foto dr Tim Blair
Nieuws, Europa, Politiek, Feminisme, Vergrijzing -

Een linkse, feministische kritiek op het Europese vergrijzingsbeleid

Een pleidooi voor de waardering en valorisering van zorg voor elkaar.

dinsdag 5 maart 2013 15:36
Spread the love

Het afgelopen jaar was het Europees Jaar van het Actief Ouder Worden en Intergenerationele Solidariteit. Discussies over deze thematiek vonden vooral intern plaats binnen overheden en beleidsinstellingen.

Tot een brede maatschappelijke discussie is het nooit gekomen. Pertinente vragen als “Willen we wel actief ouder worden, en zo ja, hoe zou dat er dan uitzien?” leidden niet tot een breed en diepgravend maatschappelijk debat, ondanks een aantal waardevolle bijdragen in bepaalde kranten.

Wie er de Europese beleidsdocumenten over het afgelopen Europees Jaar op naslaat komt al snel tot de vaststelling dat dit ook niet de bedoeling was, zo’n fundamenteel debat. Dat we allemaal langer moeten werken stond van meet af aan vast. Het Jaar was vooral georganiseerd om zogenaamde good practices uit te wisselen.

Geen alternatieven voor het activeringsbeleid?

Het discours dat hierachter schuilgaat doet uitschijnen dat er geen alternatieven bestaan. Het stelt het economische systeem niet in vraag als mogelijke oorzaak voor de huidige financiële problemen. Sterker nog, het wordt zonder enige discussie naar voren geschoven als dé oplossing. Dit terwijl er de laatste 40 jaar volgens de Belgische professor Bernard Lietaer 425 economische systeemcrashes zijn geregistreerd.

Bovendien wordt verondersteld dat met een hoger nationaal inkomen door verhoogde arbeidsparticipatie, hét ultieme middel, de ‘kosten’ van de vergrijzing zullen kunnen worden gedekt. Dit gaat echter alleen op als de werkenden daadwerkelijk bereid zijn om een groter deel van hun inkomen af te dragen.

Volgens het Nationaal Planbureau (NP) is dat niet per se evident. Volgens het NP is de economische thesis ‘hoe groter de taart, hoe meer er te verdelen valt’ niet noodzakelijk waar. Een hoger bruto binnenlands product (BBP) leidt niet automatisch tot een grotere herverdeling. Hiervoor is een degelijk herverdelingsbeleid onontbeerlijk.

De perverse gevolgen van meer en langer werken

We moeten met zijn allen dus langer en meer gaan werken om de vergrijzing met zijn groeiende zorgvraag op te vangen. Het instrument dat wordt ingezet om dit te bewerkstelligen is het activeringsbeleid. Het uitgangspunt van dit beleid is dat iedereen, inclusief mensen uit kansengroepen, zo snel mogelijk dient te worden klaargestoomd voor ‘actieve’ deelname.

De algehele druk tot effectieve participatie is echter zo hoog dat er weinig tot geen ruimte overblijft voor de begeleiding van ‘kwetsbaren’ in een veeleisende kenniseconomie waardoor de duurzaamheid van hun tewerkstelling onder druk staat. Verschillende inschakelingsorganisaties wijzen op de perverse effecten van het huidige efficiënte maar weinig veerkrachtige beleid. Zij constateren onder meer extra uitsluiting bij mislukking en een toename van het individueel schuldgevoel.

Het activeringsbeleid viseert met name vrouwen, senioren en migranten omdat zij het minst vertegenwoordigd zijn op de betaalde arbeidsmarkt. De eenzijdige focus op betaalde arbeid als enige erkende, gewaarde en dus legitieme vorm van werk, maakt dat de activiteiten die zij uitoefenen (denk hierbij bijvoorbeeld aan zorgarbeid) totaal niet worden erkend en gevaloriseerd.

Dat terwijl de totale werklast van vrouwen, ondanks hun lagere arbeidsparticipatiegraad, gemiddeld (al) een stuk hoger ligt dan die van mannen. Zij zijn dus netto gezien al meer geactiveerd.

Vrouwen, migranten en senioren worden door het huidige beleidskader eenzijdig onder druk gezet om te voldoen aan de witte, heteroseksuele, mannelijke norm. De mensen die al aan deze dominante norm voldoen worden echter niet gedwongen of gemotiveerd om meer zorgarbeid op te nemen. Hierdoor dreigt de hoge activiteitsgraad van vrouwen nog toe te nemen. Studies laten immers zien dat vrouwen die meer zijn gaan werken veelal niet minder zijn gaan zorgen. Een – jawel – zorgwekkende ontwikkeling.

Een andere dominante groep die door dit beleid wordt ‘getargeteerd’ zijn lager opgeleiden. De werkzaamheidsgraad van lager opgeleide vrouwen is 30,8 procent, tegenover 79,5 procent van die van hoger opgeleide vrouwen[1]. Van de lager opgeleide mannen is 46,9 procent aan het werk[1]. Om de Belgische werkzaamheidsratio van 2020 te kunnen halen zullen laagopgeleiden, en met name lager opgeleide vrouwen, aanzienlijk meer moeten participeren aan de betaalde arbeidsmarkt. Gezien de huidige (organisatie van de) arbeidsmarkt en de sociale zekerheid is dit onwaarschijnlijk.

In het eindrapport van het onderzoeksproject ‘Recht op pensioen? (Einde)Loopbanen bij laaggeschoolde vrouwen’ van Flora vzw uit 2008 valt te lezen dat er in België onvoldoende duurzame en kwaliteitsvolle banen zijn voor laaggeschoolde vrouwen. Op de reguliere arbeidsmarkt komen zij hoofdzakelijk terecht in tijdelijke deeltijdse functies. Het aanbod van voltijdse functies met een contract van onbepaalde duur blijkt voor hen uiterst beperkt.

Om hun werkzaamheidsgraad daadwerkelijk te verhogen zouden er dus meer laaggeschoolde (voltijdse) banen moeten worden gecreëerd in die sectoren waar zij werkzaam zijn. Een activeringsbeleid dat inzet op de participatie van deze groep zal immers niets uithalen zolang er sprake is van een structureel tekort aan laaggekwalificeerde jobs.

Dit is echter niet het enige fundamentele obstakel. Het is voor laaggeschoolde vrouwen namelijk onaantrekkelijk om meer betaalde arbeid te verrichten op de reguliere arbeidsmarkt. Hun inkomen uit arbeid ligt – na aftrek van kosten verbonden aan de arbeidssituatie (denk hierbij aan vervoerskosten, kinderoppas,…) en het verlies van de voordelen als werkloze – zo laag dat het voor hen interessanter is om hun leefloon aan te vullen met inkomsten uit zwart werk.

Ook hebben zij weinig redenen om de reguliere arbeidsmarkt te betreden voor de opbouw van een degelijke financiële oudedagvoorziening; veel laaggeschoolde vrouwen zullen aan het einde van hun loopbaan met moeite beroep kunnen doen op een minimumpensioen dat net hoger ligt dan de Inkomens Garantie voor Ouderen (IGO-uitkering).

Aandacht voor zorg en solidariteit

Laten we teruggaan naar de reden achter het door Europa voorgestelde vergrijzingsbeleid en de daarbij behorende doelstellingen voor de individuele lidstaten voor 2020. Wat wordt er primair beoogd? Het Europese beleid is ontwikkeld als antwoord op de toenemende vergrijzing en de nood aan intergenerationele solidariteit.

Waar we dus in toenemende mate en dringend behoefte aan hebben is voldoende zorg voor en solidariteit met de groeiende groep ouderen in onze samenleving. Deze dingen zijn echter lastig te bewerkstelligen binnen de heersende kapitalistische economie en conflicteren met een aantal van haar kernwaarden. Denk hierbij aan concurrentie (in plaats van samenwerking), productie (in tegenstelling tot reproductie) en individualisme (in plaats van solidariteit en collectiviteit).

Een aantal wetenschappers, waaronder Donella Meadows, Bernard Lietaer en Paul Verhaeghe, stelt dan ook dat de huidige neoliberale economie zélf de oorzaak is van het huidige en toekomstige tekort aan zorg en solidariteit. Het ongebreidelde individualisme dat binnen onze huidige economie wordt aangemoedigd heeft het sociale weefsel ernstig verzwakt. Dit sociale weefsel kan hersteld worden door mensen in staat te stellen om zich opnieuw met elkaar te verbinden en voor elkaar te zorgen[3]

Uiteindelijk zijn we perfect in staat om voor onze ouderen te zorgen, bijvoorbeeld als zorgarbeid wordt gevaloriseerd middels een alternatieve munt, een interessant voorstel van Bernard Lietaer. Op die manier loont het om onbetaalde zorgarbeid op te nemen zonder mee te hoeven gaan in de traditionele geldlogica[4].

Een dergelijke aanpak maakt bovendien de eenzijdige ‘activering’ van vrouwen, lager opgeleiden en migranten overbodig. Zij werken dan immers ook en worden hiervoor op alternatieve wijze beloond. Het blijft echter belangrijk dat ook zij gelijke toegang hebben/krijgen tot de betaalde arbeidsmarkt. Daarenboven mogen we het belang van betaalde arbeid niet uit het oog verliezen. Betaalde arbeid is nog altijd noodzakelijk om de pensioenkosten te kunnen dekken. 

Een ander belangrijk voordeel van een alternatief plan is dat het de staatsuitgaven niet verder doet oplopen en de planeet niet extra onder druk zet. We gaan dan namelijk niet met zijn allen meer betaald werken en dus meer uitgeven; het plan gaat dus niet mee in de heersende groeilogica.

Om een dergelijke aanpak effectief te kunnen realiseren moeten we inzetten op sociale verandering en de formulering van andere collectieve prioriteiten, zo vindt Dennis Meadows, lid van de Club van Rome. De (her)waardering van traditioneel vrouwelijk geconnoteerde waarden als zorg, solidariteit en samenwerking is een belangrijke uitdaging; een feministisch project bij uitstek.

Lees ook de bijlage:  De invloed van de financiële crisis op de positie van vrouwen

 

Voetnoten

  • [1]Vrouwen en Mannen in België, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2011, p. 108
  • [2]Vrouwen en Mannen in België, Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, 2011, p. 108
  • [3]Rapport Wijze Wetenschappen, Instituut Samenleving en Technologie (IST), 2012, p. 29
  • [4]Rapport Wijze Wetenschappen, Instituut Samenleving en Technologie (IST), 2012, p. 32

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!