Met de G1000 de democratie gestalte geven
Opinie, Nieuws, Economie, Samenleving, Politiek, België, David Van Reybrouck, Alexis de Tocqueville, Representatieve democratie, Habermas, J.J. Rousseau, Schumpeter - Johan Van de Kerckhove

Met de G1000 de democratie gestalte geven

G1000 is een mooi en nieuw experiment, maar het is zeer de vraag wat de effecten zullen zijn op onze politieke besluitvorming. Naar mijn aanvoelen is het mooiste dat we mogen verwachten een groot leermoment. We blijven hierbij wel met de vraag zitten of zoveel engagement, tijd en middelen niet op een meer optimale manier hadden kunnen worden ingezet.

woensdag 9 november 2011 17:36
Spread the love

Democratie is blijkbaar geen eenduidig begrip. Dat het volk mag regeren, betekent niet dat de meerderheid zo maar kan of mag beslissen. Dat hebben de befaamde ‘vijf minuten politieke moed’ ons geleerd inzake Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV).  Dat leren we in ons landje evenzeer in Brussel en in de randgemeenten.

Het dringt intussen ook door in ons collectief geheugen dat democratie niet betekent dat de minderheid een dominante positie kan innemen door elke meerderheidsbeslissing te blokkeren of te doorkruisen. Dat democratie niet zomaar de stem van het volk is, leren we regelmatig uit de resultaten van referenda en volksraadplegingen waarvan de resultaten doorgaans erg voorspelbaar zijn.

Het wordt nog ingewikkelder als men moet vaststellen dat onze representatieve democratie het ook nog eens regelmatig laat afweten. We moeten het in deze turbulente tijden reeds meer dan 500 dagen stellen met een regering van lopende zaken. Dat het uiteindelijk nog relatief goed gaat, zegt op zichzelf ook heel veel over het belang en de efficiëntie van onze parlementaire democratie.

Nieuwe vormen van democratie

Het lijkt dan ook meer dan logisch dat bevlogen democraten op zoek gaan naar nieuwe vormen om het volk te laten spreken en de besluitvorming effectiever te laten verlopen. Schrijver David Van Reybrouck en presentatrice en actrice Francesca Vanthielen hebben vanuit dit perspectief een groots en sympathiek initiatief ontwikkeld. Op 11 november komt de G1000 samen op wat volgens hun intentie zou kunnen uitgroeien tot een ware hoogdag van democratie. Alle ingrediënten om dit doel te realiseren lijken in deze mooie uitdaging aanwezig.

Het zou gaan om een wetenschappelijk uitgekiende steekproef van 1000 burgers die het hele volk uitstekend zouden kunnen vertegenwoordigen. Wat het volk minder heeft dan de beroepspolitici, namelijk kennis en ervaring, zou gecompenseerd worden door de wijsheid en de compromisbereidheid van de modale burger. Deskundige facilitatoren zullen de gesprekken begeleiden aan 100 tafels van 10 personen in één grote hall.

Mijn hart en het hart van vele democratische zielen gaat harder slaan bij zoveel deskundigheid, die enthousiast op de sporen wordt gezet na een goed voorbereide volksraadpleging, die de belangrijkste thema’s zal aanreiken. In dit grootschalige experiment van democratische vernieuwing kan de stem van de gewone vrije burger duidelijk worden gehoord en zal de wijsheid van het volk de weg wijzen naar prioritaire beleidsopties. In dit perspectief wordt het werk van de echte politieke vertegenwoordigers veel eenvoudiger, want de grote perspectieven en de contouren van de oplossing van onze grote problemen zouden na 11 november reeds op tafel kunnen liggen. Velen kijken dan ook hoopvol uit naar de resultaten van dit mooie initiatief waarin zoveel creativiteit, geld en energie is geïnvesteerd.

Ik heb echt gepoogd om mee te denken en mee te voelen met dit uitnodigende initiatief. Maar tussen droom en daad staat uiteindelijk één en ander in de weg. Mijn sociologisch gevormd verstand stelt heel wat vragen, zowel bij de analyse die in een manifest aan dit initiatief voorafgaat, als bij de conclusies. Mijn oude hart heeft nog ‘We shall overcome’ gezongen in ’68 en heeft sinds die jaren heel wat energie gestoken in discussies omtrent democratie in bedrijven en organisaties.

De laatste jaren ben ik daarenboven gebiologeerd door wat men ‘systemisch’ denken noemt. Dit is een vrij complex begrip dat o.a. betekent dat men elk fenomeen bekijkt in zijn systeemcontext waarbij alles met alles samenhangt. Vaak komen in dit soort benaderingen ook diepere drijfveren en achtergronden aan de oppervlakte. Zowel verstandelijk als gevoelsmatig ging mijn kritische zin vragen stellen bij mijn aanvankelijk grote sympathie voor dit experiment.

Een wetenschappelijk experiment?

Deze groots opgezette raadpleging komt bij mij over als een emanatie van onze hedendaagse cultuur met zijn groot geloof in techniek en rationaliteit. In de uitgestippelde strategie zitten diverse ingrediënten die doen denken aan een wetenschappelijk experiment waarbij ‘meten is weten’ het grote adagio is. De wil van het volk wordt als het ware deskundig begeleid naar een geobjectiveerd resultaat. De 100 tafels van 10 personen zijn dan als het ware de proefbuisjes in het laboratorium, los van de complexe structuren en processen waarin de concrete problemen van de samenleving liggen ingebed.

Ook de 1000 geselecteerde kiezers zijn losse individuen. Dit lijkt een andere exponent van de hedendaagse cultuur waarbij de individualisering en het ego sterk centraal staan. Het feit dat deze genodigden vrij zijn van directe belangen en druk, wordt als een voordeel gezien ten overstaan van de met handen en voeten gebonden professionele politici. Dit ‘vrij zijn van’ impliceert evenwel meteen ook een grote vrijblijvendheid en dus weinig concrete verantwoordelijkheid. Het hoeft geen betoog dat deze factoren kleur en smaak geven aan de eindresultaten van het geplande overleg. Tegelijk wordt ook een zware hypotheek gelegd op de eventuele realiseerbaarheid van de resultaten. Deze moeten hoe dan ook geïmplementeerd worden in een concrete context met bestaande belangen en machtsverhoudingen.

Naar mijn overtuiging is de gebruikte methodiek – hoe goed ook uitgekiend – niet objectief noch waardevrij. Wanneer uit deze experimentele setting conclusies worden getrokken, dient ook rekening te worden gehouden met de randvoorwaarden waarbinnen deze raadpleging kan plaatsvinden.

Democratie is veel meer dan representatie

De belangrijkste kritiek op deze gesofistikeerde volksraadpleging ligt in de vaststelling dat het democratisch instrumentarium hier losgekoppeld wordt van het globale politieke systeem. Democratie lijkt in de benadering van Van Reybrouck gereduceerd tot een representatieve democratie. In zijn visie worden angstige volksvertegenwoordigers gedomineerd door partijbelangen en opgejaagd door kritische burgers via frequente algemene verkiezingen. Moderne hulpmiddelen zouden een meer directe democratie mogelijk maken, zoals in het oude Athene, met meer onafhankelijke burgers die vlugger tot een betere besluitvorming zouden kunnen komen.

In deze visie gaat de G1000 totaal voorbij aan een centrale gedachte in het werk van één van de grote inspirators van de Westerse democratie: de filosoof Jean-Jacques Rousseau. In zijn “Du contract social” van 1762 heeft hij het over ‘la volonté générale’ die aan de basis ligt van de volkssoevereiniteit.  Dit begrip wordt in het Nederlands best vertaald als algemeen belang en dat is nog wat meer en anders dan de loutere optelsom van individuele en vaak ook egoïstische belangen.

Het hoeft geen verder betoog dat het algemeen belang in onze complexe samenleving niet zomaar via relatief eenvoudige middelen kan worden te voorschijn gehaald. Dit normatieve begrip werd in de ontwikkeling van ons Westers democratiemodel reeds lang aan de kant geschoven. De econoom Joseph Schumpeter argumenteerde in 1947 in zijn bekend werk “Kapitalisme, Socialisme en Democratie” dat er in onze massademocratie geen ruimte is voor zo’n normatief kader dat trouwens ook niet objectief voorstelbaar of meetbaar is. Uit zijn verdere analyse en ook uit de feiten blijkt dat de politiek, door dit begrip los te laten, steeds meer de weg opgaat van het gereguleerd conflict tussen politieke partijen over machtsverdeling en het articuleren van de individuele belangen van de burgers.

Wij waren dan ook blij dat de organisatoren van de G1000 in een recente bijdrage in De Standaard (5-6 nov. 2011) dit begrip weer boven water halen, zonder echter aan te geven hoe ze dit concreet zouden kunnen valoriseren in hun aanpak.

Dat democratie veel meer is en veel breder dan een systeem van verkiezingen en delegatie van macht, wist politiek filosoof Alexis de Tocqueville ons reeds te vertellen in 1835. In zijn standaardwerk “Over de democratie in Amerika” beschrijft hij uitgebreid dat democratie ook een bredere democratische cultuur vooronderstelt, met bepaalde visies, ideeën en omgangsvormen. Het is niet alleen een politiek begrip, maar impliceert ook een aantal sociologische en psychologische ingrediënten. Alles wat de burger helpt om uit zijn isolement te trede,n is in een democratisch bestel belangrijk. Niet alleen de partijen, maar ook vakbonden, het verenigingsleven, kunstenaars en al wie het volk kan beïnvloeden en mobiliseren spelen een cruciale rol.

In dit complex samenhangend systeem kan een democratische samenleving met democratische mensen via democratische processen concreet gestalte krijgen. Democratie bestaat in de visie van deze visionair niet alleen uit wetten, maar ook uit een soort democratische moraal (les moeurs), die als het ware de brandstof levert om dit democratische systeem levendig te houden.
Wanneer we een eigentijdse vertaling proberen te maken van dit ruimere en complexere democratiebegrip, komen minstens vier essentiële bestanddelen bovendrijven. Deze zijn in een systemisch concept onlosmakelijk met mekaar verbonden en beïnvloeden mekaar wederzijds.

1. Een relevant politiek systeem

De vraag naar het relevante politieke kader was in het verleden waarschijnlijk veel evidenter dan vandaag. De Tocqueville erkende reeds verschillende samenhangende politieke huishoudens in het toenmalige Amerika. De gemeenten zag hij als een soort leerscholen dicht bij het volk. Zij laten de smaak van wijsheid en verantwoordelijkheid proeven. Tegelijk huldigde hij ook reeds een soort subsidiariteitsbeginsel waarbij de politieke bevoegdheden worden uitgeoefend op het laagst mogelijke niveau.

Eén van de grote problemen van ons huidig politiek bestel, dat onvoldoende geaccentueerd wordt, is de dominantie van het financieel-economisch systeem. Dit wordt ons  momenteel pijnlijk duidelijk gemaakt door de bankencrisis die vlug evolueerde naar een landencrisis en een Euro- crisis. Sinds de jaren ’70 krijgen we steeds meer multinationals, wiens omzet groter wordt dan de BNP’s van de landen waarbinnen (of beter gezegd waarbuiten) deze functioneren. Mondialisering en liberalisering gaven verder steeds meer vrij spel, niet alleen aan een industrieel kapitalisme, maar ook aan een financieel kapitalisme dat steeds mondialer, anoniemer en virtueler wordt.

De processen die hier werkzaam zijn, worden voorgesteld als de natuurwetten van de alleszaligmakende markt en niet als de resultaten van besluitvormingsprocessen in multinationale cenakels. Ze tekenen in elk geval steeds meer de contouren uit waarbinnen het traditioneel politiek besluitvormingsproces dient te functioneren. Hier worden we geconfronteerd met een gigantisch democratisch deficit, niet alleen in de afzonderlijke landen maar ook steeds duidelijker in Europa en in de wereld. Dat de traditionele politieke democratie hier meer dan een paar maten te klein is, zal Griekenland en zijn premier intussen pijnlijk duidelijk geworden zijn.

Linkse politieke partijen en vakbonden konden in het verleden nog hopen dat ze op Europees niveau een tegenmacht  zouden kunnen vormen tegenover het neoliberaal en  multinationaal kapitalisme. De machtsverhoudingen die nu meer dan ooit bloot komen te ligge,n roepen niet alleen de ‘Indignados’ tot leven, maar zullen vele links-radicalen doen zoeken naar nieuwe democratische strategieën.

Gemeten aan deze uitdaging komt de G1000 plots in een totaal ander daglicht te staan. De cleane neutraliteit en objectiviteit, die ze claimen, zou wel eens kunnen betekenen dat ze impliciet de gevestigde waarden en belangen aanvaarden als het kader waarbinnen ze hun democratisch ongevaarlijk spel probleemloos kunnen en mogen spelen.

2. Een democratisch resultaat

De democratie die alleen oog heeft voor het formele participatieproces, lijkt me evenzeer een eenzijdige democratie. Een democratische besluitvorming garandeert immers niet zomaar een democratisch resultaat. Hier komt niet alleen de ‘volonté générale’ van J.J. Rousseau op de proppen, die de vraag stelt naar het algemeen welzijn. Algemeen welzijn betekent niet alleen voordelen voor diegenen die stemmen, maar ook voor hen die mogelijks de gevolgen zullen moeten ondergaan.

In deze visie en in deze tijd kan algemeen welzijn alleen gezien worden als een begrip dat zich zo ruim mogelijk uitspreidt in ruimte en in tijd. Alleen wanneer we dit perspectief mede in aanmerking nemen, komen we op het spoor van de talloze problemen die we in onze beschaving proberen door te schuiven naar anderen. We kunnen dan vragen stellen naar de mate waarin ons welzijn en onze welvaart gebaseerd is op uitbuiting van volkeren, uitputting van grondstoffen, verschuiving naar volgende generaties, enz.  Langs deze weg worden we geconfronteerd met onze intrinsieke verantwoordelijkheid voor alle aspecten van ons samenleven. Het begrip ‘duurzaam ondernemen’ krijgt hier zijn volle betekenis als een noodzakelijk bestanddeel van een democratische beschaving.

Als we naast de formele democratie naar binnen, de inhoudelijke democratie naar buiten plaatsen, zien we hoe we in ons huidig systeem voortdurend problemen ‘democratisch’ oplossen door deze te verschuiven en de facto de verantwoordelijkheid af te wijzen. Dit is wat Griekenland in zekere zin probeerde te doen met een referendum. Dat is wat wij eigenlijk reeds lang doen met ons pensioenstelsel, waarbij we stelselmatig rekenen op de volgende generaties. We gaan er evenzeer probleemloos van uit dat onze nakomelingen een oplossing zullen vinden voor onze vervuilde planeet, de uitgeputte grondstoffen, het energievraagstuk, de berging van radioactief afval, enz. enz.In onze visie zijn dat de centrale problemen waar onze verantwoordelijke democratie zou moeten van wakker liggen. Het gaat hier uiteindelijk niet alleen over de kwaliteit van leven voor onze nazaten, maar over het werkelijk voortbestaan van deze blauwe planeet.

Wanneer we vanuit dit perspectief kijken, kunnen we heel wat democratische tekorten optekenen in onze liberale democratie.
De kans dat de G1000 op deze golflengte terechtkomt, lijkt ontzettend klein. Daarvoor zitten we al te zeer in een te geïndividualiseerde en geïsoleerde laboratoriumsituatie waarin de blik alleen gericht is op de kiezer en zijn rechten binnen het formele systeem. Nochtans is er in het manifest enige ruimte voor deze andere dimensie: ‘En als we nu eens op het podium de grote vraagstukken van deze tijd bevattelijk uit de doeken deden en zo objectief mogelijk de verschillende beleidsopties analyseerden.’

3. Een delegatiesysteem voor besluitvorming

Het is precies op deze dimensie dat de G1000 focust. Ze willen reageren tegen onze representatieve democratie, die volgens hun analyse steeds meer vastloopt. De problemen van daadkracht, effectieve besluitvorming en gebrek aan macht worden dan ook toegeschreven aan de tekorten van het al te partijgebonden verkiezingssysteem. We citeren even: “Nooit eerder was de burger zo mondig – en tegelijk zo machteloos. Vinden wij het normaal om in een informatietijdperk te leven met een kiessysteem dat in essentie uit de vroege negentiende eeuw stamt?”

In onze analyse hebben we duidelijk gemaakt dat de problemen van onze democratie verder en dieper dienen te worden gezocht dan in het representatiesysteem alleen. De vraag is trouwens in welke mate de G1000 een reëel alternatief of een werkzame aanvulling kan bieden. De doelstellingen van dit grootscheepse experiment zijn trouwens niet zo duidelijk. In het manifest zijn de verwachtingen heel hoog gespannen: “En als dit nu eens de ware hoogdag van de democratie kan zijn”. Ze gaan er als het ware van uit dat hun aanpak en hun adviezen zo overtuigend zullen zijn dat de traditionele politici er niet zullen kunnen naast kijken.

In een recente bijdrage (De Standaard, 5,6 dec) klinkt het reeds heel wat genuanceerder: “Ons burgerinitiatief houdt daarbij politici een spiegel voor en roept politieke partijen op tot een gewetensonderzoek, net zoals we burgers confronteren met hun verantwoordelijkheden en de complexiteit van de besluitvorming”. Naar ons aanvoelen zou dit laatste wel eens het belangrijkste effect van deze burgerdemocratie kunnen zijn.

Er kunnen ook vragen gesteld worden bij het democratisch gehalte van de complexe aanpak die sterk rationeel onderbouwd lijkt.
Voortdurend wordt de nadruk gelegd op het participatieve en deliberatieve democratiemodel dat ze voorstaan.

Laten we even kijken naar de drietrapsrakket die ze willen lanceren:

1) Voor de burgertop vindt er een grootschalige online-bevraging plaats om te achterhalen waar de burger écht van wakker ligt. Voor zover ik dat kan beoordelen, is dit geen participatieve of deliberatieve aanpak, maar zitten we eerder dicht bij een soort tele-democratie of volksraadpleging. Of dit op een objectieve en neutrale manier kan, is nog maar de vraag. De thema’s zullen hoe dan ook sterk bepaald worden door de actualiteit die in de periode juli – november voortdurend sterk evolueerde. Wie zal dan uiteindelijk de 3 belangrijkste thema’s selecteren die op de burgertrap intensief zullen worden besproken? Welke zijn de criteria die hierbij zullen worden gebruikt? Ook hier zijn vragen in verband met het democratisch gehalte, de representativiteit en de objectiviteit ten zeerste aan de orde. Blijkbaar gaat het hier toch wel om een vorm van begeleide democratie.

2) Op de burgertop zelf gaan 1000 representatieve burgers met mekaar in gesprek in een grote hall met 100 tafels. Wij zijn niet deskundig om te beoordelen in welke mate het hier om een echte representatieve steekproef gaat. Het lijkt me een bijna onmogelijke opgave om dit echt ad random te realiseren met allemaal mensen die spontaan komen eens ze geselecteerd zijn. Wat me wel duidelijk lijkt, is dat we hier weer te maken krijgen met een andere vorm van democratie waarbij een aantal burgers afgevaardigd worden, niet door kiezers maar via een wetenschappelijk onderbouwde steekproef. Het is dus een vorm van indirecte delegatie, waarbij de betrokkenheid bij de thema’s die centraal staan geen enkele rol speelt.

Zoals we in het begin van dit artikel schreven, kan deze vrijheid tegelijk een grote vrijblijvendheid impliceren. Het feit dat men niet rechtstreeks betrokken is bij de aangebrachte thema’s en ook geen concrete verantwoordelijkheid draagt voor de resultaten van het gesprek, kleurt de gesprekssituatie op een onduidelijke manier. Voor de organisatoren lijkt dit eerder een voordeel dan een nadeel.

Pas nu kan de eigenlijke hoogdag van de democratie beginnen, in een massaal grote hall. De eerste vraag die men kan stellen is: In welke sfeer, toonzetting of energie zal deze plaatsvinden. Wie zal de toon zetten en hoe zal dit gebeuren? Daar hangt reeds veel van af. Het kan een grote plezante happening worden of een serene diepgravende bezinning.

Eerst worden de deelnemers grondig ingelicht door deskundigen die de thema’s zo neutraal mogelijk toelichten. Ook hier is het geloof in de rationele objectiviteit bijzonder groot en de uitdaging navenant. Hopelijk worden deze specialisten gevonden en slagen deze grotendeels in hun opzet.

Dan kan de deliberatieve democratie aan het woord komen, begeleid door 100 facilitatoren. Deze zouden zowel gesprekstechnisch als inhoudelijk moeten competent zijn en daarenboven de bescheidenheid moeten opbrengen om zelf op de achtergrond te blijven. Ook hier ligt de lat weer vrij hoog. Waarschijnlijk zijn deze facilitatoren vooraf geschoold in de theorie van het communicatieve handelen van de Duitse socioloog Jürgen Habermas, die overigens ook heel mooie dingen geschreven heeft over de deliberatieve democratie (Zie : Tinnevelt, 2003). Habermas wil dit communicatieve handelen getoetst zien aan een vijftal criteria (Hendriks, 2006, 133):

  • inclusief: alle strekkingen en gezichtspunten mogen en kunnen aan bod komen
  • open: met open vizier en open mind, niet strategisch of manipulatief, maar vanuit kwetsbaarheid
  • machtsvrij: niet gebaseerd op verschillen van macht, maar op basis van kennis en overtuiging
  • argumentatief: alleen het betere argument beïnvloedt in dit open gesprek van gelijke, vrije burgers
  • transformatief: in deze kwetsbare openheid kan iedereen van mening veranderen en kan een brede consensus groeien.

Voor Habermas is dit soort machtsvrije dialoog de basisvoorwaarde voor een deliberatieve democratie. Het is dan ook zeer de vraag in welke mate men in de gegeven massale setting aan deze subtiele criteria zal kunnen beantwoorden. Mijn ervaring leert mij dat dit reeds een enorme opgave is met een kleine, goed gemotiveerde groep van grotendeels gelijkgezinden.

3) We komen nu aan de laatste fase van deze burgertop. Een kleine groep burgers zal de frisse ideeën, die men hoopt bijeen te sprokkelen, dieper uitwerken en formuleren in de richting van concrete oplossingen. Ook hier kunnen heel wat kritische vragen bovendrijven: Welke burgers? Met welk referentiekader en waarden zullen zij werken? Wat is hun uiteindelijke bedoeling?
Ook hier weer lijkt het geloof in de rationaliteit en deskundige objectiviteit erg groot. Nochtans wordt in een recente bijdrage sterk benadrukt dat het om politieke keuzes gaat. “Politiek gaat om keuzes maken waarbij je niet simpelweg ‘het gezond verstand’ kan laten spreken en er nooit een ‘perfect neutrale’ consensusoplossing bestaat” (De Standaard 5-6 nov)

4. Een democratische cultuur

Een politieke democratie en een democratische cultuur roepen mekaar wederzijds op en hebben mekaar ook nodig. Het is algemeen aanvaard dat onze politieke democratie niet mogelijk is zonder de grondrechten van vrijheid en gelijkheid. De waarde ‘broederlijkheid’, die hieraan verbonden was sinds de Franse Revolutie, raakt in onze individualistische maatschappij blijkbaar op de achtergrond. Nochtans is solidariteit een centrale waarde voor een bestel dat een voortdurende afweging moet maken tussen individuele en collectieve belangen.

Ons democratisch systeem heeft niet alleen nood aan verstandige, goed geïnstrueerde en gedocumenteerde burgers zoals het G1000-manifest beklemtoont. We hebben ook nood aan waarden en visies die de individuele belangen overstijgen en een dynamische invulling bieden aan het begrip ‘algemeen belang’. Als we willen vermijden dat onze democratische processen verder evolueren in de richting van een marktgebeuren van vraag en aanbod van belangen, dient te worden gezocht naar een zo ruim mogelijk waardeplatform. Indien dit niet gebeurt, gaan de economische belangen en machten steeds verder het speelveld bezetten en niet rechtvaardigheid of algemeen belang.

Democratie betekent dus ook dat steeds meer burgers in staat zijn het louter individuele eigenbelang te overstijgen en oog te hebben voor de argumenten en de noden van de overbuur. Deze dimensie werd in onze westerse democratieën duidelijk ingebracht door de godsdiensten. Tegelijk met het wegvallen van de verzuiling en de Kerk als machtsinstituut, lijken ook een aantal waarden uit onze samenleving weg te deemsteren. Centraal staat nu het geloof in de wetenschappelijke objectiviteit en neutraliteit. Wetenschap geeft ons evenwel geen antwoord op onze fundamentele levens- en samenlevingsvragen.

In dit perspectief lijkt de rationalisering van onze cultuur ook verarming te betekenen. Tegelijk komen de immorele effecten van ons machtskapitalisme steeds duidelijker bovendrijven. De enige weg naar welzijn en geluk die ons dagelijks wordt voorgehouden, is deze naar steeds meer consumptie, bezit en macht.

Onze politieke democratie wordt dus niet alleen uitgehold door de economische macht van de multinationale bedrijven en grote financiële instellingen. Ook van binnenuit wordt de democratie aangetast omdat de waarden en de normen die het neokapitalistische systeem ondersteunen al te dominant worden. Hier wordt eerder competitie en conflict benadrukt dan solidariteit en rechtvaardigheid. Waardevrije wetenschap en als natuurwetten voorgestelde economische wetmatigheden hebben al onze levensferen doordrongen. De huidige crisis maakt ons stilaan wakker en laat ons inzien dat wij als burgers meer zijn dan producenten en consumenten. In dit perspectief zien we de opgaven van de democratie steeds breder worden.

Onderwijs en opvoeding zijn ook een deel van het democratisch proces. Als men wakkere en verantwoordelijke burgers wil vormen, zijn niet alleen opleidingen of vakken met direct economisch nut belangrijk. Het belang van een echte ‘humaniora’ kan nauwelijks sterk genoeg worden benadrukt. De discussie over het nut van vakken als geschiedenis krijgt hier een bredere en diepere dimensie.

Ook de discussie over de prioriteiten in het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteiten komt hier in een ander daglicht te staan. Blijft het accent verder liggen op de technische wetenschappen, die een vrij direct economisch nut hebben of komt er meer ruimte voor de inbreng van de humane wetenschappen? Zullen deze humane wetenschappen zich verder neutraal en waardevrij blijven opstellen en zo de facto meewerken aan de bestendiging van de bestaande cultuur en machtsverhoudingen of komt er meer ruimte voor echte emancipatorische benaderingen?

Ook in onze bedrijven en organisaties dient de vraag naar democratie duidelijk gesteld. Democratie is niet eenvoudig de maximalisering van het persoonlijk voordeel of de persoonlijke ruimte. Democratie betekent ook verantwoordelijkheid opnemen voor het groter geheel. Hier kan de vraag gesteld worden of het gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid niet al te zeer wordt uitgehold door onze mechanistische organisatiemodellen met talloze gedragsvoorschriften en procedures.

Uiteraard zijn ook vragen te stellen over de manier waarop management en leiderschap concreet vorm krijgen in onze bedrijven en organisaties. In welke mate durven we in onze cultuur medewerkers nog echt uitdagen om mee te stappen in creatieve, innovatieve toekomstvisies? Waar blijven onze leiders die in deze crisistijden niet blijven dingen naar de gunst van de kiezer of de medewerker, maar zoals J.F. Kennedy in zijn inaugurale rede van 1961 durven stellen: “Ask not what your country can do for you, but what you can do for your country”.

Leert de geschiedenis ons trouwens niet dat democratie eerder van onderaf geboren wordt. In die zin zijn de wijze woorden van Malcolm X uit 1965 veelzeggend: “Nobody can give you freedom. Nobody can give you equality or justice or anything. If you are a man, you take it”.

Als we ons niet vergissen zijn er in deze crisistijd heel wat tekens die er op wijzen dat de burgers het niet langer blijven verdragen. De Egyptenaren op het Tahrirplein, de ‘Indignados’ in Spanje en de ‘Occupy Wall Street’-beweging zijn tekenen van directe democratie die zeer belangrijk zijn.

Enkele besluiten

– Zelfs als we de problemen van de democratie zouden beperken tot het systeem van afvaardiging van de kiezer, blijven er nog heel wat vragen over de G1000 die zich aankondigt als de hoogdag van de democratie.

– Wanneer we in onze maatschappij de democratie nieuwe levenskracht zouden willen geven, moeten we met een nieuwe, meer open bril naar ons politiek systeem kijken. Vrij vlug beseffen we dan dat we iets zullen moeten veranderen aan ons financieel-economisch systeem en ook aan onze hiervan afgeleide ego-cultuur. Hopelijk staan we in deze tijd van diepe crisis voor het omslagpunt van een neoliberale economie van groei om de groei en consumptie om de consumptie, naar een duurzame samenleving waar meer ruimte komt voor spirituele waarden.

– Vele tekenen van vernieuwing in denken en waarden wijzen in deze richting. De uitwassen en de contradicties van ons financieel-economisch systeem worden zo duidelijk en zo groot dat fervente reacties niet kunnen achterwege blijven. Dit alles zal ook afstralen op ons systeem van politieke vertegenwoordiging, dat ook duidelijk aan een grondige facelift toe is. Het ziet er niet naar uit dat we de grondige transformatie die onze maatschappij nodig heeft, mogen verwachten van onze politieke leiders. De verandering zal eerst dieper moeten wortel schieten in de algemene cultuur waardoor de vernieuwing van binnenuit en van onderuit gedragen kan worden.

– G1000 is een mooi en nieuw experiment,  maar het is zeer de vraag wat de effecten zullen zijn op onze politieke besluitvorming. Naar mijn aanvoelen is het mooiste dat we mogen verwachten een groot leermoment. Een diepgravend leerproces voor alle betrokkenen in de mogelijkheden en de beperkingen van de democratie. Indien dit leereffect ook nog uitdeint naar de bredere samenleving, is dit experiment waarschijnlijk de moeite waard. We blijven hierbij wel met de vraag zitten of zoveel engagement, tijd en middelen niet op een meer optimale manier hadden kunnen ingezet worden. Hopelijk wordt het meer dan dit leerproces, en komen er effectief enkele frisse gedachten bovendrijven die de volgende maanden de politieke agenda kunnen beïnvloeden.

BIBLIOGRAFIE

De Tocqueville, Alexis. Over de democratie in Amerika, Lemniscaat, Rotterdam, 2008
Hendriks, Frank, Vitale democratie. Theorie van democratie in actie, Amsterdam University Press, 2006
Schumpeter, Joseph, Kapitalisme, socialisme en democratie, C. De Boer, J.R. Paul Brand, Hilversum, 1963
Tinevelt, Ronald, Representatieve en deliberatieve democratie, in: Oikos, Politiek, Milieu, Cultuur, 2003, 1, 1-11
Van de Kerckhove , Johan, Het actuele arbeidersvraagstuk: een uitdaging voor de Christelijke Arbeidersbeweging, in: Arbeidersbeweging.  Verslagboek van de 46ste Vlaamse Sociale Week, Reinaert Uitgaven, Zele, 1976, 31-92.
Van de Kerckhove, Johan, Wetenschap en maatschappij, in: Patrick Develtere, Ides Nicaise, Jozef Pacolet en Tom Vandenbrande (Red.) Werk en Wereld in de Weegschaal, Lannoocampus, Leuven, 2007, p. 27-38

Johan Van de Kerckhove is Emeritus Hoogleraar van de KULeuven en coördinator van Kernkracht: www.kernkracht.be

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!