Essay, Nieuws, Wereld, Samenleving, Politiek, Andersglobalisme, Privatisering, Libië, VS, Egypte, Spanje, Neoliberalisme, Sociale afbraak, Middenklasse, Vrije markt, Tunesië, Steden, Alternatief, Arabische Revoluties, Protestbeweging, Arabische lente, 'Occupy Wallstreet', Hedendaagse vormen van protest, Elites -

De mondiale dimensie van de Arabische revoluties

De mondiale dimensie van de Arabische revoluties heeft niets of weinig te maken met een zogenaamde ‘Arab awakening’ (Arabisch ontwaken). De Arabische volkeren waren niet aan het slapen de laatste tien jaar, integendeel. Eigenlijk moet je het andersom zien. Het Arabisch protest heeft de indignados en Occupy wakker gemaakt en wat de andersglobalisten ooit waren begonnen in 1999 weer opgestart.

vrijdag 16 december 2011 15:30
Spread the love

Is de wereld een betere plaats geworden dankzij de Arabische revoluties? Dit was één van de vragen die enkele weken geleden werd gesteld op het visiecongres van SP.A in de Vooruit in Gent. Met andere woorden: leven we in een betere wereld nu de Arabische volkeren hebben afgerekend of aan het afrekenen zijn met enkele van de meest autoritaire leiders in de wereld: Ben Ali (Tunesië), Moebarak (Egypte), Khaddafi (Libië), Saleh (Jemen) en Assad (Syrië), enz.?

De vraag impliceert natuurlijk dat zonder deze autoritaire figuren de weg misschien open ligt voor een echte democratische transitie in de Arabische wereld. Een transitie waar niet alleen de Arabische volkeren beter van worden, maar ook de rest van de wereld.

Los van de pertinente vraag of we vandaag een echte democratische omwenteling meemaken in de Arabische wereld – in Egypte bijvoorbeeld heeft het leger de macht overgenomen van Moebarak en zijn entourage – negeert de initiële vraag de historische en vooral mondiale dimensie van wat we vandaag ‘de Arabische lente’ noemen.

Een betere vraag zou zijn: kan de wereld een betere plaats worden dankzij de Arabische revoluties? Er schuilt een belangrijke nuance in deze twee vragen. De initiële vraag verwijst naar iets dat al gebeurd is: het verdwijnen van enkele slechte dictators.

De tweede vraag, daarentegen, kijkt naar het potentieel van het sociaal protest in de Arabische wereld in zijn strijd tegen iets veel groter, een strijd tegen een haast universeel politiek project: het project van de neoliberale globalisering. De sociale protesten in landen zoals Tunesië en Egypte mogen in geen geval verengd worden tot enkel en alleen een aanklacht tegen een corrupt en autoritair politiek systeem.

Zoals blijkt uit de spandoeken en slogans in de straten van Caïro, Tunis en de vele andere kleine en grote steden in de regio, eisten de vele duizenden demonstranten niet alleen meer politieke rechten en vrijheid, maar ook en vooral een rechtvaardiger en socialer economisch beleid. Vanuit dit perspectief veronderstelt de sociale strijd van de Arabische volkeren een veel bredere politieke dimensie.

Als we de sociaal-economische achtergrond van de Arabische revoluties in het achterhoofd houden – de groeiende sociale ongelijkheid, de stijgende werkloosheid en armoede, het gebrek aan publieke investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, enz., en de toenemende concentratie van de rijkdom in de handen van een kleine groep corrupte elites – dan zien we een aantal belangrijke parallellen met de sociale strijd en de politieke bekommernissen van andere protestbewegingen in de rest van de wereld: de indignados in Spanje en de rest van Europa, Occupy Wall Street (OWS) in de VS, de studentenprotesten in Chili, enz.

Deze parallellen kunnen we op twee manieren bekijken: zowel historisch als op de manier waarop er vandaag op het terrein belangrijke connecties ontstaan tussen de verschillende protestbewegingen over de hele wereld en de manier waarop de protesten concrete vorm krijgen.

Het historisch kader

Laten we eerst kort inzoomen op het historische aspect. De (internationale) media, maar ook veel academische observatoren zagen het autoritarisme in de Arabische regio en de jarenlange politieke stagnatie als één van de belangrijkste oorzaken voor de huidige opstanden.

Er is echter veel meer aan de hand. De laatste drie decennia grepen er enkele fundamentele veranderingen plaats die bijna de hele regio politiek, economisch en sociaal grondig hebben getransformeerd. Het zijn die veranderingen die vandaag aan de basis liggen van de sociale strijd in de verschillende landen.

Sinds de jaren tachtig werden er in vele Arabische landen belangrijke hervormingen doorgevoerd die een einde maakten aan een soort van sociaal contract met de bevolking dat men kan vergelijken met het welvaartsmodel (de welvaartstaat) in Europa. Verregaande economische liberalisering in die periode maakte een einde aan wat men in de wetenschappelijke literatuur het model van de ‘ontwikkelingsstaat’ noemt.

Dit model was erop voorzien om de binnenlandse markt te beschermen en de werkgelegenheid, de consumptie, het onderwijs en een zekere sociale zekerheid voor de bevolking te verzekeren. Hoewel de situatie in de Arabische regio niet te vergelijken was met die in Europa qua materiële rijkdom, zorgde dit ontwikkelingsmodel er toch voor dat een groot deel van de bevolking haar levenstandaard kon verbeteren.

Er ontstond dus een middenklasse die het al bij al niet zo slecht had. Egypte en het ‘Arabisch socialisme’ van voormalig president Gamal Abdel Nasser waren het schoolvoorbeeld van dit ontwikkelingsmodel. Via verregaande landherverdelingen, het uitbouwen van een sterke publieke sector, het investeren in publieke diensten zoals gratis onderwijs en de subsidie van consumptiegoederen en de voltooiing van belangrijke projecten zoals de Aswandam en de nationalisatie van het Suez-kanaal, slaagde Nasser erin de levenstandaard van de gewone Egyptenaar in de jaren vijftig en zestig drastisch te verbeteren. 

Het is deze middenklasse in de Arabische wereld, die profiteerde van dit ontwikkelingsmodel, die meer en meer onder druk is komen te staan sinds het einde van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Zij werd – naast de exponentiële groei van de armoede en het lompenproletariaat – het voornaamste slachtoffer van de besparingen en de economische hervormingen die sindsdien werden doorgevoerd.

De wereldwijde economische crisis van de jaren zeventig en de daaropvolgende schuldencrisis in de Arabische wereld (en de Derde Wereld meer algemeen) zorgden voor een neoliberale omwenteling die werd gesymboliseerd en uitgedragen door de beruchte structurele aanpassingsprogramma’s (SAP’s). Deze programma’s werden gepromoot door de Wereldbank en het IMF, vaak onder druk en medewerking van de belangrijkste kapitalistische landen in de wereld.

Dit betekende een terugkeer, in theorie althans, naar de principes van de ongebreidelde vrije markt, een systematische afbouw van de sociale verworvenheden van de ‘ontwikkelingsstaat’ en het einde van sociaal belangrijke mechanismen van welvaartsherverdeling.

Om deze sociale afbraak te legitimeren, gaat men er vaak nogal voorbarig van uit dat economische liberalisering meer ruimte geeft aan allerlei vrije en onafhankelijke economische actoren en ondernemers om zich te ontwikkelen, juist vanwege de verminderde directe controle van staatsactoren op de (binnenlandse) economie.

De privatisering van de publieke rijkdom werd beschouwd als één van de belangrijkste beleidsinterventies. Dit paste perfect in de tegenwoordig dominante en haast natuurlijke economische logica die de markt vooropstelt ten koste van de publieke overheid. Met andere woorden, de ‘marktdemocratie’ zou de rol van de ‘corrupte’ staten overnemen als promotor van de welvaart. De werkelijkheid is natuurlijk totaal verschillend.

In tegenstelling tot de dominante verbeelding of voorstelling van wat men het ‘neoliberalisme’ noemt – als een (weliswaar uit de hand gelopen) utopisch vrije markt model – moet men neoliberale hervormingen, zowel in de Arabische regio als in de rest van de wereld, vooral verstaan als een politiek project. Of beter gezegd, een reeks van politieke projecten die overal in de wereld weliswaar een verschillende invulling krijgen, maar toch beantwoorden aan enkele grotere principes en dogma’s (lees ook belangen).

Economische liberalisering of hervorming was (en is nog altijd) het resultaat van bewuste politieke keuzes die vaak beantwoorden aan de specifieke belangen van diegenen die de keuzes maken of van diegenen die de middelen en de invloed hebben om op het beleid te wegen. Het was duidelijk dat in de meeste, zo niet alle, Arabische landen economische liberalisering niet gepaard ging met een substantieel machtsverlies bij de politieke en economische elites van de landen in kwestie.

Integendeel, het concentreerde de economische macht nog meer in de handen van een kleine groep die nauwe banden had met de heersende elites. Als gevolg van de privatiseringspolitiek werden de economische rijkdommen en infrastructuur van de meeste Arabische landen voor een groot deel verkocht – of beter gezegd verdeeld – onder deze kleine groep. In één van zijn artikels noemt professor Erik Swyngedouw de privatisering van publieke rijkdom niet veel meer dan een legale, institutioneel vergoelijkte en vaak ook aangemoedigde vorm van diefstal [1]. Uiteraard was deze privatiseringspolitiek niet alleen voordeling voor binnenlandse elites. Ook buitenlands kapitaal kon op die manier zijn aanwezigheid en invloed in de Arabische landen opnieuw systematisch uitbreiden.

Het is tegen dat soort van economische hervormingen en politieke keuzes dat mensen in de Arabische regio al jaren op straat komen en actie voeren in de vorm van stakingen, sit-ins, demonstraties, enz., soms met een gewelddadige reactie van de regimes in de betreffende landen. De zogenaamde ‘Arabische revoluties’ kwamen dus niet uit de lucht vallen, maar moeten eigenlijk gezien worden als een culminatie van sociale protesten die al jaren aan de gang waren en stelselmatig toenamen.

Het is ook op die manier dat we een eerste parallel kunnen trekken met protestbewegingen zoals de indignados en OWS. Ook in Europa en in de VS komen meer en meer mensen op straat om te protesteren tegen de toenemende sociale ongelijkheid, de concentratie van de rijkdom in de handen van een kleine groep superrijken en het politieke project achter de systematische afbouw van de solidariteitsmechanismen die vervat zitten in het westerse model van de ‘welvaartstaat’. Zowel in de Arabische wereld als elders zijn de hedendaagse protesten vooral het gevolg van een crisis van het neoliberalisme als maatschappijmodel.          

De mondiale dimensie en de kiemen van een alternatief

Een tweede reden waarom de zogenaamde Arabische revoluties niet kunnen worden beschouwd als een louter geïsoleerde gebeurtenis waarvan de verklaringen zich enkel en alleen situeren binnen de geografische grenzen/ruimte van de regio zijn de connecties die worden gemaakt op het terrein zelf, tussen verschillende protestbewegingen onderling en de bron van inspiratie die het Tahrirplein vormde voor de rest van de wereld.

De 15-mei beweging van de Spaanse indignados en Occupy Wall Street in de VS zijn in zekere zin een vervolg op de bezetting van het Tahrirplein. Op zeer veel verschillende plaatsen in de wereld begonnen mensen zich op dezelfde manieren te mobiliseren, zich te organiseren en gebruikten ze dezelfde tactieken: het bezetten van pleinen, het opzetten van horizontale structuren van organisatie gebaseerd op een radicale en gedecentraliseerde democratie, het beslissen bij consensus, enz.

Aan de hand van hun onderlinge solidariteit en hun onderlinge debatten tonen de activisten vanuit verschillende hoeken van onze planeet zelf de mondiale dimensie aan van de ‘Arabische lente’. De onderliggende boodschap is duidelijk: de strijd van de Arabische volkeren is ook de strijd van de indignados en de occupyers, en omgekeerd.

Een mooi voorbeeld hiervan is het interessante debat dat ontstond tussen activisten van OWS en Egyptische militanten via de website jadaliyya.com naar aanleiding van de Egyptische verkiezingen. Een zeer interessant gegeven in deze debatten was de enigszins verraste reactie van Egyptische activisten op een voorstel van OWS om eventueel waarnemers te sturen naar de verkiezingen van eind november.

Hun redenering ging als volgt: als de bezetters van pleinen en publieke ruimtes in de VS en Europa de limieten van de huidige liberale democratie wilden aanklagen, dan moesten ze ook beseffen dat de vele bezetters op het Tahrirplein diezelfde kritiek deelden. Een westers liberaal-democratisch model dat enkel de belangen dient van de 1 procent was iets waar veel activisten in Egypte ook niet op zaten te wachten.

Deze soort van interessante debatten werden jammer genoeg enkel en alleen gevoerd in alternatieve en onafhankelijke mediakanalen. In de commerciële en mainstream media werden de demonstranten die zich inspireerden op de Arabische revoluties voornamelijk afgeschilderd als jonge avonturiers (op zijn vriendelijkst gezegd) die in zekere zin begrijpelijk gefrustreerd waren, maar duidelijk niet goed wisten wat ze eigenlijk in de plaats wilden.

“Ze hebben geen alternatief”, luidde de conclusie. Met deze voorstelling bewijzen de media en de politici die aan de macht zijn dat ze eigenlijk weinig begrijpen van wat er vandaag allemaal gebeurt en gaan ze voorbij aan het radicaal democratische karakter van de verschillende bewegingen.

De loutere positie van ‘tegen het systeem zijn’ bevat in feite een zeer kritische en essentiële visie voor de politiek van de toekomst (of de politieke actie van onderuit). Het creëert namelijk de ruimte voor een alternatief, een radicaal alternatief, zonder daardoor noodzakelijk in de val te lopen om er direct, stante pede, één te voorzien.

Zoals cultuurfilosoof Lieven de Cauter al eerder opmerkte op DeWereldMorgen.be belichaamt het neoliberalisme niet enkel een economische visie, maar een complete en dominante ideologische maatschappijvisie gebaseerd op de opvatting dat de hele wereld wordt beschouwd als een verzameling bedrijven. De idee van het zelfregulerende karakter van de utopische vrije markt is zover doorgedrongen in ons dagelijks leven dat we zelfs verondersteld worden onszelf te reguleren als een bedrijf.

Een bedrijf bestaande uit één individu waarin we zelf onze schoolloopbaan, onze carrière, onze gezondheid en ons sociaal leven vorm moeten geven naargelang de economische logica gebaseerd op winstmaximalisatie en groei. Deze hegemonie doorbreken, vraagt tijd.

Het doorbreken van de neoliberale hegemonie impliceert eveneens emancipatie en misschien zelfs een zekere vorm van verlichting die ons voorbij de mythes van het neoliberalisme helpt. Het is pas in de sociale strijd zelf en door middel van een gefundeerde kritiek op de huidige hegemonie (lees: door tegen het systeem te zijn) dat men dit kan bereiken. Als we vanuit dit standpunt vertrekken, dan moeten we concluderen dat bewegingen zoals OWS, de indignados en de vele bewegingen in de Arabische wereld al heel wat hebben bereikt.

Wat er de laatste maanden is gebeurd op het terrein, tijdens de betogingen, de bezettingen en de algemene vergaderingen draagt in zich de kiemen van een mogelijk alternatief. Om het met een voor de hand liggend voorbeeld te duiden: de bezetting van de publieke ruimte en de visie achter het opbouwen van een tentenkamp bijvoorbeeld, zijn op zich zeer krachtige signalen en getuigen van een welbepaalde antihegemonische visie.

Na een lange periode waarin ‘de stad’ grondig werd hertekend en herdacht als een politiek project dat voornamelijk beantwoordde aan de verzuchtingen van het neoliberalisme, waarin de publieke ruimte steeds meer werd geprivatiseerd en waarin het leven steeds meer werd onderworpen aan commerciële relaties, hebben de bezetters van de publieke ruimte (of in vele gevallen semipublieke ruimtes of ‘privatly owned public spaces’ zoals Zucotti Park) de stad terug opgeëist als het strijdtoneel voor een concreet alternatief.

De Occupy-kampen worden namelijk volgens een radicaal andere logica georganiseerd – de logica van de solidariteit en de sociale gelijkheid. In een Occupy-kamp draagt iedereen naar eigen vermogen bij, voedsel wordt uitgedeeld en gezondheidszorg wordt gratis verleend. De video over het McPhersonplein in Washington DC toont zeer duidelijk aan hoe het leven in een Occupy-kamp eraan toe gaat.

Via hun impliciete eis voor het ‘recht op de stad’, een stad die vooral zou moeten worden ontworpen op maat van de bewoners en niet op maat van investeerders en consumenten, geven ze op het moment zelf, tijdens hun bezetting, al vorm aan een alternatief [2].

Een alternatief dat niet noodzakelijk moet worden opgelijst in afzonderlijke concrete puntjes waarmee men naar de politici kan stappen. Integendeel, een alternatief dat direct geleefd wordt en dat steeds meer vorm krijgt in het proces van sociaal protest zelf. Toen ik recent zelf enkele dagen in New York de beweging van dichtbij kon meemaken, was ik getuige van de manier waarop activisten via allerlei workshops, acties en algemene vergaderingen hun beweging steeds meer vorm gaven en structureel uitbouwden. Een vorm gebaseerd op openheid, solidariteit en sociale gelijkheid. Daarin liggen de kiemen van het alternatief.

De mondiale dimensie van de Arabische revoluties heeft niets of weinig te maken met een zogenaamde ‘Arab awakening’ (Arabisch ontwaken) zoals ook onze eigen minister van Financiën, Steven Vanackere (CD&V, toen nog minister van Buitenlandse Zaken) het ooit verwoordde in het duidingprogramma ‘De Zevende Dag’.

De Arabische volkeren waren niet aan het slapen de laatste tien jaar, integendeel. Eigenlijk moet je het andersom zien. Het Arabisch protest heeft de indignados en OWS wakker gemaakt en wat de andersglobalisten ooit waren begonnen in 1999 weer opgestart.

Het waren de Arabische volkeren die zich voor het eerst en op zeer grote schaal hebben verzet tegen het systeem (de betekenis van het Arabische woord ‘nidham’). De mondiale sociale strijd van vandaag heeft dus vooral een belangrijke ruimte geschapen. De ruimte om opnieuw enkele essentiële en fundamenteel kritische vragen te stellen. Dat is tot nu toe haar belangrijkste verdienste. En hopelijk zullen er nog veel volgen.       

Noten:

[1] Swyngedouw, E. (2005) Dispossessing H?O: the contested terrain of water privatization, Capitalism, Nature, Socialism, 16(1): 81-98.

[2] De Franse filosoof Henri Lefebvre ligt aan de basis van een wetenschappelijke en filosofische literatuur die ‘het recht op de stad’ tracht uit te denken en probeert in te gaan tegen de neoliberale logica die het stadsbeleid de laatste decennia heeft gedomineerd.

Koenraad Bogaert

Koenraad Bogaert (UGent) is als onderzoeker verbonden aan de vakgroep Studie van de Derde Wereld en lid van de onderzoeksgroep Middle East and North Africa Research Group (MENARG). Hij is ook lid van de Vooruitgroep en van de Ronde Tafel van Socialisten.

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!