Obussencontract
Nieuws, Politiek, België -

Obussencontract

Op 29 maart 1985 bestelt het Belgische leger bij de Amerikaanse firma General Defense Corporation (GDC) 144.000 nieuwe granaten voor een bedrag van zes miljard achthonderd miljoen frank. Minister van Landsverdediging is dan de PVV-er Freddy Vreven, minister van Economische Zaken is CVP-er Mark Eyskens. Al snel blijkt dat er bijna vierhonderd miljoen frank smeergeld is betaald door GDC.

woensdag 1 augustus 2012 10:50
Spread the love

De enige concurrent, de firma Eurometaal uit Nederland, klaagt daarover en het FBI-onderzoek bevestigt dat er ‘commissie’ is betaald.

In februari 1987 is er de aanhouding van Johan Lampaert, garagehouder en lobbyman van GDC, en van kolonel Joël De Smet, indertijd kabinetschef van Freddy Vreven. Beiden worden na enkele weken vrijgelaten.

Het verdere onderzoek richt zich op de lobbyman van GDC in België en op de ambtenaren die betrokken waren bij het totstandkomen van dit contract. Heel anders dan bij de zaak-Agusta en de zaak-Dassault worden de politiek verantwoordelijken, in de eerste plaats de toenmalige minister van Landsverdediging Freddy Vreven, volledig ongemoeid gelaten. Gedurende twaalf jaar gerechtelijk onderzoek is Freddy Vreven nooit ondervraagd. De bijzondere commissie vervolgingen van de Kamer zag geen redenen om zijn onschendbaarheid op te heffen. En ook andere sporen die mogelijk naar de PVV leiden zijn niet grondig onderzocht.

De resultaten van het onderzoek zijn uiterst mager. Lobbyman Johan Lampaert heeft toegegeven dat hij zeven miljoen frank heeft ontvangen voor z’n lobbywerk. Het geld raakte bij hem via de vennootschap Imacu op het kanaaleiland Jersey. Eveneens via Jersey ging nog eens vijftig miljoen frank naar gewezen legercommandant André Vandenheede. Hij werkte op de aankoopdienst van het leger.

Al die tijd toonde het parket zich niet heel actief. Het naspeuren van geldtransacties in het belastingparadijs Jersey gebeurde traag maar vooral onbeholpen. Eerste verdachte Johan Lampaert verdwijnt naar Thailand. Op 9 april 1996 levert Thailand hem uit aan België. Op 26 april 1996 wordt hij vrijgelaten. Ook Vandenheede vertoeft lange tijd in het buitenland waar hij niet wordt lastig gevallen.

Het parket slaagt er op die manier niet in om volledig uit te vissen wie nu wel en wie niet is betrokken bij dit smeergeldschandaal. En beslist dan maar om én de lobbyman en de volledige bestuurlijke beslissingsketen voor de raadkamer te dagen, in totaal vijftien mensen. De beschuldigingen zijn oplichting van de Belgische overheid, schriftvervalsing en corruptie.

Na verloop van tijd krijgen zeven ervan ontslag van rechtsvervolging. De anderen moeten verschijnen voor de Brusselse Kamer van inbeschuldigingstelling. Die beslist op 27 maart 1997 dat de strafvordering grotendeels is verjaard, ook voor gewezen commandant Vandenheede. Alleen Johan Lampaert wordt wel nog vervolgd.

Enkelen die vrijuit gaan geven lucht aan hun onvrede over die beslissing. Ze zijn immers niet echt vrijgesproken – want er is geen proces en dus geen oordeel over hun schuld of onschuld – en vooral, ze klagen erover dat het onderzoek slecht is gevoerd en dat vele sporen nooit zijn onderzocht.

Waarnemers verwijten het parket onkunde en zelfs onwil om het onderzoek voluit te voeren. Ze stellen vast dat het politieke spoor niet is gevolgd en wijzen op de liberale aanhorigheid van de onderzoeksrechter. Het is een onderzoek waarvan de afloop in elk geval een wrange smaak nalaat: want het is zeker dat er honderden miljoenen smeergeld zijn betaald om een grote overheidsbestelling binnen te krijgen en toch slaagt het gerecht er zelfs na jaren onderzoek niet in om opheldering te verschaffen en de schuldigen te straffen. Die afloop dreigt het vertrouwen in gerecht en politiek nog meer aan te tasten op een moment dat een vloedgolf van schandalen het land overspoelt. (uit Het land der 1000 schandalen, 1 augustus 1997)

(ministeriële verantwoordelijkheid, parlementaire onschendbaarheid, verjaring)

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!