VSV, of daden van onbaatzuchtigheid
Nieuws, Europa, Cultuur, Nederland, Geert wilders, VSV, Boekrecensie, Leon de winter, Theo Van Gogh, Job Cohen -

‘VSV’: Leon de Winter reanimeert Theo van Gogh

Naar 'VSV', de nieuwe roman van Leon de Winter, werd reikhalzend uitgekeken. Theo van Gogh zou er immers een sleutelrol in spelen. Blijkt dat de Winter zijn vermoorde kwelduivel omtovert tot een beschermengel. Als ultieme wraak of als finale liefdesverklaring? Dat blijft door het verstrengelen van ironie en fictie lang onduidelijk.

donderdag 13 september 2012 11:45
Spread the love

“Er is geen personage dat zachtere emoties oproept dan Theo van Gogh”, zei Leon de Winter toen hij in Amsterdam zijn nieuwste boek voorstelde, “Het ging er mij om dat ik nu eindelijk een gesprek met hem heb kunnen voeren. Dat is in het echt nooit gebeurd. Ik heb Theo nooit gekend. Maar dat is het mooie van literatuur: dat het in de verbeelding wel kan”.

In ‘VSV‘ (dit verwijst naar ‘Vondel School Vereeniging’, een fictieve school in Amsterdam) voert de auteur van ‘Kaplan’, ‘Hoffman’s honger’, ‘SuperTex’, ‘God’s gym’ en ‘De hemel van Hollywood’ een fictieve, niet therapeutisch bedoelde dialoog (“Daarom schrijf je niet. Dat doe je in eerste instantie om jezelf en anderen te vermaken. En in tweede instantie om de boodschappen te kunnen betalen – en af en toe een nieuwe iPhone”) met Theo van Gogh, ruim 25 jaar lang zijn aartsvijand.

Filmer en schrijver De Winter haatte de immer provocerende cineast van o.m. 06, Interview, Blind Date en Submission omwille van een reeks beledigende columns. Van Gogh schreef in één ervan dat, wanneer de schrijver met zijn vrouw Jessica Durlacher naar bed ging, hij een stuk prikkeldraad om ‘de knots van de geweldenaar’ wond en ‘Treblinka! Treblinka!’ uitriep terwijl hij haar nam.

Het zette De Winter aan om samen met Sonja Barend een jarenlange juridische procedure op te zetten vanwege Van Goghs vermeende antisemitisme. Met de jaren kwamen hun opinies (pro-Israël en anti-islam) dichter bij elkaar te liggen, ze kruisten beiden het pad van de controversiële Somalische prinses Ayaan Hirsi Ali en waardeerden stiekem elkaars artistiek werk.

Van Gogh hield lang vol dat hij niet geneigd was om “langzamerhand de strijdbijl met Leon de Winter te begraven – hoewel onze opvattingen naar te vrezen valt vaak overeenkomen -, doodeenvoudig omdat ik diens beschuldigingen tegen mij altijd dom, ongefundeerd en niet terecht heb gevonden. Als iemand geprobeerd heeft mij voorgoed het zwijgen op te leggen, is ‘t dezelfde meneer. En hij schijnt nog steeds bijzonder gebeten op me te zijn”.

Toch kwam in de laatste maanden voor van Gogh werd neergeschoten het einde van de (woorden)oorlog in zicht. Een verzoening én een samenwerking (voor de verfilming van ‘God’s gym’) leken plots tot de mogelijkheden te behoren – althans volgens de vrienden van beiden die fungeerden als tussenpersonen.

Toen De Winter jaren later op YouTube de vuilbekkende Van Gogh nog eens aan het werk zag (“zo grof, zo over the top”) gooide hij met plezier de thriller, waaraan hij reeds twee jaar werkte, door elkaar. Crimineel Max Kohn, halfbroer van burgemeester Job Cohen, krijgt nog altijd een nieuw hart van een zwarte priester, maar nu ook een beschermengel (in opleiding) in de vorm van de reeds enkele jaren in een soort vagevuur vertoevende Theo van Gogh.

Het verhaal leert ons dat Kohn een relatie had (en zonder het te weten ook een kind) met de bloedmooie arts Sonja (hij was bovendien betrokken bij de moord op haar in louche immobiliënzaken verwikkelde vader) voor hij Nederland ontvluchtte. Sonja leert daarna Jimmy kennen, een zwarte priester die sterft en via een harttransplantatie hartpatiënt Kohn een nieuw leven schenkt. Nog later kruist haar pad  en dat van haar zoon Nathan dat van de schrijver Leon de Winter.

Beschermengel-in-opleiding Theo van Gogh volgt (met aanvankelijke tegenzin, ongeremde consumptie van whisky en sigaretten is zoveel fijner) Kohn op de voet als die naar Amsterdam trekt op het ogenblik dat er een terroristische aanslag plaatsvindt, gevolgd door een vliegtuigkaping en een schoolgijzeling (door een islamitisch voetbalteam geleid door de zoon van Kohns rechterhand). Heel toevallig loopt ook Nathan school in het VSV, wat zowel Kohn als Van Gogh tot een delicate tussenkomst dwingt. Het levert Van Gogh toegang tot het dodenrijk op. De engel wordt licht.

De Winters beslissing om de echte Theo van Gogh op te voeren nadat hij door moslimfanaticus Mohammed B. is vermoord, zette zijn thriller op een ander spoor. Plots was de laatste rem weg om ook andere publieke figuren op te voeren: De Winter zelf, zijn vrouw Jessica Durlacher, Eva Jinek, advocaat Bram Moszkowicz, Job Cohen, …. Een fascinerende maar ook delicate evenwichtsoefening op de grens van fictie en realiteit, waarheid en leugen, wraak en eerbetoon.

‘Ik voer alleen mensen op met een publiek bestaan en ik behandel ze met respect”, benadrukt de Winter, “zelfs iemand als de moordenaar van van Gogh probeer ik zuiver en integer te benaderen. Goed, een aantal mensen komen er niet goed vanaf. Maar zelf kom ik er slechtst van af – ik ben twintig kilo te zwaar, een grote praatjesmaker en slecht in bed. Dat is ook ijdelheid natuurlijk, want ik doe het zelf”.

Een genadeloze afrekening met kwelduivel Van Gogh werd het niet. Daar waar een aantal personages het cliché niet overstijgen, wordt van Gogh subtiel geschetst als een complex en fragiel wezen. “Ik denk dat hij het uitermate verrassend had gevonden na zoveel jaren van vete,” zegt de Winter, “en ook dat ik hem zo zacht beschrijf, zeker in de passages waarin hij over zijn kind vertelt. Of in de scène waarin hij slaagt voor zijn examen als beschermengel. Hij krijgt dan vleugels, hij mag voor het eerst vliegen. Eén van de mooiste scènes uit het boek, vind ik, waarin Theo even weer gelukkig is. Ik gun hem dat geluk”.

“Hij fietste en fietste en elke keer vulde zijn hart zich met zoveel mededogen, met zoveel bewondering en aanbidding voor wat hij zag, de mensen in hun spontane goedheid” lezen we in ‘VSV‘, “dat hij ervan overtuigd was dat hij daarmee niet alleen deze stad maar alle levenden kon verwarmen. Terwijl hij voor altijd bleef fietsen, was hij aangekomen”.

Een mooi slot voor een werk dat vlot leest, maar geen literaire hoogvlieger is. Leon de Winter kiest niet voor een polemische aanpak of voor forse dramatiek; als een speelse romancier bedient hij zich van ironie, afstandelijkheid en stilering. Zijn literaire thriller sluit af met een Hollywoodeinde en een epiloog waarin losse eindjes worden samengeknoopt, maar blijft vooral aan de oppervlakte. Voor een politieke analyse of een vinger-aan-de-pols van de tijdsgeest moet je niet bij hem zijn.

VSV‘ is een plotgedreven boek dat de lezer bij de hand neemt om het verhaal te vatten en de personages te doorgronden. Het is geen toeval dat beschermengel Van Gogh een helikopterzicht heeft op het gebeuren en kan ingrijpen; daar waar in bv. ‘Herinneringen van een engelbewaarder’ van Willem Frederik Hermans de engel, die de hoofdpersoon van de roman in de gaten moet houden, juist op het verkeerde moment afwezig is.

Toch ligt het problematische karakter van ‘VSV’ niet in het feit dat de Winter zich cast in de rol van goddelijke auteur, maar wel in het feit dat hij bestaande personen door een mix van fictie en realiteit laat lopen. Met de nodige ironie (Geert Wilders ontpopt zich tot een soort superheld en de Winter steekt de draak met zijn eigen fysieke voorkomen én ideeën) en behoorlijk wat knipoogjes naar de werkelijkheid (Job Cohen heeft een geheime halfbroer en een geheime minnares), dat wel.

Maar door de details herkenbaar ‘echt’ te maken, wekt de Winter de indruk dat zijn thriller een hoog documentair gehalte heeft. Dit terwijl ‘VSV‘ eerder een speels fictiewerk is dat vooral de fantasie prikkelt, niet zonder publieke geheimen op te voeren en te spotten met sommige ‘echte’ figuren. Zo wordt Job Cohen aan de schandpaal genageld, terwijl Bram Moszkowicz een heroïsch aureool krijgt aangemeten.

De Winter focust echter vooral op de dode Theo van Gogh en schetst het enfant terrible als een fragiele engel met vleugeltjes, zonder een greintje sarcasme of zwarte humor. Vrij direct en empathisch. Het wordt na een tijd dan ook duidelijk dat er van een afrekening hoegenaamd geen sprake is, maar van een grondige analyse evenmin. Je leert dan ook niets fundamenteels bij (over Nederland, de wereld of Theo van Gogh) met ‘VSV‘, maar het boek leest wèl als een trein (de plot is razendknap). De manier waarop de levens van alle figuren door elkaar lopen, is verbluffend.

Behoorlijk wat leesplezier dus. Het blijft ook fascinerend om getuige te zijn van hoe een schrijver en zijn literair alter ego balanceren tussen haat en liefde, om uiteindelijk meer te eindigen bij een liefdesverklaring dan bij een karaktermoord. “Jij was echt een schizofrene halvegare,” zegt De Winter in het boek tegen Van Gogh, “en toch had ik je die pijn en die angst niet gegund”.

Om zichzelf dan via de mond van van Gogh een missie te geven: “Doe goeie dingen hier, hè? Dingen waar ik trots op kan zijn. Geen slappe romans of kunstfilms. Stevige dingen, oké?” Zo wordt dit verhaal over het kwade en het goede er ook één over trouw aan een ideaal en trouw aan jezelf. Over vijanden die vrienden worden, in onze fantasie, dankzij de kracht van fictie.

Vond u deze bespreking interessant?
Steun DeWereldMorgen.be door dit boek in onze shop te kopen
.

take down
the paywall
steun ons nu!