Mariano Rajoy van de Partido Popular (PP) is de gedoodverfde favoriet om de sociaaldemocratische José Zapatero (PSOE) als premier op te volgen bij de verkiezingen van zondag 20 november
Nieuws, Europa, Politiek, Crisis, Financiële crisis, Economische crisis, Verkiezingen, Spanje, Jongerenwerkloosheid, Spaanse revolutie, Analyse, 15 mei-beweging Spanje, PP, Mariano Rajoy, PSOE, José Zapatero, Alfredo Rubalcaba -

Zondag gaat Spanje gewoon verder op hetzelfde elan

Het verkiezingsresultaat zal geen verrassing opleveren, noch zal het beleid dat eruit volgt iets fundamenteel veranderen voor de Spaanse bevolking. De aangekondigde overwinning van de rechtse Volkspartij (PP) in de algemene verkiezingen is immers niet meer dan een logisch gevolg van de diepe economische en institutionele crisis waarin Spanje terecht gekomen is.

vrijdag 18 november 2011 13:15
Spread the love

Mariano Rajoy van de Partido Popular (PP) is de gedoodverfde favoriet om de sociaaldemocratische José Zapatero (PSOE) als premier op te volgen. Het wordt ‘derde keer goeie keer’ voor deze koppige en wat houterige kandidaat, die evenwel op een uitgekookte campagne heeft kunnen rekenen in de aanloop van de verkiezingen van zondag. De tegenkandidaat van de PSOE, Alfredo Rubalcaba, maakt geen schijn van kans.

De absurditeit van wat hoogstwaarschijnlijk een klinkende overwinning voor de PP zal worden, kan zich meten aan de Italiaanse (wan)toestanden van de opeenvolgende regeringen-Berlusconi. Schandaalvrij is de PP immers nooit gebleven, maar de afgelopen jaren liep het de spuigaten uit. Terwijl de PSOE van Zapatero er naïef alles aan deed om als een serieuze en coherente regeringspartij over te komen, mocht de PP vanuit de oppositie in allerlei stormen terecht komen zonder ook maar in te leveren bij de opiniepeilingen.

De zogenaamde zaak-Gürtel, waarbij verschillende vooraanstaande figuren van de Valenciaanse PP worden beticht van corruptie, is slechts een deuk in het koetswerk rond Rajoy. De zaak resulteerde weliswaar in het aftreden van de Valenciaanse minister-president, Camps; diezelfde Camps mocht enkele maanden eerder nog een verkiezingsoverwinning vieren op regionaal niveau. In volle indignado-beweging.

Ruzies in de Madrileense regio, afsplitsingen in Asturië, verlies in bolwerk Galicië, … het maakt allemaal niets uit. Acht jaar oppositievoeren tegen Zapatero blijkt voor de PP genoeg om in de richting van 45 procent te gaan. Zelfs het opdoeken van de Baskische afscheidingsbeweging ETA draagt niets bij tot de populariteit van de PSOE.

Sociaaldemocratie zo dood als een mus

Dat Zapatero (bijna) twee min of meer normale legislaturen wist te voltooien, waarbij werd gewerkt aan een degelijke image building rond de regering, de instituties – zo werd een vrouw voor het eerst minister van Defensie – het verdedigen van progressieve rechten als het holebihuwelijk en abortusrecht, alsook een aantal sociale hervormingen die naar Spaanse normen baanbrekend waren, hebben het nakende verlies niet kunnen voorkomen.

Voor veel Spanjaarden betekenden de twee regeringen-Aznar (PP) tussen 1996 en 2004 immers jaren van toenemende welvaart. In vergelijking met de afgelopen vier jaar een periode van ‘melk en honing’ zelfs. De PP wist een half moderne economie danig te liberaliseren, dat er in Spanje gigantische bubbels ontstonden op de vastgoedmarkt. Delen van de Spaanse (hogere) middenklasse verdienden hier ontzettend veel geld mee, en de middenlagen groeiden gestaag. De reële economie evolueerde niet, en fabrieken sloten. Net als elders in Europa.

De rest van het verhaal is dus bekend, maar sinds 2004 heeft de PSOE er nooit iets aan gedaan om het luchtkasteel en vooral de instorting ervan te voorkomen. Sterker zelfs, Felipe Gonzalez, de sociaaldemocratische premier van eind jaren tachtig en begin jaren negentig was mee de architect van Spanje zoals het nu is: een grotendeels geprivatiseerd land zonder langetermijnvisie waarbij vooral makkelijk geld verdiend kan worden. Grote overheidsinvesteringen hielpen de groei, en later werden de winstgevende onderdelen daarvan in privéhanden gebracht.

Die verhaallijn wijzigde in wezen nooit. Spanje werd pas echt een democratie in 1978, maar deed dat op bijzonder gedesarticuleerde wijze. Defensie en Justitie werden gemoderniseerd, andere componenten bleven hopeloos achter. Zo ook het politiek-economisch bestel. Enerzijds kreeg het de facto tweepartijensysteem van in het begin al voet aan grond, terwijl er na de campagne voor toetreding tot de Europese Unie in 1986 nog maar weinig sprake was van een economische visie voor het land.

PP (inclusief voorgangers) en PSOE wisselden elkaar af over de jaren heen en handelden elk met verschillende nuances naar éénzelfde logica. Tot op zekere hoogte zorgden deze afwisselingen voor nieuw evenwicht bij sociaaldemocratische overwinningen, maar de huidige crisis is van een compleet ander niveau.

In 1993 waren er procentueel gezien even veel Spaanse werklozen als nu. Toen was er evenwel sprake van een geheel ander economisch vooruitzicht. Nu wordt er ‘ceteris paribus’ geen groei verwacht in één volledig decennium. Als de situatie met andere woorden niet verslechtert, mag Spanje zich spiegelen aan de ‘lost decade’ van Japan in de jaren negentig. Zonder diezelfde productiviteit en hoogtechnologische economie, laat staan een gelijkaardige economische situatie op wereldvlak.

Geen beloftes

Het is tegenover dit grimmig vooruitzicht dat kandidaten en partijen campagne voeren voor de verkiezingen. Het centrale debat wordt dus herleid naar twee kandidaten, die elk moeten zien te verwoorden hoe ze de crisis zouden aanpakken. Van inhoudelijk debat is echter geen sprake, omdat geen van beiden antwoorden kan bieden.

De koppen van de meeste Spaanse kranten vertellen luttele dagen voor de stembusgang vooral over het steeds hoger wordende verschil van de Spaanse rentevoet met de Duitse ‘standaard’. Dat is een geval van wat men “één krantenkop zegt meer dan duizend woorden” zou kunnen noemen: de verkiezingen gaan nergens over, maar zijn bovenal geen uitoefening van democratie. Alles wordt gedomineerd door de dictatuur van de markten en de schuldonderhandelingen op Europees niveau.

Secundaire debatten, zoals het terugschroeven van welke budgetten en in welke mate precies, komen dan wel aan bod. Men is het erover eens dat er meer zal moeten worden bespaard. Volgens Rajoy in onnodige uitgaven en het gedeeltelijk opdoeken van de welvaartsstaat (op de pensioenen na), volgens Rubalcaba moet de lijn van Zapatero voortgezet worden, zij het met enkele extra ‘progressieve maatregelen’. 

Dat er uiteindelijk een meerderheid van een minderheid (ongeveer een vijfde van de stemgerechtigde bevolking) op de PP gaat stemmen, is vooral te wijten aan de enorm gedaalde welvaart bij een groot deel van de werkende klasse. Eén iets dat zeker werkt bij Rajoy, hoewel het zeker niet het handelsmerk van de PP is, is een lichte anti-Europese houding.

De PP wijkt gedeeltelijk af van andere Zuid-Europese en veelal sociaaldemocratische technocraten die reeds besparingsplannen uitvoerden in opdracht van Europa. En dat spreekt mensen aan. Want hoewel ze weten dat het pijn zal doen; het is toch net iets minder erg als de nationale trots deels behouden kan worden door zelf de besparingen te bepalen en vooral te werken aan een eigen weg.

Oude spoken

Cospedal, een belangrijke ‘nummer twee’ van de PP riep echo’s van het Franco-tijdperk op door onlangs te stellen dat “mensen op straat moesten komen, maar enkel op 20 november (de dag van de verkiezingen)”. Het is niet de eerste keer dat PP-coryfeeën dergelijke uitlatingen doen, te meer omdat er niet langer naar omgekeken wordt. Niet door de grotendeels partijdige en geprivatiseerde media, en ook niet door een collectief geheugen dat aan lichte dementie begint te lijden.

Ook daarvan kan de PP profiteren. Spaans nationalisme – met name economisch nationalisme – is weer in, en wordt veelal ook gepercipieerd als een uitweg uit de crisis. Door enkel Seats te kopen, in eigen land op vakantie te gaan en genoeg chorizo te eten, kan de boel weer terug op gang getrokken worden. Opnieuw is dit niet iets wat de PP actief zal uitdragen – de Europese alarmbellen zouden in dat geval al lang afgegaan zijn, maar een lichte schijn is voldoende om het voordeel van de twijfel in dat van de oppositiepartij te doen overhellen. 

Was het immers niet de PSOE van Zapatero die tijdens de crisis aan de macht was en deze niet wist te voorkomen? Slechts weinigen zullen écht geloven dat Zapatero de oorzaak was van de crisis, maar vele beetjes kunnen een groot geheel maken. In dit geval een verzuurde politieke sfeer en een inhoudelijk debat dat compleet doodgeknepen wordt door de externe crisisinvloeden. Meteen ook de reden dat de verkiezingen van zondag vervroegd werden.

Alternatieven

Er zijn ook andere partijen, en de indignado-beweging heeft na zes maanden al een zekere impact kunnen veroorzaken. Nog niet onder de vorm van een nieuwe linkse formatie, noch de opgang van de bestaande linkse kracht (Izquierda Unida), maar wel door de oproep om op kleine partijen te stemmen. Dit is voor alle duidelijkheid geen eensgezinde mening van ‘de’ beweging, maar het gevolg van een reeks initiatieven die schommelen tussen de boycot en het stemmen op partijen die geen kans maken. Ook verschillende oproepen om niet op senaatslijsten te stemmen, krijgen een zekere navolging.

Toch is de inertie van een gemonopoliseerd politiek bestel veel te groot om echt schade te kunnen aanrichten aan de dominiantie van de twee grote partijen. Iemand moet immers de crisis trachten op te lossen. Hoe dan ook is de indignado-beweging nog volop aan het mobiliseren, terwijl nu ook steeds meer studentenprotesten tegen besparingen in het onderwijs de straten innemen, samen met onder meer de Catalaanse staking in de gezondheidszorg.

Het behoeft slechts een simpele rekensom om uit te rekenen dat de doorgevoerde besparingen gegarandeerd op verzet zullen stoten. Een verzet dat niet zal afnemen, tenzij het te maken krijgt met verkreupelende nederlagen.

De vraag is of de PP-overwinning van zondag zo’n nederlaag zal vormen. Wat de PP immers erft, is rot tot op het bot. Dit vier jaar uitzingen zal al een hele opdracht worden voor Rajoy. De aloude taktiek van de PP om in de mate van het mogelijke een institutionele cocon rond zich te creëren en daarmee de eigen continuïteit aan de macht te kunnen garanderen, is een eerste agendapunt voor Rajoy. Probleem voor hem is de doorn in het oog die de indignado-beweging heet.

Democratie

Indignado’s komen doorgaans op straat met een veranderde set aan waarden in hun achterhoofd: niet zozeer het feit dat ze zich geen auto kunnen verloorloven of geen deel meer uitmaken van de wilde consumptiemaatschappij die Spanje tot voor kort had, dreef hen tot protest. Wél en met name het feit dat ze zich bestolen voelen. Van hun toekomst, van hun zekerheid, en van hun democratische en economische rechten. Redelijk essentiële zaken, dus.

Wanneer de PP begint te raken aan institutionele omkaderingen – en het is niet waarschijnlijk dat de kieswet zal worden veranderd – dan kunnen in één vingerknip 500.000 mensen de straten van Madrid, vreedzaam, maar zonder aflaten, innemen. 

In die zin heeft Rajoy een kleiner voordeel in het uitvoeren van z’n programma tegenover figuren als Monti in Italië: hij is verkozen, en bovendien doet hij dat op basis van een relatief euroscepticisme. Een eigen versie van een technocratische en autoritaire besparingsronde toepassen, zal dus niet zomaar van een leien dakje lopen.

Bovendien won de PP ook in mei al de regionale verkiezingen. Regio’s waar veelal geen geld meer is, die zelfs het bankroet nabij zijn. Ook daar moeten de grote besparingsrondes op vlak van gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid nog volgen. In Catalonië – waar de verkiezingen een jaar geleden al plaats vonden – is de dominante rechtse CiU al een groot deel van haar steun kwijt. Voorlopig nog aan de PP.

Toch lijkt het een zero sum game te gaan worden voor Rajoy. Europa kan binnen afzienbare tijd de enige uitweg worden voor Spanje, en een eventuele passage langs de kassa van het Europese noodfonds zou de handelingsvrijheid van een nieuwe regering-Rajoy meteen strak aan banden leggen. 

De vraag is vooral wat nadien moet gebeuren. Zet de polarisering in Spanje zich door, of komt er een nieuw alternatief (of meerdere), geïnspireerd door de indignado-beweging? 

Voorlopig lijkt het land voort af te glijden richting een noodzakelijk dieptepunt, waarbij enkel vastgesteld zal kunnen worden dat Spanje in de eerste plaats het slachtoffer is geworden van een failliet economisch systeem. Het moet raar lopen indien de PP nog zou kunnen profiteren van een dergelijke conclusie.

Marc Puyol

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!