Amerika's destructieve droom
Nieuws, Politiek, Cultuur, Recensie, VS, Kapitalisme, Barack Obama, Democraten, Republikeinen, Boekrecensie, Occupy Wall Street, Individualisme, Evita Neefs, Amerika's destructieve droom, Verzorgingsstaat -

‘Amerika’s destructieve droom’: de akelige keerzijde van de ‘American dream’

Geert Mak en Bjorn Soenens liepen in de kijker met hun recente boeken over Amerika, maar eigenlijk verdient Evita Neefs meer aandacht. Haar 'Amerika's destructieve droom' fileert haarscherp 'hoe de mythe een nachtmerrie werd' en verduidelijkt wat Europeanen niet kunnen vatten: de slachtoffers van de droom blijven er toch in geloven.

dinsdag 12 februari 2013 10:50
Spread the love

Toen de Canadese activiste en schrijfster van ‘No Logo‘ en ‘The Shock Doctrine‘ Naomi Klein op 6 oktober 2011 de Occupy Wall Street-activisten verzameld in Manhattans Zuccoti Park toesprak, stelde ze een vraag die bij veel niet-Amerikanen leefde: “Waar bleven jullie toch zo lang?”

Want het is vaak moeilijk te vatten. Waarom pikken Amerikanen de vele oorlogen, het wangedrag van Wall Street, de immense ongelijkheden, een politiek die meer investeert in gevangenissen dan in onderwijs, de krediet- en woningcrisis, de redding van banken terwijl armoede explodeert? Waarom ook is zo weinig (massaal) verzet, protest en rebellie? Waarom lijkt de woede maar beperkt om te slaan in actie?

Omdat veel Amerikanen wel beseffen dat er iets niet in de haak is in hun land, maar toch tegen beter weten in (en tegen de eigen belangen in) blijven geloven in een Amerikaanse droom die nochtans verdacht veel weg heeft van een Amerikaanse nachtmerrie. Tot die conclusie kwam De Standaard-journaliste Evita Neefs. Het belet haar niet om in ‘Amerika’s destructieve droom‘ aan te tonen hoe deze dromers dagelijks belazerd worden.

Een lichtpuntje in het donker

In haar voorwoord noteert Neefs dat haar boek geboren werd “uit verbijstering en een toevallige ontmoeting”. De ontmoeting is die met een man die in vervallen caravanpark in Colorado leeft in schijnende armoede. Wat haar van de kaart bracht was niet “zijn trieste levensverhaal, maar zijn loflied op het ongeremde kapitalisme”.

John wees betuttelende hulp van de overheid resoluut af en klampte zich vast aan de overtuiging dat het ooit weer beter zou  gaan als de overheid hem ten minste maar gerust zou laten. Het is Europa zo gekoesterde begrip ‘solidariteit’ liet hem koud, meer nog, het vervulde hem met afschuw. Tot verbazing van Neefs.

Het wederzijds onbegrip, het dovemansgesprek tussen Europeanen en Amerikanen over sociale rechtvaardigheid, motiveerde haar om via een boek te peilen naar wat er leeft en naar wat er de laatste jaren veranderd is, in een samenleving die we in Europa ten onrechte menen te kennen omdat ze zo vertrouwd oogt. Met dank aan Hollywood.

Neefs wijst meteen op een spanningsveld: “De hele Amerikaanse geschiedenis is een tweestrijd geweest tussen de twee kernwaarden van de (Amerikaanse) Droom: vrijheid en gelijkheid”. Uit eigen ervaring (ze studeerde in Californië tijdens de jaren zeventig) stelde ze vast dat de VS, na sinds de Grote Depressie geëvolueerd te zijn naar een meer gelijke samenleving, onder het Reagan-regime een ruk naar rechts maakte: “Vrijheid begon aan een nieuwe opmars, gelijkheid was het slachtoffer”.

Het gevolg was dat toen het faillissement van de bank Lehman Brothers op 15 september 2008 een zware economische crisis inluidde, het vreemd genoeg de slachtoffers waren die meer vrijheid en lagere belastingen als oplossingen zagen en de overheid de schuld van alle onheil gaven. “De hebzuchtige bankiers uit Wall Street en hun gewillige lakeien in het Congres leken me valabeler kandidaten”, aldus Neefs.

Tot haar ontzetting bleek de mythe van de Amerikaanse Droom nog altijd als opium voor het volk te werken en bleven massale manifestaties uit. Tot de Occupy-beweging de kop op stak en in naam van de 99 procent Amerikanen die niet profiteerden van de graaicultuur van de 1 procent, sociale rechtvaardigheid eiste. Een lichtpunt in de duisternis? Het begin van een nieuwe trend? “Ik ben niet optimistisch”, zegt Neefs en om dat te verklaren licht ze de destructieve kracht van de Amerikaanse droom toe.

Armoede en de crisis

“Hoe meer kapitalisme, hoe beter”, houdt het crisisslachtoffer John voor aan Neefs na haar het verhaal verteld te hebben van een neef die een zaak startte, schatrijk werd, failliet ging, van nul herbegon en wéér schatrijk werd. “Zo werkt het kapitalisme,” stelt de man, “en telkens als je beslist om de rijkdom van mensen die ervoor gewerkt hebben te onteigenen en die aan anderen te geven, ondermijn je het kapitalisme en verzwak je onze samenleving”.

Net als veel Amerikanen gelooft John in zelfredzaamheid en gelijke kansen, in de mythe dat vooruitgang verbonden is met wilskracht. Maar wanneer Neefs met welzijnswerkers praat, merkt ze dat armoede niet veroorzaakt wordt door de crisis en niet enkel immigranten die de taal niet beheersen treft. Er zijn immers structurele redenen voor de ravage van de recessie. Met name het ontstaan van een onderklasse die gedoemd is ter plaatse te blijven trappelen. Omdat ongelijkheid leidt tot achterstand.

Het probleem is dat Amerikanen blind zijn voor sociale onrechtvaardigheid omdat ze opgevoed zijn met de gedachte dat armoede en werkloosheid de schuld van het slachtoffer zijn. “De kerngedachte van de Amerikaanse Droom is het geloof dat iedereen gelijke kansen krijgt en dat hard werken naar succes leidt”, schrijft Neefs, “en dus identificeren zelfs de armen zich met de rijken om zichzelf geen mislukkeling te moeten noemen”.

Uit hun onafhankelijksheidsverklaring halen Amerikanen bovendien de overtuiging dat elke individu natuurrechten heeft die niet door de staat mogen beknot, terwijl het in hun calvinistische geloof verankerd individualisme de opvatting staaft dat zelfverbetering en hard werk tot economisch succes leiden.

“De authentieke Amerikaanse Droom is een combinatie van geloof in God en geloof in hard werken, zelfzorg en zelfverbetering”, aldus Neefs, “de Droom is een mengeling van godsdienst en materialisme”.

Die droom “is het cement van dit land dat zowel geografisch als demografisch een bonte lappendeken is”. De Amerikaanse geschiedenis wordt gekleurd door de botsing tussen ‘vrijheid’ en ‘gelijkheid’, twee kernwaarden van het credo. In sommige periodes werd het individualisme getemperd en in andere werd het egoïsme: “Wanneer vrijheid de vrije loop krijgt, is gelijkheid het slachtoffer. In zo’n tijdsgewricht leven we vandaag”.

Rood en blauw Amerika

Onder president Reagan veranderde Amerika grondig. De uit de periode van de Grote Depressie en de New Deal stammende overtuiging dat de overheid best een ruggensteuntje kon geven werd ingeruild voor de opvatting dat de samenleving pas optimaal functioneert wanneer iedereen zijn eigen belang nastreeft.

Mede ook door de media werd de VS van een ‘verenigde natie’ een diep verdeeld land met grondige tegenstellingen. “Amerika is een land van twee waarheden geworden”, stelt Neefs. Democraten en Republikeinen staan lijnrecht tegenover elkaar en alles is zwart of wit, waarbij leden van de verschillende kampen vaak tegen hun eigen belang in ageren (of stemmen).

De vijandigheid is er met de verkiezing van Barack Obama tot president niet minder op geworden. Integendeel, ze is vergroot. Dat heeft veel te maken met verzet tegen verandering (al wie wil veranderen wordt gehaat in de VS), maar ook met ras.

Ras heeft in de VS een complexe politieke betekenis, is historisch verankerd én “is vermengd met het idee van de verzorgingsstaat, met een herverdelend beleid dat indruist tegen het individualisme. En zo roept ras visioenen op van een totalitaire staat. In de gruwelijkste nachtmerries van de bange blanken is Obama als zwarte daarvan het symbool”.

Ondanks Obama’s pogingen om de ‘blokken’ die tegenover elkaar staan te verzoenen, is de vijandigheid nog gegroeid. Bovendien willen Republikeinen tornen aan de regel dat wie in de VS wordt geboren, een Amerikaanse staatsburger is. Door dit credo, dit bindmiddel te vervangen door het begrip culturele identiteit wordt ook de samenhorigheid verder uitgehold, terwijl er angst voor in de plaats komt.

De inkomensongelijkheid in de VS evenaart vandaag de dag die van een ontwikkelingsland, waardoor de kloof tussen rijk en arm groeit. Een kloof die enkel versterkt wordt door falend onderwijs, zo goed als onmogelijk geworden opwaartse mobiliteit én drastisch beperkte investeringen in gezondheidszorg en armoedebestrijding.

De conclusie is dan ook even hard en simpel: de VS is een klassenmaatschappij en de Droom waarop de Amerikanen hun nationale identiteit bouwden, is een mythe.

Woede en hoop

Wanneer er op 17 september 2011 vlak bij Wall Street een tentenkamp verschijnt, bewoond door aanhangers van de Occupy Wall Street Movement lijkt woede over de ongelijkheid en de graaicultuur eindelijk gekanaliseerd te worden in een beweging, die de 99 procent – de slachtoffers van de crisis waarvan de rijkste 1 procent van de Amerikanen profiteren – een stem geeft.

Neefs twijfelt aan de kracht van deze beweging, maar citeert wel mensen die wijzen op groeiende solidariteit (“voor het eerst staan blanken en zwarten zij aan zij in de klassenstrijd”) en toenemende progressieve reflexen. Al zijn er ook stemmen die waarschuwen dat het “veel te vroeg is om te oordelen of deze protestcampagne een halt kan toeroepen aan de dertig jaar oude conservatieve dominantie”.

De twijfel van Neefs heeft veel te maken met het besef dat schermen met klassenstrijd of zelfs maar solidariteit moeilijk ligt in de VS waar veel belang wordt gehecht aan individuele vrijheid. Bovendien is geld zo belangrijk in het land dat meestal de kandidaat met het meeste geld vrijwel steeds de verkiezingen wint.

Politici zijn door het eigen hoge inkomen ook al minder geneigd iets aan de inkomensongelijkheid te doen. Maar, hoopt de auteur, “misschien komt daarin verandering, nu ook de middenklasse doorheeft dat de Amerikaanse droom een fabeltje is”.

Een rem op die verandering is dat de VS “een diep gesegregeerd land is, niet alleen naar ras, ook naar inkomen, cultuur en politiek”. Een land ook waar het vertrouwen in de federale regering verder gekelderd is, wat de argwaan voor nieuwe programma’s enkel vergroot.

Neefs detecteert de woede, maar stelt dat pessimisme de hoop keldert. “Ik heb onderweg menig Amerikaan ontmoet die de toekomst zorgelijk tegemoet kijkt en niet weet hoe het land er weer uit zal geraken. Het lijkt niet meer in staat zich te herstellen”, juist door die interne verdeeldheid. 

“De polarisering besmet de samenleving en de media. Het politieke discours verhardt, de zeden verruwen. Conservatieven en progressieven consumeren andere media en leven in andere werelden, met andere waarheden. De patstelling is compleet. Het land is tot op het bot verdeeld”.

Een te somber beeld ongetwijfeld – het besef dat er iets behoorlijk mis is, leeft over de grote tegenstellingen heen en de woede heeft al geleid tot protest, verzet en het ontkiemen van een nieuwe tegencultuur – maar de analyse van hoe een droom een nachtmerrie werd is vlijmscherp. En puntgaaf.

Dit boek is verkrijgbaar in onze shop.

take down
the paywall
steun ons nu!