Het Zuiden, kompas voor de toekomst
Nieuws, Cultuur, Rektoverso -

Het Zuiden, kompas voor de toekomst

Europa lijkt het noorden kwijt. Minstens in de geesten taant onze leidende en welvarende positie. Tijd om een aantal inspirerende denkers te volgen naar het Zuiden, dat – ten goede en ten kwade – kan gelden als een laboratorium voor wereldwijde ontwikkelingen en creatieve strategieën.

donderdag 21 maart 2013 12:40
Spread the love


doc

Wat heeft pakweg Afrika – dat in de heersende opvatting in het Westen toch nog altijd ‘onderontwikkeld’ is en achterop loopt in de vaart der volkeren – ons bij te brengen over de toekomst? In Theory from the South: Or, How Euro-America is Evolving Toward Africa presenteert het antropologenkoppel John en Jean Comaroff (zelf afkomstig uit Zuid-Afrika en sinds jaren werkzaam in de VS en Europa) een visie die het klassieke evolutionaire denken radicaal uitdaagt. Afrika, en ‘the global South’ in het algemeen, zou op vele vlakken de voorhoede vormen voor ontwikkelingen in Europa en Noord-Amerika. Die laatste lijken op hun beurt – door de spectaculaire toename van armoede, werkloosheid en economische ongelijkheid in de jongste jaren – te evolueren naar toestanden die we tot voor kort met de derde wereld associeerden. En dat is geen toeval, volgens de Comaroffs. Die toestanden zijn immers symptomen van een systeem waarin crises geen toevallige uitwassen zijn, maar er intrinsiek bijhoren. En dat systeem kreeg eerst vrij spel in Afrika en andere plaatsen in het Zuiden – Zuid-Amerika en Zuid-Azië kenden hun eigen varianten en bijhorende crises – alvorens het ook in Europa ten volle in praktijk werd gebracht. Het Zuiden kan dan ook een bron van informatie en inspiratie vormen om de huidige processen in Europa te benaderen.

VAN BAMAKO TOT ATHENE

Zo is het verhaal van de gelauwerde film Bamako (2006) erg instructief. In dit Afrikaanse docudrama ensceneert de Mauritaanse cineast Abderrahmane Sissako een fictieve rechtszaak tegen de Wereldbank en het IMF, die aangeklaagd worden voor de desastreuze effecten van hun zogeheten structural adjustment programs. 56_Rogghe380.jpgIn de alledaagse setting van een binnenplaats in de Malinese hoofdstad worden gewone mensen opgeroepen als getuigen. Het is immers in hun dagelijks leven dat de impact van het dwingende beleid van de westerse financiële instellingen zich beenhard laat voelen. In ruil voor leningen moesten regeringen in heel Afrika hun economie hervormen (lees: openstellen voor de ‘vrije’ markt van handel en kapitaal) en besparingsmaatregelen doorvoeren. De kritiek luidt dat deze neoliberalisering neerkwam op een neokoloniaal project (Afrika blijft een wingewest) dat nieuwe democratieën en prille vormen van de Afrikaanse welvaartsstaat fnuikte in de knop, en het continent in de wurgende afhankelijkheid van een schuldrelatie dwong. Men sneed in pensioenen, gezondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid, publieke infrastructuur, dienstverlening en zo meer. Buitenlandse bedrijven deden gouden zaken bij de privatisering van de rijkdommen en de overname van kritische functies van de staat, terwijl de middenklasse – ja, ook Afrika kende in de jaren 1960 en 1970 een opkomende middenklasse – in de armoede werd gestort.

Het sobere format van Bamako valt, helaas, al te makkelijk te vertalen naar het Zuid-Europa van vandaag. Ook daar zouden vele burgers gecast kunnen worden als getuigen van de drastische verarming van de maatschappij na het opleggen van de austerity measures, met verhalen over wachtrijen voor voedselbedelingen, medicijnen die onbetaalbaar werden, het verlies van hun huis, hun job, hun pensioen of hun toekomstperspectief. ‘The so-called “New Normal” of the North is replaying the recent past of the South’, vatten de Comaroffs het samen, ‘ever more in a major key.’ Ook pijnlijk voelbaar in de concrete levens van de getroffen bevolking: stijgende zelfmoordcijfers, een toename van misdaad en (etnisch) geweld en de schrikbarende opmars van neonazisme in Griekenland.

HET ZUIDEN IN HET NOORDEN

Hoewel zulke verhalen ons mondjesmaat bereiken, leeft in ons land nauwelijks een betrokkenheid bij deze niet-eens-zo-verre situatie, laat staan een democratisch debat over de achterliggende (Europese) beleidskeuzes, mechanismes en mantra’s – nieuwe toepassingen van recepten die in het Zuiden hun nefaste uitwerking al ruimschoots hebben bewezen. Integendeel, het discours van ‘noodzakelijke besparingen’ en ‘begrotingsdiscipline’ domineert nog steeds onze media, alsof het de logica zelve is. Het klinkt nog steeds luider dan de roep om de echte verantwoordelijken van de crisis te vervolgen of het systeem in vraag te stellen dat deze miserie mogelijk heeft gemaakt.

Intussen blijven – zoals de Comaroffs vaststellen – in Euro-Amerika praktijken aan de gang in diezelfde lijn: bedrijven zetten regeringen onder druk om minimumlonen te verlagen, de arbeidsmarkt te flexibiliseren en de rechten van werknemers terug te dringen, milieuwetten te versoepelen, hun eigen infrastructuur te subsidiëren met publiek geld, hen vrij te stellen van belastingen en tegelijk te beschermen tegen verlies en aansprakelijkheid; terwijl intussen streng bespaard ‘moet’ worden op jobs in de openbare sector en op publieke uitgaven. In deze context groeit de nieuwe klasse van het zogenaamde ‘precariaat’ gestaag aan: mensen uit de midden- en arbeidersklasse die geconfronteerd worden met een onzekerheid en instabiliteit die lange tijd kenmerkend was voor het leven buiten het Westen.

Er is steeds meer ‘Zuiden’ in het noorden is en steeds meer ‘Noorden’ in het zuiden

Het is in die zin dat de Comaroffs schrijven dat termen als ‘the global South’ en ‘the global North’ geen vaststaande geografische categorieën zijn, maar veranderlijke relaties. Dat er steeds meer ‘Zuiden’ in het noorden is en steeds meer ‘Noorden’ in het zuiden, en dat beide tendensen in de toekomst alleen maar zullen toenemen. Want inderdaad zien we ook de omgekeerde tendens, zij het op veel kleinere schaal: het clubje miljonairs in BRICS-landen als China en Brazilië groeit aan. Sommige zuiderse landen opereren niet langer in de marge van de globale economie, maar affirmeren zich als nieuwe, leidende centra en lijken soms zelfs de relatie met hun ex-kolonisator om te draaien. De Comaroffs geven een paar voorbeelden: de Indische auto-industrie neemt Groot-Brittannië over; Nigeria experimenteert met visionaire vormen van urbanisme (Lagos is volgens Rem Koolhaas ‘a paradigm for the future’); de banksector in Hong Kong heeft een enorme impact op de ontwikkeling van nieuwe financiële producten wereldwijd … En hieraan kunnen we nog het fenomeen toevoegen dat Brazilië – tegenwoordig onder meer koploper in de biodieselindustrie – de laatste tijd zozeer in trek is bij economische migranten, dat het de nood voelt om (schijn)huwelijken te onderzoeken van laagopgeleide Brazilianen met hoogopgeleide Portugezen.

VERVAL ALS VOORWAARDE VOOR BESCHAVING

De verhoudingen in de wereld zijn veranderd, zoveel is duidelijk. Europa is uit zijn globale comfortzone geschud. De vraag is nu hoe daarmee om te gaan. Eén mogelijke reactie is een houding van defensief doemdenken, zoals doorklinkt in wat de Antwerpse procureur Herman Dams onlangs wist te verklaren in een interview: ‘Wat hebben we gemaakt van de samenleving die we na de Franse revolutie, die mooie lente van toen, hebben gekregen? Een bittere winter. Nu moeten we zelf verantwoordelijkheid nemen. Anders zal ons een nieuwe lente overkomen. En dan mag je kiezen: wil je een islamitische of een Chinese lente? Want zoiets zal het worden.’ Niet alleen spreekt uit deze vreemde beeldspraak een irrationele nostalgie naar een geïdealiseerd verleden, ze drukt vooral een angst uit voor een onbestemde toekomst, die gekanaliseerd wordt in een vijandsbeeld of twee. Alsof de westerling, de ex-kolonisator, zich de opkomende macht van de (cultureel verschillende) ander niet anders kan voorstellen dan als een directe bedreiging voor het zelf.

Die angst voor een mogelijk verval is – zo stelt de Nederlandse cultuurfilosoof Ton Lemaire – bijna even oud als de Europese cultuur zelf. Terwijl het op zich niets problematisch hoeft te zijn: ‘Ontdaan van zijn dramatische connotaties, als catastrofe of invasie door “barbaren”, is verval of ondergang het normale lot van elke cultuur.’ De ondergang van Europa, in de zin dat zij – in vergelijking met een eeuw eerder – ‘van het machtscentrum van de wereld tot een perifere provincie’ geworden is, kan volgens Lemaire zelfs een katharsis zijn. Pas door haar verval als wereldmacht, zo meent de filosoof, kan Europa zichzelf waarmaken als beschaving. Dit soort ‘verraad’ aan Europa’s geprivilegieerde positie zouden kritische intellectuelen dus juist moeten steunen, in plaats van ze te vrezen. Om opgewassen te zijn tegen de toekomst is angst een slechte raadgever.

Pas door haar verval als wereldmacht kan Europa zichzelf waarmaken als beschaving

Zo is het nuttig om Lemaires boekje Twijfel aan Europa – Zijn de intellectuelen de vijanden van de Europese cultuur? uit 1990 nog eens te lezen. Hoewel de tekst meer dan twintig jaar oud is, bevat hij bedenkingen die bijzonder relevant zijn als we het huidige momentum van de eurocrisis willen benutten om de discussie over de identiteit en het beleid van Europa eens echt ten gronde aan te gaan. Wat vinden we waardevol en waar willen we naartoe?

Lemaire stelt dat de Europese cultuur aaneenhangt van ambivalenties. Om er maar één te noemen: het project van de Europese moderniteit ontwikkelde humanistische ideeën als rationaliteit, kritisch denken, tolerantie en openheid als centrale waarden, maar in de praktijk gaat die moderne geschiedenis van Europa gepaard met kolonialisme, fascisme en twee wereldoorlogen. Dat brengt Europese intellectuelen in een lastig parket: hoe kunnen ze, trouw aan de traditie van (zelf)kritiek, een cultuur omarmen die voor de buitenwereld propageert een universele beschaving te zijn, terwijl dit al te vaak een façade blijkt voor de barbarij van imperialisme en despotisme? Het is in die optiek dat Lemaire het machtsverval van Europa als een opportuniteit beschouwt om zich te verlossen van de verwerpelijke elementen van de westerse cultuur – onderdrukking, geweld, dogmatisme – en zo de verdedigbare componenten ervan – kritisch denken, vrije communicatie, democratie – pas echt te kunnen realiseren.

EUROPA HEEFT TOEKOMST, MAAR WELKE?

Twijfel aan Europa dateert uit een tijd waarin het kapitalisme net een grote overwinning heeft behaald: met de val van de Muur en het politieke failliet van het Oostblok lijkt er geen alternatief meer te bestaan. Lemaire verwijst daarnaar met gemengde gevoelens. Hij vreest dat het ‘Nieuwe Europa’ zijn taak eenzijdig zal invullen, meegesleept in de logica van de nu echt globale markt: ‘Het verenigde West-Europa zal de productie willen verhogen, de economische groei stimuleren, de winsten vergroten, haar bruto (nationaal) product doen toenemen …’

56_Rogghe2380.jpgDat zou een gemiste kans zijn, bepleit de filosoof, want zelf ziet hij een andere cruciale rol voor Europa weggelegd: ‘Juist als perifere provincie van de wereld, ontlast van haar wil tot macht, zou Europa de wereld kunnen informeren over de problemen, de mogelijkheden en de grenzen van de moderniteit.’ De keerzijdes van de moderne medaille die Lemaire daarbij opsomt, klinken als een diagnose van vandaag: ‘de panische bedrijvigheid en het onvermogen om in het heden te leven’, de ‘infantilisering van het denken’ onder invloed van de massacultuur en massamedia, de ‘spirituele leegte’ ten gevolge van de ontvoogding van religie en kerk, en vooral ook de vernietigende impact op het milieu. Zijn nieuwe missie voor Europa klinkt uitgesproken ecologisch: omdat Europa de modernisering heeft ingezet, zou het ook ‘het centrale bewustzijn van de planetaire problemen’ moeten zijn die daarmee gepaard gaan. Of nog: ‘West-Europa zou moeten voorgaan in de poging om de Verlichting en Vooruitgang te begrenzen, om te voorkomen dat de mens zichzelf en de planeet Aarde zal vernietigen.’

Twintig jaar later is wel duidelijk welk van beide projecten – de economische groei of het ecologische evenwicht – tot nog toe de prioriteit geniet van Europa. Althans, van Europa als instituut. Wanneer de Europese burgers zelf worden bevraagd, leggen zij de prioriteit voor het Europees Parlement keer op keer bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Bij de laatste Eurobarometer waren ook de uitslagen op de vraag naar de Europese identiteit opmerkelijk: het zijn de waarden van democratie en vrijheid enerzijds, en anderzijds de euro als gemeenschappelijke munt, die door de Europeanen als belangrijkste onderdelen van hun gedeelde identiteit worden beschouwd. En dat terwijl de euro meer dan ooit ter discussie staat, en de Europese instellingen bijna synoniem zijn geworden voor ‘democratisch deficit’ – door hun gebrek aan transparantie en nabijheid bij de burger, hun intieme verbondenheid met de lobby-industrie (zie bv. de documentaire The Brussels Business) en hun recente praktijk om verkozen regeringen te vervangen door zakenkabinetten van ex-bankiers.

WERELDWIJS VAN ONDERAF

Welke toekomst dan wel voor Europa? En waar kunnen we de inspiratie en concepten vinden om die toekomst te verbeelden? In de titel van de Comaroffs, Theory from the South, ligt een uitnodiging. Het globale Zuiden is traditioneel de regio waarover theorieën worden ontwikkeld, niet vanwaar ze geproduceerd worden. Maar nu westerse regeringen besparen op onderzoek en onderwijs, terwijl een zelfbewust Zuiden juist meer inzet op intellectuele productie in onder meer de sociale wetenschappen, zou ook daar een wel eens kentering in kunnen komen.

Maar daar hoeven we niet op te wachten om op het appel van de Comaroffs in te gaan en het Zuiden te erkennen als een waardevolle bron van kennis en inzichten in een geglobaliseerde wereld. Zoals Homi Bhahba zegt: ‘It is from those who have suffered the sentence of history – subjugation, domination, diaspora, displacement – that we learn our most enduring lessons for living and thinking.’ En die lessen uit ‘onderwerping, overheersing, diaspora en verplaatsing’ hoeven we niet eens zo ver te zoeken: ook in onze eigen maatschappij, gekenmerkt door migratie, zijn die ervaringen aanwezig.

Bhahba vat hier in feite de kern van het postkoloniale project. Postkolonialisme is volgens die opvatting – ook glashelder uiteengezet door Robert J.C. Young in zijn bijzonder inspirerende Postcolonialism: A Very Short Introduction – niet zozeer de geografische of historische conditie van bepaalde volkeren, dan wel een dynamisch geheel aan inzichten die ons allemaal aangaan. ‘Postcolonialism (…) is a general name for these insurgent knowledges that come from the subaltern, the dispossessed, and seek to change the terms and values under which we all live.’ Als kritische levenshouding en denkwijze ligt de postkoloniale geestesverruiming in ieders bereik, ongeacht afkomst of achtergrond. Het begint met een manier van kijken: ‘You can learn it anywhere if you want to. The only qualification you need to start, is to make sure that you are looking at the world not from above, but from below.’

Een aantal problemen waarmee de Europese bevolking wordt geconfronteerd, zijn in het Zuiden déjà vu, déjà vécu

In de jaren 1960 was ook de term ‘tricontinentalisme’ in zwang, verwijzend naar de drie zuiderse continenten Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Tricontinental is tevens de naam van het magazine en de conferentie waarin postkoloniale theoretici en activisten uit alle werelddelen, van Che Guevara tot Jean-Paul Sartre, dit nieuwe perspectief vormgaven. De Zuid-Zuid-dialoog was – en is – hierbij een belangrijke bron van kennis en emancipatie.

Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat mensen in Europa vandaag, op zoek naar strategieën om met de crisis om te gaan, zich actief inschrijven in die dialoog. Een treffend voorbeeld is de Griekse activistische documentaire Debtocracy, volledig gefinancierd met crowdfunding en gratis online te bekijken. Daarin worden parallellen getrokken tussen de Griekse schuldencrisis, de economische crisis in Argentinië rond 2000 en de revolutionaire oplossing voor het schuldprobleem van Ecuador in 2006. Deze aanpak biedt een breed publiek inzicht in het probleem en suggereert dat de oplossing die voor Ecuador werkte, ook Griekenland zou kunnen helpen. Een andere innovatieve respons op de Argentijnse crisis is dan weer te zien in Naomi Kleins documentaire The Take/La Toma, die volgt hoe afgedankte arbeiders de controle opeisen over de leegstaande fabrieken – die ondanks ettelijke publieke investeringen en winstgevende activiteiten werden gesloten door hun beheerders, wat volgens de arbeiders onverantwoord is en hen het recht geeft om de fabriek aan de gemeenschap terug te geven. Onder de slogan ‘occupy, resist, produce’ organiseren ze zich, met de ostentatieve steun van die gemeenschap, tot coöperatieven die de fabrieken opnieuw doen draaien.

EXIT ‘THE WEST’ EN ‘THE REST’

Een aantal problemen waarmee de Europese bevolkingsinds de crisis wordt geconfronteerd, zijn in het Zuiden déjà vu, déjà vécu. En zoals de Comaroffs aantonen, zijn niet alleen de oppervlakkige symptomen, maar ook de achterliggende processen gelijkaardig. Voor wie de complexe geschiedenis-in-wording beter wil begrijpen, is luisteren naar het Zuiden daarom essentieel.‘How was it that the over-analyzed Asian and Latin American financial crisis, or the ill-effects of structural adjustment in Africa, sounded no warning bells for the future of the Global North?’, vragen de Comaroffs zich af. Een gebrek aan postkoloniaal perspectief, aan aandacht voor wat je kan zien als je ‘kijkt van onderaf’, is wellicht een deel van het antwoord. Nu nog gaan er stemmen op dat er geen vergelijk kan zijn tussen Afrika en Euro-Amerika, tussen ‘the west’ en ‘the rest’. Afrika is nu eenmaal permanent in crisis, klinkt het dan, en wij zijn gelukkig beter af – alsof armoede geen door menselijke processen geprovoceerde toestand is, maar een of ander natuurfenomeen. Tja, spreken we ook niet van kinds af over ‘de arme landen’, net zoals we spreken over ‘de warme landen’? Dat de grenzen tussen het Noorden en het Zuiden toch vloeibaarder blijken dan gedacht – hoewel ze voor de meesten onder ons vooralsnog op veilige afstand blijven – zet die essentialistische visie op de helling.

Geografische grenzen spelen weinig rol meer voor het financiële kapitaal en het sociaal-economische programma van het neoliberalisme. Dat opereert transnationaal en bepaalt het aangezicht van de hele wereld (zoals Susan George van het Transnational Institute eloquent betoogt in haar stuk over de ‘Davos class’). Dus moet ook het antwoord daarop een beweging zijn die zich transnationaal organiseert en informeert, en daarbij ook het mentale dualisme tussen Noord en Zuid, tussen het Westen en de rest overstijgt.

Het postkoloniale project waar Europa nood aan heeft om de toekomst de gewenste vormen te geven, zoekt die informerende en vitaliserende conversatie dus transnationaal, maar ook nationaal en lokaal – in de superdiversiteit van haar eigen samenleving. De theorie én de praktijken van het Zuiden – waar zich dat ook bevindt – hebben Europa immers veel te bieden.

 

Kristin Rogghe studeerde wijsbegeerte en transmedia, is dramaturg bij ’t Arsenaal (GEN2020) en ook actief in film en beeldende kunst.

take down
the paywall
steun ons nu!