Op 1 juli 1962 kon de Algerijnse bevolking zich in een referendum uitspreken over onafhankelijkheid: 99,72 procent zei 'ja' (foto: Archives nationales)
Nieuws, Europa, Afrika, Politiek, Geschiedenis, 50 jaar onafhankelijkheid, Frankrijk, Dienstplichtigen, Algerije, Kolonialisme, Martelingen, Charles de Gaulle, Ahmet Ben Bella, Akkoorden van Evian, Volksreferendum, 5 juli 1962, FLN (Front de Libération Nationale), Ferhat Mekki Abbas, Assemblée nationale constituante (ANC), Democratische Volksrepubliek Algerije, Benjamin Stora, Houari Boumédiène, Pieds-noirs, Harkis, Organisation armée secrète (OAS), Algerijnse oorlog -

“Ja voor de onafhankelijkheid van Algerije” (5 juli 1962)

Op 5 juli 1962 riep Algerije zijn onafhankelijkheid van Frankrijk uit. Twee dagen eerder had de toenmalige Franse president Charles de Gaulle de uitslag van het volksreferendum van 1 juli officieel erkend. 99,72 procent van de Algerijnse kiezers had zich resoluut vóór onafhankelijkheid uitgesproken. Aan bijna anderhalve eeuw Frans kolonialisme en een bijzonder bloedige oorlog kwam een einde.

donderdag 5 juli 2012 12:25
Spread the love

Op 18 maart 1962 werden in het Franse kuuroord Evian de akkoorden getekend die een einde zouden maken aan de Algerijnse oorlog (1954-1962). Een dag later werd het staakt-het-vuren van kracht in Algerije zelf. Een van de bepalingen voorzag in het houden van een volksreferendum waarin de Algerijnse bevolking zich zou kunnen uitspreken over onafhankelijkheid.

Dit referendum moest er komen ten laatste zes maanden na de ondertekening van het vredesakkoord. Op 1 juli werd het gehouden nadat erg moeizaam een overeenkomst was bereikt over wie zou mogen deelnemen. 

De vraag die aan de bevolking werd voorgelegd, luidde: “Voulez vous que l’Algérie devienne un État indépendant coopérant avec la France dans les conditions définies par les déclarations du 19 mars 1962?” Het ‘ja’-kamp haalde een verpletterende meerderheid: 5.975.581 op 6.017.800 deelnemende kiezers.

Op de rand van een burgeroorlog

De Gaulle kon niet anders dan de onafhankelijkheid te erkennen, hoewel hij wist hoe zeer hij daarmee tegen een groot deel van zijn eigen kiespubliek inging. Frankrijk had immers op de rand van de burgeroorlog gestaan over de Algerijnse kwestie. De Vierde Republiek was er in 1958 aan ten onder gegaan.

De Organisation armée secrète (OAS), geleid door rechtse officieren, pleegde zowel aanslagen tegen voorstanders van de onafhankelijkheid in Algerije als in Frankrijk zelf. Op 17 oktober 1961 was een vreedzame betoging van Algerijnse migranten in Parijs nog uitgelopen op een bloedbad met een honderdtal doden door de brutale politierepressie.

De onafhankelijkheid werd uiteindelijk in Algiers op 5 juli 1962 uitgeroepen. 5 juli 1830 was de dag dat Hussein Khodja, de Ottomaanse dey van Algiers, zich moest overgeven aan de Franse overmacht die al enkele weken Algiers belegerde. 1830 werd het begin van de Franse kolonisatie van Algerije, 1962 het einde.

Overal in het land braken spontane volksfeesten uit om de lang verwachte onafhankelijkheid te vieren. In Oran werd de feestvreugde getemperd toen een honderdtal Europeanen werd gedood door op wraak beluste strijders. Dit deed de exodus van Fransen nog versnellen.

Oorlog eist bijzonder zware tol

Volgens schattingen van de Franse historicus Benjamin Stora (Université Paris-13), die een indrukwekkend oeuvre heeft gepubliceerd over de Algerijnse oorlog, zou de oorlog tussen 1954 en 1962 aan 350.000 tot 400.000 mensen het leven hebben gekost, ruim 3 procent van de toenmalige Algerijnse bevolking. De verwoestingen van de oorlog worden op 27 tot 50 miljard Franse frank geschat of ongeveer 15 procent van het BBP van 1961.

Aan Franse kant sneuvelden ongeveer 25.000 militairen, onder wie Algerijnse dienstplichtigen in Franse dienst. In Frankrijk groeide het verzet onder dienstplichtigen die weigerden om in een koloniale oorlog mee te vechten: 11.000 dienstweigeraars, 400 pacifistische gewetensbezwaarden en ruim 900 deserteurs waren er het gevolg van.

Ruim 3.000 Franse burgers die in Algerije woonden, werden tijdens het conflict gedood. Een miljoen Fransen, (pieds-noirs (Fransen in Algerije geboren), harkis (Algerijnen in dienst van het Franse leger en overheid en hun familieleden, zij werden door FLN-aanhangers als ‘collaborateurs’ beschouwd) en Joden) verlieten het land kort voor of na de onafhankelijkheid.

Systematische wreedheden en martelingen van tegenstanders waren courante praktijken geweest tijdens dit conflict, waarvan de sporen vijftig jaar later nog bijzonder vers zijn, zowel in Frankrijk als in Algerije, getuige de stroom aan publicaties en boeken.

Interne machtsstrijd in de zomer van 1962

Het FLN (Front de Libération Nationale), de historische nationale bevrijdingsbeweging die in 1954 was opgericht als een koepelorganisatie van diverse partijen om de onafhankelijkheid na te streven in het kader van het pan-Arabisch nationalisme, kreeg in de zomer van 1962 een verdeeld en verwoest land in handen.

Na een zware interne ideologische machtsstrijd tussen de voorlopige regering (GPRA) van Benkhedda, die al in 1958 was gevormd, en het politiek bureau van het FLN, kon Ferhat Mekki Abbas op 16 juli 1962 een akkoord bereiken met de aanhangers van Ahmed Ben Bella, die veeleer een sovjetmodel van een eenpartijstaat voorstonden.

Abbas werd de eerste voorzitter van de Assemblée nationale constituante (ANC) en aldus voorlopig staatshoofd, maar bleef als ‘liberaal’ wel een tegenstander van een eenpartijstelsel.

Na zijn terugkeer in Algiers kon Ahmed Ben Bella, een van de ‘negen historische’ FLN-leiders, op 27 september 1962 de macht naar zich toetrekken door voor zichzelf de functie van ‘premier’ te creëren. Op 15 september 1963 werd hij verkozen tot leider van de eenheidspartij en de eerste president van de Democratische Volksrepubliek Algerije.

In 1965 werd hij bij een staatsgreep opzijgezet door zijn vroegere medewerker en legerleider Houari Boumédiène. Ben Bella overleed op 11 april 2012.

Bronnen:

Algérie 1954-2012. Histoire et espérances, Manière de voir 121, Le Monde diplomatique, février-mars 2012

Résister à la guerre d’Algérie par les textes de l’époque (préface de Tramor Quemeneur, postface de Nils Andersson) ouvrage coordonné par l’association Sortir du colonialisme, éditions Les Petits Matins, Parijs, 2012 (ISBN 978-2-36383-009-8)

– Benjamin Stora et Tramor Quemeneur, Algérie 1954-1962, Lettres, carnets et récits des Français et des Algériens dans la guerre, Les Arènes, Parijs, 2012 (ISBN 978-2-35204-187-0)

– Mathieu Guidère avec la collaboration de Lynne Franjié (cartographie: Claire Levasseur), Atlas des pays arabes. Des révolutions à la démocratie?, Editions Autrement, collection atlas/monde, Parijs, 2012  (ISBN 978-2-7467-3206-3)

– Benjamin Stora, Histoire de l’Algérie XIXe – XXe siècle, Éditions La Découverte, coffret 3 volumes, Cinquantième anniversaire du cessez-le-feu en Algérie, au lendemain de la signature des accords d’Evian. Histoire de l’Algérie coloniale (1830-1954), Histoire de la guerre d’Algérie (1954-1962), Histoire de l’Algérie depuis l’indépendance (I. 1962-1988)
http://www.univ-paris13.fr/benjaminstora/ouvrages/306-au-pays-de-mes-racines-la-recherche-19-mars-2012-

– Benjamin Stora, La Guerre d’Algérie expliquée à tous, Seuil, Parijs, 2012 (ISBN 978-2-02081-243-6)
http://www.univ-paris13.fr/benjaminstora/ouvrages/309-la-guerre-dalgerie-expliquee-a-tous

take down
the paywall
steun ons nu!