militairen, was vorige week op bezoek in Zuid-Afrika om met zijn ambtgenoot Zuma te overleggen over de verderzetting van de onderlinge militaire samenwerking waaraan hij zijn lot had verbonden.

Zondagmorgen 24 maart werd hij echter gedwongen naar Kameroen te vluchten door de militaire successen van Séléka en de dood van de Zuid-Afrikaanse soldaten.

Grondwet en parlement buiten werking

Voor de zoveelste keer sinds de onafhankelijkheid van Frankrijk in 1960 heeft een staatsgreep toegeslagen in dit door armoede en geweld zwaar geteisterde land. Maandag heeft de Afrikaanse Unie het lidmaatschap van de CAR opgeschort en sancties afgekondigd tegen de rebellenleiders. Ook de VN, de EU en Frankrijk hebben de staatsgreep al veroordeeld en opgeroepen “om de constitutionele orde te herstellen”.

Maandag heeft de zelfuitgeroepen nieuwe sterke man, Djotodia, tijdens een persconferentie in Bangui aangekondigd dat de grondwet van 2004 buiten werking wordt gesteld, het parlement met onmiddellijke ingang ontbonden en dat hij per decreet zal regeren in afwachting van de organisatie van verkiezingen.

Hij behoudt wel het vertrouwen in premier Tiangaye, die aan het hoofd van een regering van ‘nationale eenheid’ de orde in het land moet herstellen. De grenzen worden gesloten en in grote delen van de hoofdstad viel de elektrische stroom uit.

Om grootschalige plunderingen en afrekeningen met aanhangers van het verdreven regime te voorkomen, gaan gemengde patrouilles van Séléka-rebellen en eenheden van de FOMAC de orde handhaven.

Internationaal overleg pakt fundamenteel probleem armoede niet aan

De humanitaire situatie was al slecht in de CAR en door de gebeurtenissen van de laatste dagen zijn nog meer mensen ontheemd geraakt en hebben diverse internationale hulpverleningsorganisaties hun personeel moeten terugtrekken.

Wat zich nu voordoet in een van de meest ‘vergeten’ en armste landen ter wereld, is een treurig voorbeeld van hoe internationale bemiddeling bij conflicten tot mislukken is gedoemd als aan de schrijnende problemen van armoede en ongelijke ontwikkeling in een zwakke staat, gecombineerd met grensoverschrijdende conflicten, wapen- en diamantsmokkel, geen fundamentele oplossingen worden geboden.
 

take down
the paywall
steun ons nu!