Nieuws, Europa, Politiek, Geschiedenis, Recensie, Duitsland, Tmd, Tweede Wereldoorlog, Nazisme, Sovjet-Unie, Boekrecensie, Rode Leger, Geallieerden, Frederick Taylor, Adolf Hitler, Denazificatie, Bezettingszones -

Frederick Taylor: ‘Exorcising Hitler’, een recensie

Bij de verovering van Duitsland in 1944-1945 waren de geallieerden ervan overtuigd dat de militaire overwinning niet voldoende zou zijn. Het land moest ook met wortel en tak gezuiverd worden van de lieden die tussen 1933 en 1945 zoveel onheil en nooit eerder geziene wandaden hadden veroorzaakt.

donderdag 1 september 2011 17:30
Spread the love

Nazi’s mochten geen functies meer bekleden, hun gewapende terreurgroepen (‘Werwolf’), die aanslagen pleegden op geallieerden en op Duitsers die bereid waren een bestuurstaak waar te nemen in dienst van de geallieerden, moesten onmiddellijk uitgeroeid worden, alle symbolen van het nazisme, zoals hakenkruisen en straatnamen waar Hitler in voorkwam, moesten verdwijnen.

Over deze principes waren ze het eens. Maar ze hadden zeer uiteenlopende opvattingen over de manier waarop dit allemaal aangepakt moest worden. De Joodse Amerikaanse politicus Henry Morgenthau stelde einde 1944 voor om alle fabrieken weg te halen uit Duitsland (iets wat de Russen en in mindere mate de Fransen gedeeltelijk uitvoerden in hun bezettingszones), het land om te ploegen en er een landbouwstaat van te maken. Gelukkig ging VS-president Truman niet in op dit voorstel.

Russen en Fransen wilden wraak nemen en de Russen deden dat ongenadig in de door hen ‘bevrijde’ landen van Oost-Europa: hun verkrachtingen, plunderingen en willekeurige executies dreven miljoenen mensen op de vlucht naar het Westen. Maar ook de Fransen schuwden geen wreedheden: zij doodden ongeveer 30.000 krijgsgevangenen.

Britse historicus Frederick Taylor

De Britse historicus Frederick Taylor, bekend van zijn boeken over Dresden en de Berlijnse Muur en zijn geannoteerde vertaling van de dagboeken van Goebbels, heeft ook nu zijn naam weer eer aan gedaan (1).

Hij begint zijn uiteenzetting in 1918 en toont aan hoe de nazi’s, misbruik makend van Versailles en van de economische crisis, hun macht opbouwden en een beschaafd volk, dat in het verleden zoveel denkers, schrijvers, musici, wetenschapsmensen, industriëlen en uitvinders had voortgebracht, mee konden slepen in hun verderfelijk avontuur.

Na een kort overzicht van de Tweede Wereldoorlog, vertelt hij hoe op 11 september 1944 een patrouille van zeven Amerikaanse soldaten vanuit Luxemburg hun eerste voorzichtige stapjes zetten op het grondgebied van het Derde Rijk, 96 dagen na D-Day. Taylor vertelt het allemaal alsof hij er zelf bij was, stap voor stap, met veel te veel details. De Amerikanen waren niet de eersten.

In juli 1944 stonden de Russen o.l.v. maarschalk Zjoekov al aan de grens van Oost-Pruisen, maar Stalin gaf de voorkeur aan het Poolse en het Balkan-front.

Op 17 augustus stak dan toch een Sovjet-patrouille even die grens over. Vanaf 16 oktober volgde de grote invasie, die aanvankelijk zeer moeizaam en met veel verliezen gepaard ging. Maar het Rode Leger beschikte over miljoenen soldaten. Overal waar ze passeerden, namen ze weerwraak voor wat ze zelf geleden hadden.

Taylor citeert Stalin, die aan een delegatie uit Tsjechoslovakije toegaf dat ze meisjes en vrouwen misbruikten (p. 50). En journalist Ilya Ehrenburg, die gelezen werd door miljoenen soldaten en burgers, schreef: “Als je op een dag geen Duitser doodt, is dat een verloren dag. Als je er één doodt, schiet dan nog een andere neer. Er is niets grappiger voor ons dan een stapel Duitse lijken” (p. 51).

Alexander Solzjenitsyn, toen nog officier in het Rode Leger, waagde het de Russische wreedheden tegenover Duitse vrouwen en kinderen te beschrijven. Hij werd meteen verbannen naar een werkkamp (p. 52).

Minstens 1,9 miljoen Duitse vrouwen en meisjes werden verkracht in de laatste maanden van de oorlog en in de eerste maanden na de overwinning. Sommigen waren 12 à 13 jaar oud en werden niet door één soldaat, maar door een heel bataljon verkracht (p. 55).

Miljoenen Duitsers werden verjaagd en geplunderd. Taylor vergelijkt het met de massamoord op en de verdrijving van de christelijke Armeniërs door de Turken in 1915 en met die van de Grieken op de westkust van Turkije in 1922. Hier had de Griekse regering wel een fout gemaakt door haar poging om Istanbul te veroveren.

Taylor vertelt ook over de wrede verdrijvingen van Duitsers uit Breslau, Sudetenland en Brno. Vaak mochten ze enkel hun handbagage meenemen en werden het dodenmarsen. Bij Pilsen en Karlsbad werden de Duitsers gewoon uitgemoord. Circa 30.000 Duitsers werden gedood door hun Tsjechische landgenoten en velen pleegden zelfmoord.

Op 8 mei 1945 kwam er een einde aan de Tweede Wereldoorlog. Voor het Duitse volk begon toen Stunde Null. De verwoestingen waren zo immens, dat er weinig hoop overbleef voor de toekomst. Angst, vernedering, boosheid tegenover de nazi’s die orde, voorspoed en de eerste plaats onder de volkeren beloofd hadden, ontgoocheling, machteloosheid, het overkwam hen allemaal en dompelde hen in diepe ellende. Taylor illustreert dit met een tiental personen die ervan getuigden.

Russen, Amerikanen, Britten en Fransen namen de macht over. De Sovjets waren het best voorbereid: zij brachten hun eigen Duitse communisten mee, die de oorlog in Rusland doorgebracht hadden. De anderen misten zo’n homogene groep aanhangers. In de Russische zone kon Walter Ulbricht snel aan de macht komen. Churchill maakte zich boos over de ‘Gestapomethodes’ van de Russen in hun bezette gebieden, maar hij stond er machteloos tegenover (p. 100).

Ook de Amerikanen ergerden zich aan de Sovjets. Steden zoals Magdeburg, Erfurt, Weimar en Leipzig die door de Amerikanen bevrijd waren, werden tot spijt van de inwoners overgeleverd aan het Russische Rode Leger in ruil voor de geallieerde aanwezigheid in Berlijn.

Behalve van de Russen, hadden de Duitsers ook schrik van de Fransen. Deze kregen ook een deel van Duitsland. De mensen van Koblenz, het Rijn- en Ruhrgebied herinnerden zich nog de Franse bezetting van de jaren twintig.

De geallieerden stonden ook voor de vraag wat ze met Duitsland zouden doen. Het plan van Morgenthau was het meest drastische: de fabrieken ontmantelen, het land omvormen tot een landbouwstaat die nooit meer zou kunnen oorlog voeren, de levensstandaard niet boven het overlevingsniveau uit laten komen.

Blijkbaar was het plan ook in Duitsland bekend, want de Völkischer Beobachter, de krant van Hitlers NSDAP, schreef toen: “Roosevelt en Churchill gaan akkoord met een Joods moordplan” (p. 120).

Gelukkig waren er ook Amerikanen met een andere mening, die zich verzetten tegen het idee van een spookterritorium met eeuwige armoede. Deze laatste strekking haalde het na de overwinning.

Tegelijk kregen de militairen te horen dat ze niet mochten verbroederen met de vijand. Die politiek bleek onhoudbaar. Vanaf december 1946 werd trouwen met een Duitse vrouw toegelaten. 
Een vast onderdeel van de oorlog en van de bezetting daarna was de honger. De exodus van miljoenen Duitsers uit de oostelijke provincies droeg hiertoe bij.

De geallieerden treurden niet om de ontberingen van de Duitsers en gebruikten uithongering aanvankelijk ook als straf. Generaal Clay, bevelhebber van de Amerikaanse zone, voorspelde al in juni 1945 dat Duitsland een extreem moeilijke winter zou krijgen, met veel koude en honger.

Die koude en honger waren nodig om de Duitse bevolking te doen beseffen wat de gevolgen waren van de oorlog die zij veroorzaakt hadden. Montgomery deed dezelfde voorspelling voor de Britse zone. De Fransen en de Russen zeiden niets, maar pasten het toe.

Vooral de Duitse krijgsgevangenen ondervonden dit aan den lijve: ze werden gehuisvest in de open lucht, kregen weinig en soms helemaal geen eten, werden vaak mishandeld. Gevolg: velen stierven of zagen er snel uit zoals de skeletten in de concentratiekampen.

De bezetters hielden zich niet aan de conventies van Den Haag (1907) en Genève (1929). De Fransen kregen 740.000 Duitse krijgsgevangenen in hun kampen aan de Rijn. Bij hen lag het sterftecijfer hoger dan bij de Amerikanen en de Britten. De laagste sterftegraad was bij de 380.000 Duitsers die in Amerikaanse kampen zaten.

Taylor geeft ook cijfers van het Duitse voedselverbruik: 2.900 calorieën p.p.p.d. in 1939, nog boven 2.000 tot de zomer van 1944, 1.050 in mei 1945, daarna tijdelijk 200 of 1/15 van 1939. Via de zwarte markt kwamen sommigen aan 400 calorieën (p. 193-194).

Vele meisjes, dakloos en werkloos, gingen om met soldaten van de vier bezetters om aan meer voedsel te raken. Nogal wat militairen hielden er seksueel overdraagbare ziekten aan over. 1946 en 1947 waren nog twee hongerjaren.

Vele Duitsers konden niet overleven met 800 à 850 calorieën. In 1947 staakten en betoogden ca. 10.000 arbeiders in de westelijke zones om meer eten te krijgen. Hun fysieke conditie ging zienderogen achteruit. In Engeland en in de VS ontstonden zelfs hulpcomités die voedsel inzamelden voor hun voormalige vijand.

Dat was ook zo in België en Nederland, waar de ‘Spekpater’, Werenfried van Straten, een Norbertijn van de abdij van Tongerlo, in 1947 een grootscheepse inzamelactie opzette voor de 17 miljoen verdreven Duitse oorlogsvluchtelingen. Helaas is hij niet bekend bij Taylor.

Denazificatie

Pas vanaf hoofdstuk 9 (p. 223) begint deel II: de denazificatie. De Russen gingen daarin het verst: zelfs de Polen, die zes jaar lang samen met hun regering in Londen weerstand geboden hadden aan de nazi’s, werden gearresteerd, opgesloten en gefolterd in de hel van de Loebyanka-gevangenis in Moskou en veroordeeld tot 15 jaar cel wegens anticommunisme. Britten en Amerikanen reageerden nauwelijks op wat gebeurde in de invloedszone van Stalin.

In de westelijke zones gingen de rechtbanken eerst op zoek naar Duitsers die misdaden begaan hadden tegen de geallieerden. Dan bogen ze zich over de vraag hoe moest worden afgerekend met de ruim 8 miljoen leden van de NSDAP, de 25 miljoen leden van het Duitse Arbeidsfront, de vele leden van de nazistische Vrouwengilde, de bond van studenten en dokters, het Duitse Rode Kruis, de 17 miljoen leden van de welvaartsorganisatie van de NSDAP, etc.

Kortom: meer dan 50 van de 80 miljoen Duitsers hadden iets te maken gehad met de nazi’s. De nog levende topfiguren gaven zichzelf over zoals Goering (9 mei) of werden gearresteerd zoals Himmler (22 mei). Speer, von Ribbentrop e.a. volgden in mei en juni 1945.

In het Beierse Nürnberg, waar Hitler tussen 1933 en 1939 zoveel NSDAP-partijdagen had gehouden, vonden de processen plaats. In de Amerikaanse sector dus, hoewel de Russen opteerden voor Oost-Berlijn.

350 journalisten uit heel de wereld en 400 burgers werden toegelaten in het grote justitiepaleis. Taylor geeft een gedetailleerde beschrijving van het megaproces.

Ondertussen hielden de Russen klopjachten op en plundertochten bij Duitse grootgrondbezitters en andere ‘klassenvijanden’ in Oost-Pruisen en Silezië, zelfs als ze antinazi waren. Velen probeerden te vluchten of pleegden zelfmoord, anderen werden vermoord zoals vele koelakken in de Sovjet-Unie in de jaren dertig door Stalin.

Ook in de Sovjetzone werden ‘kapitalisten’ geëxecuteerd of naar de goelag verbannen. Hun bedrijven en andere bezittingen werden genationaliseerd. Vele bedrijven werden ontmanteld en naar Rusland vervoerd, ondanks het protest van de arbeiders en van Duitse communisten.

Een aparte behandeling kregen de ‘bruikbare’ raket- en wapengeleerden. Taylor beweert dat die vaak uit vrije wil meegingen naar de Sovjet-Unie en dat ze daar beter behandeld werden dan tot dusver werd aangenomen. Zij speelden zowel in de Sovjet-Unie als in de VS een doorslaggevende rol in het ontstaan van de ruimtevaart.

Het valt me op dat de grootste raketgeleerde, Wernher von Braun (2), hier niet vermeld wordt. Hij werd geboren in 1912, uit een adellijke familie in Wirsitz, dat sinds 1919 bij Polen hoort. Vanaf 1930 werd hij lid van de Duitse Vereniging voor Ruimtevaart. Toen waren de Russen ook al met ruimtevaart bezig.

Von Braun overleefde de zware bombardementen van de Britten op Peenemünde in 1943. Toen de Russen Peenemünde naderden, vluchtten hij en 177 andere wetenschappers en technici naar de Amerikanen. Met veertig andere raketwetenschappers werkte hij in de VS aan kernraketten en in 1969 zette een door hem ontwikkelde raket de eerste mensen op de maan. De Russen hadden minder Duitse helpers, maar waren wel eerder in de ruimte.

Klein detail: in de DDR-tijd was Peenemünde Sperrgebiet, streng verboden voor inwoners en bezoekers. Het stond ook niet in het officiële Reisebuch DDR uit 1988. Pas in 1991 werd het weer toegankelijk.

In het Westen werden industriëlen zoals Krupp opgepakt of onder huisarrest geplaatst. De top van IG Farben, producent van gas voor de uitroeiingskampen Auschwitz en Treblinka en scheikundige producten voor de experimenten van dr. Mengele, werd uiteraard veroordeeld.

Na de jacht op de grote vissen uit de politiek, het leger en de industrie, begon die op hun ondergeschikten. Overal werden bezwarende documenten en ledenlijsten gevonden. De verdachten kwamen terecht in kampen en moesten daar vragenlijsten invullen om uit te maken wie overtuigde of gedwongen nazi was geweest. Met deze laatste bedoelde men die mensen die lid werden om hun werk te behouden.

Er waren vijf categorieën: Entlastete, Mitläufer, Minderbelastete, Belastete, Hauptschuldige (p. 261). Op basis daarvan werd de vrijspraak of de strafmaat bepaald.

Een rechtvaardig oordeel was heel moeilijk: in de Britse en Amerikaanse zones werden 72.000 verdachten geïnterneerd onder vreselijke omstandigheden. Soms werden onschuldigen gestraft en gingen schuldigen vrijuit.

374.000 nazi’s verloren hun job en werden gedegradeerd tot handenarbeid of verder vastgehouden. Kaderleden van de concentratiekampen werden meestal ter dood veroordeeld.

Er stelde zich wel een probleem: de geallieerden hadden mensen nodig voor de wederopbouw. Niet alle bedrijfsleiders, dokters, advocaten, leraren en boeren konden worden gedegradeerd. Zeker de agrarische gemeenschappen wilden de vertrouwde personen behouden: de dokter, de dorpsonderwijzer, de politieagent.

Het deed de mensen pijn als de nieuwe rechtbanken opportunisten in hun plaats benoemden. Ook leidinggevende figuren zoals Kurt Schumacher vonden dat de bezetters te ver gingen: “Wir sind kein Negervolk” (p. 302).

Vanaf 1946-47 lieten de geallieerden ook Duitse democraten, inclusief mensen die tijdens de Hitler-tijd uitgeweken waren, Joden en niet-Joden, meewerken aan de zuiveringen. Zowel de Amerikanen (Patton) als de Britten uitten klachten over de mateloze ijver van met name Joodse ambtenaren bij de denazificatie.

Vanaf juli 1945 werden weer politieke partijen toegelaten. In de Sovjetzone kreeg de KPD een bevoorrechte rol. Vanaf 1946 volgden er verkiezingen op het niveau van gemeenten, districten en deelstaten.

Dan volgt een hoofdstuk over de Fransen en hun aanpak van hun territorium. De auteur legt niet uit op basis van welke militaire prestatie de Fransen een stuk van Duitsland gekregen hadden. Zij dankten dat namelijk aan Churchill, want Roosevelt en vooral Stalin waren er tegen. Churchill wilde niet de kleinste van de drie zijn. Hij verkreeg dat de Fransen een deel van de Britse en een deel van de Amerikaanse zone kregen.

Generaal De Gaulle had als prioriteit dat Duitsland zo zwak moest blijven dat het nooit meer in staat zou zijn om Frankrijk aan te vallen en dat het ook zo lang mogelijk verdeeld moest blijven, liefst in ministaatjes, zoals het was in de 18de eeuw (p. 313).

Hij verzette zich tegen de vorming van een centrale regering, wou het Saarland annexeren en het Ruhrgebied internationaliseren. Het Saarland was gegeerd wegens zijn kolenmijnen en staalindustrie. De inwoners kregen er meer eten om bij hen pro-Franse gevoelens aan te kweken en om ze meer kolen te doen produceren. Het lukte niet: zoals in 1935, stemden ze ook in 1955 massaal voor Duitsland. De hereniging gebeurde pas in 1957, met als één van de voorwaarden dat het Frans de eerste vreemde taal zou blijven op de scholen, wat tot nu toe zo is.

Vluchtelingen die in de Franse zone beland waren en daar eventueel al werkten, werden op treinen gezet en gedumpt in de Britse of Amerikaanse sector, zeker als het Pruisische protestanten waren. Het katholieke karakter van het Rijnland moest bewaard blijven. Ook buiten de Franse zone waren de Oost-Pruisen en Sileziërs niet zo welkom bij de lokale bevolking en werden ze uitgemaakt voor ‘Polen’ of ‘Russen’.

Frankrijk gebruikte Duitse krijgsgevangenen voor dwangarbeid in Frankrijk. Ten minste 30.000 van hen stierven door uithongering, ziekte, verwaarlozing en mishandeling. Circa 5.000 werden gedood bij het opruimen van mijnenvelden. Het Internationale Comité van het Rode Kruis beschouwde de Fransen als de wreedste in de behandeling van gevangenen, na de Russen (p. 316).

Zij beschouwden alle 6 miljoen Duitsers van hun kleine sector als nazi’s en spraken niet van ‘dénazification’, maar van ‘épuration’, zuivering. Ze haalden machines en ca. 100 fabrieken weg naar Frankrijk, nog iets wat ze gemeen hadden met de Russen.

Duitse eigendommen in Frankrijk ter waarde van miljarden Franse frank werden geconfisqueerd. Wanneer Franse militairen passeerden, moest de bevolking groeten, op straf van boete. De Franse taal werd verplicht in de scholen. In de winter van 1946 was er geen verwarming in de scholen, waardoor ook de Franse leraressen klappertandden van de kou.

Maar na een paar jaar bezetting kwam er toch vriendschap tussen Frankrijk en Duitsland en deze is gebleven tot op vandaag.

In de Sovjetzone ging het er nog iets anders aan toe. De concentratiekampen van Sachsenhausen en Buchenwald en de Gestapogevangenis van Bautzen werden op korte tijd gevuld met echte of vermeende vijanden van de bezetters: 122.671 tussen 1945 en 1950 (p. 323). 42.889 stierven er van ‘ziekte’. Een pak Duitse krijgsgevangenen vlogen naar werkkampen in de Sovjet-Unie, zonder enige vorm van proces.

Sinds 1989 worden in de voormalige Sovjet-Unie massagraven ontdekt met tienduizenden slachtoffers van de denazificatie. In de buurt van Bautzen werden de stoffelijke resten gevonden van 16.000 mensen. Onder de doden waren vele ‘klassenvijanden’: aristocraten, welgestelde burgers, landeigenaars. En politici die weigerden aan te sluiten bij de eenheidspartij SED, de gedwongen samensmelting van KPD en SPD.

Of jongeren die graffiti aanbrachten of pamfletten verspreidden tegen de Russen of vervelende vragen durfden te stellen bij meetings van de FDJ, de Freie Deutsche Jugend of de nieuwe communistische jeugdbeweging.

In de Sovjetzone werd het Russisch de verplichte vreemde taal op school. Bij gebrek aan leraren Russisch moesten soms mensen uit de Baltische landen verplichten naar daar overkomen. De vroegere rechters werden vervangen door proletarische SED-getrouwen, die hoop en al een opleiding van 6 maanden kregen (p. 328).

De zuivering van de universiteiten werd even grondig aangepakt: 75 procent van de vroegere profs vlogen eruit. Er werden quota ingevoerd om arbeiderskinderen meer kansen te geven dan ‘bourgeois’. De kwaliteit ging naar beneden (p. 329).

De Sovjets voerden de meest drastische denazificatie door, behalve voor de raketgeleerden en andere bruikbare specialisten. De Oost-Duitse communisten maakten ook een uitzondering voor nazi’s die zich bekeerden tot de ware kerk van de SED. Taylor vermeldt niet om hoeveel bekeerlingen het hier ging.

Behalve de denazificatie en de voedselproblemen, was er een economisch probleem: de vier zones vormden geen eenheid. Export van voedseloverschotten uit het oosten naar het westen was dus niet evident.

De Amerikanen en de Britten waren al in 1946 voorstander van een unie, de Russen waren hevig tegen. Tot 1947 had Frankrijk communisten in de regering en vormde het één front met Moskou.

Ondertussen was ook de Koude Oorlog begonnen. George Kennan, ambassadeur in Moskou, stuurde in februari 1946 een telegram aan de Amerikaanse regering waarin hij zijn ‘containment’ voorstelde: Amerika moest de Russen binnen hun territorium houden.

In maart 1946 deed Churchill er nog een schepje bovenop in zijn Fultonspeech, waarin hij Stalin verweet een IJzeren Gordijn te hebben neergelaten over Europa.

James Byrnes, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken onder Truman, stelde in september 1946 de Duitsers gerust met de belofte dat de VS de Duitsers opnieuw welvaart gunden en dat ze niet zouden weggaan voordat de zaken in de westelijke zones geregeld waren.

In januari 1947 verving Truman Byrnes door Marshall, die de lijn van Clay en Byrnes doortrok en die aan Molotov liet weten dat Amerika niet langer wilde dat Duitsland het armenhuis van Europa bleef, zoals Morgenthau had voorgesteld.

Duitsland zou hulp krijgen, net zoals Griekenland en Turkije, waarvan de westerse geallieerden vonden dat ze ook bedreigd werden door het communisme. In juni 1947 kondigde Marshall dan zijn plan aan om Europa er bovenop te brengen. Hiermee eindigt Taylor zijn eigenlijk verhaal.

In zijn nawoord spreekt hij even over de Blokkade van Berlijn, die de Berlijners tot helden van de wereld maakte, en over de verkiezing van Konrad Adenauer in september 1949 tot eerste kanselier van de nieuwe staat BRD, die gevormd was uit de drie westelijke bezettingszones en ca. 50 miljoen inwoners telde.

Om te beklemtonen dat het niet het oude Duitsland was en om de Duitsers bescheiden te houden, kwam de regeringszetel in Bonn, een provinciestadje aan de Rijn. Toevallig in gebouwen die sinds 1946 door Belgische militairen bezet waren. Dus niet in Berlijn of ook niet in Frankfurt, dat centraler lag, veel groter was en in de Middeleeuwen nog een zetel van het Heilig Roomse Rijk was geweest.

Als reactie werd op 7 oktober 1949 de DDR opgericht, in ‘Berlin, Hauptstadt der DDR‘, zoals mega wegenborden ietwat indoctrinerend aanduidden tot 1990.

Adenauer en Erhard brachten de BRD er snel weer bovenop. In zijn openingsspeech tot de Bundestag, het federale parlement, sprak hij niet enkel over het pijnlijke oorlogsverleden, maar ook over het verdriet en de schade die aangericht waren door de denazificatie: hij vond dat de echte schuldigen streng bestraft moesten worden, maar dat Duitsland niet opgesplitst mocht blijven in twee soorten mensen: foute en foutloze (p. 352).

In 1951 werd met grote meerderheid een wet goedgekeurd die een einde maakte aan de straffen voor de lichte categorieën: zij mochten weer een overheidsfunctie krijgen. In de praktijk was dit proces al aan de gang sinds 1949: in de deelstaten Hessen en Beieren zaten toen al veel ex-nazi’s op hun vroegere stoel: resp. 85 en 30 à 60 procent. In de DDR lag dit percentage veel lager, nl. op 15 procent (p. 355).

De oorlog in Korea was een ander keerpunt: Washington had de Duitse industrie nodig, Krupp en andere bedrijfsleiders werden in 1951 vrijgelaten. Zelfs Fritz ter Meer kwam vrij ondanks zijn verleden als baas van IG Farben in Auschwitz. In de jaren vijfftig volgden er nog meer vrijlatingen en gaven de geallieerden aan vele nazi’s een tweede kans.

In 1951 sloot de BRD zich aan bij de EGKS, de voorloper van de Europese Gemeenschap en in 1955 bij de NAVO. In 1952 kreeg Adenauer, weliswaar met moeite, de goedkeuring van het parlement voor een compensatie van 100 miljard DM aan de Joodse gemeenschap.

Tot 1965 kende West-Duitsland een continu Wirtschaftswunder, mede dankzij de wereldwijde economische heropleving en ook wel door de toestroom van 2,7 miljoen, vooral ‘bruikbare’ Oost-Duitsers. Het leefde in een droom waarin de bevolking geloofde dat ze de ogen kon sluiten voor het verleden en dat de wonden uit de jaren 1933-1945 verwerkt waren door samen hard te werken. Of zoals Bertold Brecht het zei in zijn Driestuiver Opera: “Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral” (p. 372).

Pas in de jaren zestig begonnen welvarende jongeren aan hun ouders en grootouders vragen te stellen over het verleden.

Rond 1969-1970 kwam de grootste schok in de vorm van de gewelddadige Baader-Meinhofgroep. Hun gewapend verzet richtte zich tegen ex-nazi’s, kapitalisten en …’bevoorrechte’ Joden (p. 377).

Kanselier Willy Brandt sloot verdragen met Oost-Europa, erkende de Duitse oorlogsfouten en de nieuwe grenzen, wat veel gevluchte Duitsers niet toejuichten.

Na de val van de Muur en van het IJzeren Gordijn (1989) slaagde Helmut Kohl erin de eerste kanselier van alle Duitsers te worden. Zijn rol is nu overgenomen door Angela Merkel, afkomstig uit de voormalige DDR en leidende persoonlijkheid van de Europese Unie.

En wie nu Berlijn bezoekt, merkt aan menig gedenkteken, museum en zeker aan de Topographie des Terrors, dat de Duitsers hun verleden etaleren i.p.v. het langer te verbergen.

Verhaal dat honderd jaar Duitse geschiedenis overspant

Taylor heeft een bijzonder boeiend verhaal geschreven, dat bijna honderd jaar Duitse geschiedenis overspant. Hij doet dat met veel eruditie, een enorme belezenheid, rijke documentatie aan bronnen en getuigenissen, een vlotte pen en een kritische kijk, zowel op de bezetting, de denazificatie als op het vaak erg milde vergevingsproces nadien.

Ik miste soms structuur en vooral tabellen en statistieken. Deze ontbreken helemaal. Er hadden gerust minder anekdotes mogen in staan en wat meer concreet cijfermateriaal.

De pagina’s met de foto’s (p. 154-155) zijn niet genummerd en in de tekst wordt er dan helaas ook niet naar verwezen. Ook naar de degelijke kaarten (p. XIII – XVI) met de grenzen van 1939-1945, de 17 miljoen vluchtelingen en de verdeling van Duitsland en Oostenrijk in bezettingszones wordt niet gerefereerd. Het register is dan weer een voorbeeld van volledigheid en nauwkeurigheid.

De decennialange aanwezigheid van Belgische soldaten, zowel beroepsmilitairen als dienstplichtigen en kazernes in West-Duitsland is voor Taylor blijkbaar onbekend (3).

De Belgen zaten vanaf 1946 in de Britse sector en onder Brits bevel. Ze controleerden een hele zone tussen Aken, Keulen, Soest, Siegen en Kassel, eerst als bezettingsmacht, vanaf 1949 met een andere taak: samen met de andere NAVO-landen (o.a. Nederland, maar dan pas vanaf 1963) en met de BRD het Westen beschermen tegen “het rode gevaar”.

In de jaren vijftig waren ze met 40.000, begin jaren negentig nog 25.000 (p. 15-17). België sprak toen zelfs van de ‘tiende provincie’ van het land. In 2004 werd de laatste kazerne (Troisdorf-Spich) verlaten. Die Belgische gemeenschappen hadden ginds hun eigen winkels, lagere en middelbare scholen, ontspanningsruimtes.

Journalist Jan Backx (3), voormalig BSD-er, vertelt het militaire aspect, maar voegt er ook sociale, familiale, materiële en minder leuke aspecten aan toe. Hij doet dat in een eenvoudige, soms volkse taal. Hij zorgt op die manier dat dit klein stukje geschiedenis straks niet helemaal vergeten zal zijn.

Taylor kent blijkbaar ook niet de harde repressie in de Duitstalige Oostkantons van België en de verdrijving en onteigening van 17.000 Duitse Nederlanders uit Nederland in 1946-1948 (‘Westvertriebenen‘).

Maar die kleine lacunes maken het boek niet minder spannend. Het zal ongetwijfeld even veel succes kennen als zijn vorige over Dresden en de Berlijnse Muur.

Referenties:

1. Frederick Taylor, Exorcising Hitler. The occupation and denazification of Germany. Uitgeverij Bloomsbury, London, 2011.
XXXVIII + 438 p. + 16 p. foto’s; kaarten, noten, bibliografie, register.
ISBN 978 1 4088 1211 2

2. Vittorio Macharis, Von Braun. Uitgeverij VBKU, Antwerpen, 2010.
168 p.; foto’s, stamboom, chronologie, bibliografie, index.
ISBN 978-90-857129-23

3. Jan Backx, Wij,BSD-ers! Het menselijk verhaal van onze legergemeenschap op Duitse bodem (1945-2002). Uitgeverij Roularta, Roeselare, 2008/2009. 464 p. ; kaart, documenten, foto’s, woordenlijstje.
ISBN 978 90 867913 16

take down
the paywall
steun ons nu!