Uitingen en uitwerpselen
Nieuws, Samenleving, Column, Joris Note, Column -

Uitingen en uitwerpselen

Vorige week bleek de maat vol: bekende spraakmakers (journalisten, politici...) rebelleerden tegen ‘haatmails’ en wilde reacties op internetfora. Die dames en heren zijn vurige voorstanders van onze mondigheid, maar niet van haar ‘uitwassen’: mondigheid heeft ook een ‘negatieve kant’ (Marianne Thyssen), en ‘er zijn grenzen’ (Alexander De Croo).

dinsdag 17 januari 2012 15:20
Spread the love

Maar wie mag bepalen waar positief in negatief overgaat, en waar de grenzen liggen?

Sportverslaggever Karl Vannieuwkerke vindt de ‘achterlijke reacties’ op nieuwssites ‘Zum kotzen‘, ‘galspuiterij in gedegenereerd Nederlands’: schaf dat af! Hij kreeg bijval van Peter Vandermeersch (vroeger De Standaard, nu NRC Handelsblad). Ook Annemie Peeters, die een consumentenprogramma leidt, is sommige reacties ‘kotsbeu’, ziet gebrek aan ‘beschaving’ en ‘savoir vivre‘. Volgens Daniël Termont verwarren velen ‘inspraak met hun goesting krijgen’.

Manu Claeys van Straten-Generaal vraagt om ‘het debat over individuele hufterigheid [niet] te vermengen met het debat over legitieme vragen om participatie’. ‘Scheldpartijen op fora en in mails’ noemt hij ‘niet zozeer uitingen van toegenomen mondigheid dan [sic] wel van breder gecommuniceerde cafépraat’. Oproep aan moedeloze burgemeesters: ‘negeer de schofterigheid [sic] en integreer de relevante mondigheid’. (Wat een jargon! En hopelijk had hier ‘onbeschoftheid’ moeten staan, want ‘schofterigheid’ is schurkachtigheid.)

Lompenproletariaat

Deze ergernissen zijn uiteraard al vaker boven water gekomen. Jan Blommaert had het (11-11-2010) over ‘een scheldcultuur en een intense circulatie van halve waarheden’, over ‘navelstaarderij, platvloersheid, oppervlakkigheid en demagogie’. Henk Hofland beschimpte ‘het internetlompenproletariaat’ (de Volkskrant, 16-5-2011). Peter Verhelst (april 2011) hekelde ‘seksistische debiliteiten spuitende medemensen’ en ‘egoïstisch gebalk’, met spelfouten die je zelfs in ‘een beroepsschool’ niet tegenkomt. (Vreemd genoeg staat in zijn stukje het woord ‘beleefdjeid’, en ontbreekt er een werkwoord.) Verhelst stelde ook de vraag ‘of iedereen het recht heeft zijn of haar gevoelens zomaar te uiten’. Sjonge!

Niemand maakte het bonter dan Walter van den Broeck (DS 26-3-2011). Ook bij hem ging het over toogpraat en ‘schrijffouten’, maar tevens over ‘wauwelende horden’ en ‘dit verbale defeceren’. En: ‘Open riolen zijn het, die forums, gigantische kotszakken waar het schorriemorrie, het falderappes [enzovoort, ik laat tien benamingen weg], de heffe des volks kortom, krijsend met zijn eigen uitwerpselen gooit, naar elke échte mening.’ Twee dagen later werd deze passage ‘met grote wellust’ herhaald door Walter Zinzen, volgens wie Van den Broeck zich hier ‘een grootmeester van de taal’ betoond had.

Terugschelden

Ik zal niet doen alsof ik die uitingen op de internetfora meestal sympathiek vind, maar het bovenstaande dunkt me niet beter. In het algemeen tonen deze opinieleiders een formidabele neerbuigendheid, al drukt de ene zich redelijker uit dan de andere. Cafépraat, achterlijk, debiliteiten, wauwelen…: het betekent op zijn állerminst dat die reacties niet ernstig genomen moeten worden, dat ze niet mogen meetellen in weldenkende en welingelichte kringen. Telkens weer wordt ons verzekerd dat de reacties niets met democratie of vrijheid van meningsuiting te maken hebben. Telkens weer wordt een tegenstelling geconstrueerd tussen hun grofheid en ‘onze’ beschaving/beschaafdheid. En telkens weer vraag ik me af of er dus een soort mensen bestaat die kan bepalen wie zich al dan niet beschaafd gedraagt, en wat al dan niet tot de meningsvrijheid of de mondigheid behoort.

Zeggen dat het spreken van de ander niet meetelt, is eigenlijk zeggen dat hij/zij geen echte menselijke taal voortbrengt, dat hij/zij alleen maar onbehagen (en plezier) kan uiten. Het is dan niet verbazend dat er zo vaak sprake is van slecht Nederlands: mensen die veel fouten maken moeten niet de onbeschaamdheid hebben om te schrijven, ze moeten hun plaats kennen.

Maar het merkwaardigste is wel dat scheldreacties met zoveel gescheld bestreden worden. Navelstaarderij, gedegenereerd, internetlompenproletariaat, gebalk… en dan die onthutsende pseudogeestige tirade van Van den Broeck! Hebben sommigen meer recht op schelden dan anderen? Schande over de scheldende naamloze, maar de scheldende schrijver is Kunstenaar en Grootmeester. De godgeklaagde arrogantie.

Keurigheid

Manu Claeys vindt de internetpraat ‘in zekere zin relevant, maar inhoudelijk kun je er weinig mee aanvangen’. Is dat zo? Direct kun je er inderdaad weinig nut uit halen, maar je kunt hem analyseren, erover nadenken, je afvragen waarom iemand zich zus of zo uit, en of die iemand misschien niet onder vermomming ‘relevante’ dingen te zeggen heeft.

Wat de intellectuelen in kwestie beweren over de reacties op internetsites bestaat zelf helaas bijna helemaal uit, jawel, reacties: weinig doordachte reflexen. En déze reacties zijn véél verwerpelijker dan die andere, omdat de meeste journalisten en schrijvers makkelijk praten hebben: zij beschikken zelf over min of meer vrije toegang tot de media, kunnen hun mening kwijt op diverse prestigieuze plaatsen – héél anders dan de gemiddelde internetgebruiker, en dan de ‘domme’ of boze surfer die ze monddood willen maken. Ze noemen die surfer graag ‘gefrustreerd’: misschien moeten ze zich dan ook eens afvragen hoe dat komt. Een gefrustreerde kan gelijk hebben, om te beginnen in zijn gevoel van frustratie.

Koesteren wij niet vaak een te nette opvatting over ‘mondigheid’? De mondige burger moet zich met zijn bekommernissen op een ‘relevante’ manier richten tot de overheden, zich engageren in keurige actiegroepen en voor keurige consumentenbelangen, en keurige lezersbrieven schrijven die niet gepubliceerd worden. Zo is ook kritiek een vorm van meedoen (‘integreer’!). Het grotere systeem komt zelden in het vizier, en zelfs wie dat systeem weigert zou zich ‘constructief’ moeten opstellen: we hebben geen geduld met iemand die in alle toonaarden foert zegt.

Uiteindelijk heb ik zelf weinig last van het gesmade lawaai op internetfora, ik ontwijk het wanneer ik wil. Het is veel lastiger te ontkomen aan de alomtegenwoordige reclame, aan de praatjes van de bankiers en hun economen en hun eurocommissarissen, aan het geklets van eeuwig dezelfde geletterden in talkshows en opiniestukken en hoofdartikelen, aan het gezwets over het autosalon, aan nog honderden andere vormen van dagelijkse wantaal. Dat alles frustreert me vaak, en ik zou er graag eens flink op schelden.

take down
the paywall
steun ons nu!