Opinie, Nieuws, België, Commerciële belangen, Opinie, Journalisten, Burnout, Ingrid Lieten, Arbeidsvoorwaarden, Perssteun, Paritair comité, Open brief, Luc Vanheerentals, CAO, Werkdruk, Freelance journalisten, Mediabedrijven -

Evaluatie beleid Lieten ten aanzien van journalisten

Luc Vanheerentals schrijft een open brief aan Vlaams minister van Media Ingrid Lieten (SP.A): "Wat meer sturing graag ..."

donderdag 24 november 2011 11:55
Spread the love

Ook in haar jongste beleidsnota, die voor 2011-2012, blijft Vlaams Mediaminister Ingrid Lieten (SP.A) heel vaag over beleidsmaatregelen om de werkomstandigheden van journalisten te verbeteren.

Vorig jaar liet de minister nochtans een studie (1) uitvoeren hierover. Die reveleerde vele pijnpunten, zoals hoge werkdruk, onregelmatige werkuren, het slechte statuut van freelancers … Toch weigert Lieten zelf conclusies te trekken uit de resultaten, maar schuift ze mogelijke oplossingen door naar ‘de sector’ zelf. Hetzelfde gebeurt overigens voor de dossiers journalistieke opleidingen, perssteun en overheidscommunicatie via de media.

Nu staat een ding vast: de mediabedrijven toonden het afgelopen decennium nauwelijks of geen interesse in de aanpak van de wantoestanden in de werkomstandigheden van journalisten. En dus dreigt dit ministerschap andermaal een maat voor niets te worden. Ingrid Lieten moet dringend het heft in handen nemen en zelf beslissingen nemen.

Hoge verwachtingen nog niet ingelost

Bij het aantreden van Lieten in 2009 waren de verwachtingen in journalistieke kringen nochtans hooggespannen. Enkele maanden daarvoor had Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) in de nasleep van een herstructureringsgolf in de media een Staten-Generaal van de Media bijeengeroepen waarin hij waarschuwde  voor “de verpaupering van de media als gevolg van slecht betaalde en slecht uitgeruste journalisten met een onzekere toekomst”.

Peeters pleitte toen voor rondetafelgesprekken over thema’s ter verbetering van de werkomstandigheden en het statuut van loontrekkende zowel als freelancers. Hij riep ook op na te denken over koppeling van perssteun aan kwaliteit en onafhankelijkheid van redacties. Lieten beloofde bij haar aantreden een vervolg te breien aan deze Staten-Generaal.

In haar beleidsnota 2009-2014 legde Lieten een hoopgevende link tussen de kwaliteit van media en de werkomstandigheden van de journalisten. “Het beleid om kwaliteitsjournalistiek te bevorderen moet en zal oog hebben voor de arbeidsvoorwaarden en sociaal-economische positie van journalisten en fotografen”, aldus Lieten.

Lieten stelde ook een koppeling in het vooruitzicht van de Vlaamse overheidssteun aan de geschreven pers “aan voorwaarden die de pluriformiteit versterken en de kwaliteit en redactionele onafhankelijkheid verhogen” en van de overheidscommunicatie “aan voorwaarden inzake de kwaliteit en pluriformiteit van de pers”. Ze wilde ook het medialandschap gaan monitoren om te weten “waar er problemen zijn bijvoorbeeld op gebied van verstrengeling tussen redactionele en commerciële inhoud” en nagaan of er verbeteringen mogelijk zijn aan de journalistenopleidingen.

Vandaag, na meer dan twee jaar ministerschap, blijft een eerste concrete verbeteringsmaatregel nog steeds uit. In 2010 werd aan de VUB en de Arteveldehogeschool wel een onderzoeksopdracht gegeven over “de wijze waarop de mediabedrijven in de pers en audiovisuele sector met het journalistiek talent omgaan”.

De resultaten van de studie werden in juli aan de sector voorgesteld, en vanaf dit najaar zullen overlegrondes worden georganiseerd over thema’s zoals opleiding en welzijnsbevorderende maatregelen op de werkvloer. Dat zou dan moeten leiden tot beleidsaanbevelingen. Maar de voorbereiding van het overleg verloopt moeizaam, en de projectorganisator die ermee werd belast, heeft alle moeite om zich in de problematieken in te werken

Beleidsnota Media 2011-2012

In haar beleidsnota Media 2011-2012 houdt Lieten zich op de oppervlakte over dit overleg. “De deelnemers aan de overlegrondes zullen gevraagd worden aanbevelingen op te stellen voor sector en beleid”, staat er te lezen. En: “De sector zelf draagt hier grote verantwoordelijkheid.”

De eigen inbreng van de minister blijft beperkt tot het poneren van twee “waarden”: vooreerst “de waarde van de media als sector in de samenleving en hun opdracht om publieke belangen mee te helpen verdedigen door middel van goede, eerlijke en betrouwbare informatie”, en vervolgens “de waarde voor het individu die in de werknemer/werkgever relatie op duurzame manier kan verder bouwen aan zijn talent”.

Wat de audiovisuele sector betreft, stelt Lieten haar hoop op “het sociaal charter” dat de VRT overeenkomstig de beheersovereenkomst 2012-2016 tegen midden 2012 moet opstellen.

Hoe dan ook leverde de studie die Lieten liet uitvoeren wel degelijk interessante kennis op over de werkomstandigheden van journalisten. Ook al omdat talloze journalisten, hoofdredacties, journalistenverenigingen en vertegenwoordigers van het management werden ondervraagd.

De onderzoekers besluiten onder meer dat de arbeidsomstandigheden in de periode 2003-2008 licht verbeterd zijn op vlak van werkdruk, werkzekerheid, onregelmatige werkuren en redactionele onafhankelijkheid. Tegelijk blijkt evenwel dat er nog een hele reeks knelpunten overblijft, vooral dan voor freelancejournalisten. Die betreffen werkdruk, loon, vergoeding in auteursrechten, statuten, werkzekerheid, bijscholing, begeleiding, flexibilisering, work-life balance, burnout en trauma, ondervertegenwoordiging van vrouwen, jongeren en allochtonen, onafhankelijkheid en deontologie.

Aan de vertegenwoordigers van mediabedrijven en journalisten werd tevens om mogelijke oplossingen gevraagd. Enkel over de nood aan bijscholing en een versterking van de Raad voor Journalistiek was er consensus. Lieten beschikt met de perssteun – 1 miljoen euro op jaarbasis – alleszins over een efficiënt instrument om mediabedrijven tot bepaalde initiatieven te sensibiliseren.

Luidens haar beleidsbrief 2011-2012 wil ze deze steun het komende jaar blijven toespitsen op naschoolse opleiding van “mensen die professioneel actief zijn in de media”. Daarnaast wordt onder leiding van minister-president Peeters tegen eind 2011 nagegaan in welke mate “bestedingen inzake overheidscommunicatie gekoppeld kunnen worden aan voorwaarden omtrent talentmanagement, welzijn en diversiteit op de werkvloer en de code van de Raad voor Journalistiek”.

Maar opnieuw valt op hoe weinig concreet dat allemaal is. Als Lieten niet meer sturend optreedt, valt te vrezen dat er ook de resterende jaren van deze legislatuur weinig of niets zal veranderen aan deze wantoestanden.

In de beleidsnota 2011-2012 wordt tot slot nog een nieuw onderzoeksinstrument aangekondigd. Begin 2012 wil Lieten starten met een Steunpunt Beleidsrelevant Onderzoek Media. Dat moet onder meer via inhoudsanalyses en monitoring van de media-inhoud van nieuwsmedia “een beeld geven van de kwaliteit, pluriformiteit en onafhankelijkheid van de journalistiek in Vlaanderen en aantonen waar er uitdagingen en knelpunten zijn”.

“Voor zijn werking en over zijn onderzoeksresultaten dient het Steunpunt actief in dialoog te treden met de sector en aan te geven of en waar er desgevallend stimuli of maatregelen vanwege het beleid wenselijk zijn die de kwaliteit van de journalistiek kunnen bevorderen.”

Mooi klinkt het misschien wel, maar nu mag de minister van Media eindelijk eens zelf wat verantwoordelijkheid opnemen en het trekken van conclusies niet louter in handen leggen van de sector.

Problemen in de mediasector

Ten eerste is er een probleem van werkdruk. Uit een onderzoek door Els De Bens (2) in 2003 bleek dat 38,3 procent van de Vlaamse journalisten ontevreden was over de te grote werkdruk. Gemiddeld diende op dat ogenblik 46,5 uur per week gewerkt te worden.

Uit nieuw onderzoek in 2008 (3) blijkt het gemiddeld aantal werkuren per week licht verminderde tot 45,4 uur. Ook uit recenter onderzoek door Marleen Teugels (4) blijkt werkdruk een belangrijk probleem. Liefst 31 procent van de beroepsjournalisten in Vlaanderen loopt volgens haar een verhoogd risico op burnout.

Werkdruk hangt bovendien significant samen met uitputting en cynisme. Diverse onderzoeken wijzen ook op ontevredenheid bij journalisten over de onregelmatige werkuren en de zeer moeilijke combinatie met het gezinsleven Al deze problemen stellen zich scherper bij freelance journalisten dan bij loontrekkenden. De oplossing hier is dat de werkdruk gemeten wordt per mediabedrijf en dat er normen opgesteld worden die niet mogen worden overschreden.

Het bovenstaande is één van de negatieve consequenties van het feit dat er sinds 1996 geen nationale CAO meer bestaat in de sector van de dag- en weekbladen. Deze werd dat jaar door de werkgevers eenzijdig opgezegd. Sindsdien gelden de nationale minimumregelingen van paritair comité 218, al dan niet aangevuld door bedrijfscao’s. Dat levert een versnipperd beeld op van verschillende regelingen, afspraken en procedures, zelfs binnen eenzelfde persbedrijven.

In vele mediahuizen zijn zoals gezegd de werkomstandigheden te zwaar en de werkdruk onverantwoord. Werkdruk en flexibiliteit moeten wezenlijk beheersbaar gemaakt worden. Steeds meer beginnende mediawerkers worden bovendien bedacht met een tijdelijk of uitzendcontract. Onder meer voor de (beginnende) journalist resulteert dit in onvoldoende werkzekerheid, wat maar moeilijk verenigbaar is met de noodzakelijke intellectuele onafhankelijkheid die nochtans elementair is voor echte persvrijheid. Er dient dan ook dringend werk gemaakt van een paritair comité voor media.

Er is daarnaast het probleem van de redactionale onafhankelijkheid. Uit recent onderzoek (5) door de Leuvense economen Dries De Smet en Stijn Vanormelingen blijkt dat 13 procent van de Vlaamse krantenjournalisten naar eigen zeggen dikwijls (=wekelijks) is benaderd door hetzij de uitgever, de hoofdredacteur, het marketingdepartement van zijn krant of adverteerders om een stuk te schrijven over een bedrijf of andere instantie dat in de krant adverteert.

Ander onderzoek uit 2008 (3) geeft aan dat liefst 14 procent van de ondervraagde journalisten zich zorgen maakt over commerciële druk en 17 procent vanwege interne druk. Een goed redactiestatuut moet de redactie kunnen afschermen van commerciële beïnvloeding. Het lijkt echter aangewezen dat aanvullend op Vlaams niveau een ombudsdienst wordt opgericht waar journalisten terechtkunnen met hun klachten.

Ten vierde een woordje over zelfstandige journalisten van wie jan en allemaal weet en verkondigt dat het de paria’s van de mediasector zijn. Wat kan er gebeuren om hun situatie te verbeteren? Er dient vooreerst werk gemaakt te worden van een standaardaannemingsovereenkomst waarin een aantal zaken uniform voor de hele sector geregeld worden zoals vaste tarieven, betaling binnen een vastgelegde periode, publicatie van wat afgesproken is of anders schadevergoeding, vergoeding voor de periode dat men ‘standby’ is voor het mediabedrijf, opzegvergoeding van minimaal 2 maanden bij verbreking overeenkomst, minimale bijscholing, begeleiding en feedback …

Vaste tarieven zijn natuurlijk het allerbelangrijkste. De werkgroep zelfstandigen van de VVJ heeft steeds gepleit voor een betaling van 30 euro per gepresteerd uur. Er bestaan wel degelijk modaliteiten om dit in de praktijk te kunnen waarmaken. Statutair moeten overigens alle journalisten die tegen betaling prestaties verrichten voor een mediabedrijf als ‘werknemers’ worden beschouwd, tenzij de journalist een ‘zelfstandigheidverklaring’ aflegt.

Het wettelijke aanvullende pensioenstelsel voor beroepsjournalisten dient uitgebreid naar zelfstandige beroepsjournalisten. Absoluut noodzakelijk is vanzelfsprekend ook dat het ministerie van Financiën en de uitgevers duidelijkheid scheppen over wat kan en niet kan met betrekking tot de auteursrechten.

Tot slot dient de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning van beroepsjournalisten aangepast te worden, hetgeen weliswaar een federale materie is. De wettelijke statuten van beroepsjournalist (algemene informatiemedia) en journalist van beroep (gespecialiseerde informatiemedia) dienen te worden gelijkgeschakeld.

Voor de erkenning van zelfstandige journalisten is het daarnaast belangrijk dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot het verbod tot ‘commerciële handelingen’ versoepeld worden. De wet van 30/12/1963 maakt de erkenning afhankelijk van de voorwaarde “geen enkele vorm van handel drijven en met name geen op reclame gerichte werkzaamheid uitoefenen, behalve als directeur van een blad, een nieuwsuitzending, een filmjournaal of een persagentschap.”

Deze regeling dient vervangen te worden door een andere waarin van de journalist geëist wordt dat hij in de eerste plaats ‘onafhankelijk’ dient te opereren.

Wat verwacht ik van Vlaams Mediaminister Ingrid Lieten

1) Om op de werkvloer werkelijk iets te verbeteren, moet de Vlaamse overheid de financiële steun aan de mediabedrijven – zowel de rechtstreekse steun als via overheidscommunicatie – koppelen aan een reeks voorwaarden. We denken hierbij onder meer:
– aan het bestaan van een degelijk redactiestatuut dat de verhoudingen tussen directie, hoofdredactie en redactieraad afdoende regelt;
– een beleid dat de werkdruk op redactie meet en indien nodig – op basis van nog op te stellen normen – beperkt;
– een tussen uitgevers en VVJ onderhandelde conventie waarin de vergoedingen en andere werkvoorwaarden van de freelance journalisten worden vastgelegd;
– een sectorale CAO die de loon- en arbeidsvoorwaarden van journalisten regelt. (6)
           
2) Vlaamse financiële steun aan de pers kan enkel uitgaan naar projecten binnen mediabedrijven die de kwaliteit van het nieuwsaanbod verhogen, het opzetten van een redactionele ombudsdienst, investeringen in nieuwe redactionele logistiek en opleiding, bijscholing en navorming zowel voor de journalisten die vast in dienst zijn als de freelancers.

3) De minister dient in overleg met collega’s (bv. Welzijnsminister Jo Vandeurzen) normen op te stellen voor werkdruk in Vlaamse mediabedrijven.

4) De minister dient tevens in overleg met de sector werk te maken van een Vlaamse ombudsdienst waar journalisten terecht kunnen met hun klachten over beïnvloeding om commerciële redenen.

5) De minister dient de sector tot slot onder druk te zetten om te komen tot een algemeen geldende aannemingsovereenkomst voor zelfstandige medewerkers (met inbegrip van afspraken over de tarieven).

Luc Vanheerentals

Luc Vanheerentals is freelancejournalist, VVJ-bestuurslid en lid van de sectorraad Media.

Noten:

(1) Katia Segers e.a. Onderzoeksrapporten talentmanagement in pers en AV-sector, 2010, blz.138 blz.
(2) De Bens,E., De Clercq,M. & Paulussen, S., De Vlaamse journalist, De Journalist 59-60-61, 2003
(3) Raeymaeckers, K.Paulussen, J., De Keyser J., De beroepsjournalist in 2008, in De Journalist 115-116-117, 2008
(4) Teugels M., Slachtoffers van de nieuwsfabriek, Burn-out bij journalisten in Vlaanderen in De Journalist, 136, 2010
(5) Luc Vanheerentals, Reclamedruk op journalisten is reeel, De Journalist, 150
(6) VVJ/Vlaamse Mediaplatform (2009), “Voor het behoud van het pluralisme en de kwaliteit van het nieuws. Een zwart-, wit- en draaiboek over de mediacrisis en haar uitwegen in 2009-2010”, onuitgegeven

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!