Een kleine kpayo-verkoper.
Nieuws, Afrika, Economie, Privatisering, Gehandicapten, Nigeria, Olie, Imf, Benin, Vespa, Oliesmokkel, Piaggio, Zwarte goud, Neoliberalisering, Piaggio mp3 -

Het zwarte goud van gehandicapten in Benin (4)

In het vierde deel van zijn reeks over de rampzalige gevolgen van de neoliberalisering van de energiebevoorrading in het West-Afrikaanse Benin gaat David Van Peteghem op zoek naar mogelijke uitwegen uit de impasse.

donderdag 16 augustus 2012 15:15
Spread the love


doc

Voorbij de kpayosmokkel

De Beniner Kuduz en de gehandicapte transporteurs van Igolo namen ongetwijfeld de juiste beslissing, ze stopten enkele jaren geleden met de levensgevaarlijke smokkel van olie. De handel in kpayo (de illegale benzine uit Nigeria) is immers een bron van ziektes, vervuiling, dramatische ongevallen en vooral aanhoudende armoede wegens de doorgaans lage lonen.

De Beninse overheid lijdt er ook hard onder omdat de kpayo een significant verlies van belastinginkomsten betekent. Het zou gaan om 1 tot 2,5 procent van het bruto nationaal product (nvdr: BNP = de totale financiële waarde van alle geproduceerde goederen en diensten). Dat lijkt weinig, maar voor een overheid die het jaarlijks moet doen met een nationaal budget van 1 tot 1,2 miljard euro is dat een zware streep door de rekening.

Het verderfelijke spel van de corruptie bij Sonacop houdt evenmin op (zie de vorige artikels). In januari 2012 berichten de Beninse kranten dat een zekere Jean-Paul Gogan, een inspecteur van het overheidsbedrijf tussen 2008 en 2011 bijna 1 miljard CFA (15 miljoen euro) heeft achterover gedrukt. Hij is nu één van de meest gezochte economische bandieten in Benin.

Hongerlonen

Van de handel in kpayo wordt je zeker niet stinkend rijk in Benin. De grote importeurs kunnen maandelijks rekenen op een loon van tweehonderdduizend tot vijfhonderdduizend CFA (305 euro tot 763 euro). Voor een goede maand is dat volgens de dagelijkse kosten voor levensonderhoud in een Beninse stad voldoende om te kunnen voorzien in alle fundamentele levensbehoeftes.

Julien, die tot voor kort met een kano olie smokkelde, bleek ook vrij goed te verdienen. Terwijl de totale waarde van een lading zwart goud naar zijn zeggen vier miljoen CFA bedroeg, (ongeveer 6.100 euro) kreeg hij voor elke levensgevaarlijke rit in de holst van de nacht toch nog tienduizend naira of dertigduizend CFA (ongeveer 45 euro).

Ergens vanuit Nigeria moest hij de olie tot Akpakpa, een woondistrict in het oosten van Cotonou brengen. Zo’n rit duurde gewoonlijk 4 uur. Hij verdiende dus iets meer dan 10 euro per uur en dat is in Benin toch wel een riant uurloon.

De duizenden detailhandelaars verdienen maandelijks echter niet meer dan dertigduizend tot tachtigduizend CFA (45 euro tot 122 euro). Kinderen die niet voor hun families werken, verdienen maandelijks zelfs niet meer dan tienduizend tot twintigduizend CFA (15 euro tot 30 euro). Daar moeten ze van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat voor werken. De tienduizenden zemjidans (gammele taxi’s) die afhankelijk zijn van de kleine kpayo-handelaars mogen al blij zijn dat ze dagelijks een tweeduizend CFA (3 euro) verdienen.

Vervuilende zemjidans

Cotonou is ongetwijfeld één van de meest vervuilde steden ter wereld. De dagelijkse verkeersdrukte is er doordrongen van de bedwelmende geuren van de kpayo, zeker aan de verkeerslichten. De grootste vervuilers zijn de tienduizenden zemjidans in grootstedelijke gebieden in het zuiden van Benin.

In 2004 berekende het Beninse ministerie van leefmilieu en stedenbouw dat er in Cotonou dagelijks 83 ton koolstofdioxide wordt uitgestoten. 59 procent van deze uitstoot zou afkomstig zijn van de zemjidans die ook nog verantwoordelijk zijn voor de bijna volledige uitstoot van 36 ton koolwaterstoffen.

De luchtvervuiling met zink, lood en benzeen zorgt voor vele gezondheidsproblemen. Dit leidt tot ademhalingsproblemen, loodvergiftiging, huidziektes, allergieën en neurologische problemen bij kinderen.

Uit een onderzoek naar de gezondheidstoestand bij de chauffeurs van de zemjidans bleek al in 1999 dat 41,4 procent van de ondervraagden last had van ademhalingsproblemen. Volgens dat onderzoek zou de gezondheidskost van de ademhalingsinfecties in Cotonou jaarlijks zeshonderd miljoen CFA bedragen. Voor de loodvergiftiging loopt dat zelfs op tot twintig miljard CFA.

Alternatieven

De sociale en ecologische gevaren gevolgen van de kpayo-handel zijn te belangrijk om deze praktijk zijn beloop te laten. Er moet een halt worden toegeroepen aan deze parallelle petroleumhandel. De illegale petroleummarkt is echter zo sterk geworden dat de Beninse regering er niet meer tegen opgewassen is. Zolang de informele markt in Benin een aandeel van 30 procent kan halen, zal ze volgens het IMF met ijzeren hand blijven regeren. Nochtans bestaan er verschillende uitwegen.

1. Een eerste oplossing zou er in kunnen bestaan dat de Nigeriaanse overheid de brandstofsubsidies afschaft. Op aanwijzingen van het IMF heeft men dat in januari 2012 ook gedaan. Na massale protesten heeft de Nigeriaanse overheid dat gedeeltelijk moeten terugdraaien. De brandstofsubsidie is immers het enige sociale contract tussen de Nigeriaanse overheid en de sterk verarmde bevolking.

Een volledige afschaffing van de Nigeriaanse brandstofsubsidie zou ook tot een economisch drama leiden in Benin. Tienduizenden mensen zouden plots hun kpayo-broodwinning kwijtspelen en de brandstofprijzen zouden voor iedereen stijgen. De tienduizenden taximotors zouden de prijsstijgingen uiteraard doorrekenen, waardoor dit sterk vervuilend transportmiddel alleen nog duurder zou worden dan het al is.

2. Een verstandigere optie bestaat erin dat Nigeria een handelsovereenkomst afsluit om Benin te voorzien in haar brandstofvoorziening. Dan zullen de Nigeriaanse olieraffinaderijen echter opnieuw op volle toeren moeten draaien. Dit zou pas helemaal effectief zijn als de Nigeriaanse olie-industrie zich meer zou richten op Sub-Sahara Afrika.

Deze pan-Afrikaanse wending zal echter opbotsen tegen de belangen van de Amerikaanse olie-industrie in de Nigerdelta. Bovendien is het probleem van de dreigende werkloosheid van de tienduizenden Beniners in de parallelle petroleumhandel hiermee nog niet van de baan.

3. Een andere mogelijke uitweg is dat Benin haar eigen olieproductie terug start en de middelen vindt om een eigen raffinaderij te bouwen. Volgens de meest recente berekeningen zou Benin in het Sémé-offshoregebied immers nog over een voorraad beschikken van 1 tot 3 miljard vaten ruwe olie.

4. In 2011 werd daarom een veelbelovend contract afgesloten met de Braziliaanse oliegigant Petrobas, die gaat samenwerken met de Compagnie béninoise des hydrocarbures. Tegen 2014 willen ze olie ontginnen. De vraag is maar wat er met de ontgonnen olie zal worden gedaan. Zal ze opnieuw worden geëxporteerd, ditmaal naar een nieuw opkomende economische reus? Het op touw zetten van een eigen olieproductie zal bovendien zeker ook niet voldoende arbeidsplaatsen opleveren om het verlies van tienduizenden banen in de parallelle petroleumhandel te compenseren.

5. Om dit nijpend probleem toch te kunnen oplossen, kwam de nieuwe regering van president Thomas Boni Yayi net na de petroleumcrisis in 2006 op het idee de informele verkooppunten te formaliseren, door er kleine geschikte tankstations voor in de plaats te stellen.

‘Houd het klein’, want small is beautiful, moet de regering hebben gedacht. Deze zogenaamde veilige tankstationkits zouden dan kunnen worden gehuurd bij het overheidsbedrijf Sonacop. Dit kleinschalig plan is wegens de te hoge kostprijs voor de verbruiker snel terug verdwenen in de onderste schuif van ontwikkelingbeleidsplannen.

Een combinatie van oplossingen

De best mogelijke oplossing om met de hegemonie van de parallelle petroleumhandel te breken, ligt wellicht in een combinatie van deze oplossingen. In feite kan men de kpayo-handel niet bestrijden zonder er een omvattend ontwikkelingsplan voor in de plaats te stellen.

Naast een combinatie van opgesomde oplossingen om de brandstofvoorziening te garanderen, zal er ook meer ingezet moeten worden in de uitbouw van de landbouwsector en moet in het bijzonder de katoenproductie weer op volle toeren gaan draaien.

Er moeten eveneens effectieve manieren worden uitgedokterd om kinderen terug op de schoolbanken te krijgen en ze daar te houden. Dat vraagt eveneens om het optrekken van de veel te lage lonen van leerkrachten, de voorziening van beter en meer didactisch materiaal en het verbeteren van opleidingsinstituten voor leerkrachten.

Volgens Mao (leider van China 1945-1976) begint de ontwikkeling van een land op het platteland. In dat opzicht zou je dan ook een beetje gekscherend kunnen zeggen dat alle westerse NGO’s ‘maoïstisch’ zijn. Voor zover ik er in Benin zicht op heb, doen ze in de grootsteden zoals Cotonou bijster weinig. Ze hebben er enkel hun kantoren, maar verrichten hun werk op het platteland of in kleinere steden in het noorden van Benin, het armste gedeelte van het land.

In Cotonou heb je natuurlijk wel de kleine ziekenhuizen en verpleegposten die worden gerund door meestal christelijke organisaties en NGO’s, gelukkig maar. De sociale en economische ellende is er echter minstens even erg als in het noorden. 

Wordt het niet tijd om bij te dragen tot de sociaaleconomische ontwikkeling van de steden, zoals Cotonou, het economische hart van Benin? Het lijkt immers geen slecht idee om naar een alternatief te gaan zoeken voor de sterk vervuilende taximotors, die als evenveel navelstrengen vasthangen aan de kpayo-handel.

In de plaats daarvan kan het organiseren van uitgebreide openbare busdiensten en aangepaste opleidingen in de steden het informele banenverlies, in harmonie met andere vormen van werkgelegenheid, op termijn ruimschoots compenseren. De grote westerse oliebedrijven zouden hierin ook kunnen bijdragen. Ze hebben er in ieder geval het geld voor.

Zelfs voor de gehandicapten moeten er mogelijkheden bestaan om hen een volwaardig en economisch actief leven te gunnen. Kuduz en zijn gehandicapte collega’s kunnen in Igolo gewoon verder gaan met het vervoer van voedingswaren. Bovendien, vertelde Kuduz ook, dat in Afrika niet alles slecht loopt en dat ze zelf ook kunnen denken en dingen maken zoals hun omgebouwde Vespa’s.

Men moet met andere woorden ook op een meer ernstige manier rekening gaan houden met hun economische perspectieven. Het weggeven van roelstoelen door verschillende westerse liefddadigheidsorganisaties is niet voldoende.

Tijdens ons gesprek maakte Kuduz zelfs duidelijk dat ze best wel westerse hulp kunnen gebruiken om voor de gehandicapte transporteurs betere en veiligere scooters te ontwikkelen. Misschien kan er voor hen wel een aangepaste nieuwe versie van de vierwieler Piaggo MP3 worden ontworpen?

Er zijn mogelijkheden genoeg:

  • een diepgaand onderzoek van informele economische structuren;
  • voldoende financiële middelen;
  • duidelijke ontwikkelingsdoelen volgens Beninse condities;
  • politieke wil in Nigeria en Benin;
  • verantwoordelijkheidszin bij westerse oliebedrijven;
  • steun vanuit het Westen.

Deze reportage is tot stand gekomen met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondre journalistiek – www.fondspascaldecroos.org

take down
the paywall
steun ons nu!