Foto: Ruben Accou
Interview, Nieuws, Cultuur, Gent, Miat, Gent, Tiens tiens, Het huis van alijn, Nostalgie, Museum voor Volkskunde, Sylvie Dhaene, Collectie, STAM, Socio-economische context, Tentoonstellingen, Levend verleden, Vlaams Centrum voor Volkscultuur -

Buitengewoon gewoon? Lofzang van het alledaagse

GENT - Sinds 1998 staat Sylvie Dhaene aan het hoofd van het Huis van Alijn. Sindsdien wordt ze alom geprezen voor de manier waarop ze nieuw leven in het oude en wat muffe museum voor Volkskunde blies. Een interview.

woensdag 3 augustus 2011 19:00
Spread the love

Jouw komst in het Museum voor Volkskunde luidde het begin in van een ware transformatie van het oude museum. Waar haalde jij de mosterd? Welke rol speelde jouw eigen achtergrond daarin?

Sylvie Dhaene: “In 1998 begon ik in het museum en ik had eigenlijk geen enkele affiniteit met volkskunde. Ik had psychologie en kunstwetenschappen gestudeerd, maar was meer bezig met fotografie en hedendaagse kunst. Wat me echter bijzonder interesseerde was de relatie tussen de dingen en de mensen.”

“Wat ik toen in het museum vond, was eigenlijk een vrij doodse bedoening. Alles zat achter glas en ik dacht ‘hier moet toch meer mee te doen zijn?’ Ik ging de boer op en bezocht andere musea voor volkskunde in Vlaanderen. Overal het hetzelfde liedje.”

“Gelukkig werd op dat moment het Decreet op de Volkscultuur gelanceerd en kwam er een Vlaams Centrum voor Volkscultuur onder leiding van Marc Jacobs. Hij haalde zijn inspiratie in Nederland, waar er wel al aandacht was voor ’de cultuur van alledag‘. In hem vond ik een bondgenoot.”

“Vanuit mijn achtergrond in de psychologie ben ik altijd al bijzonder gefascineerd geweest in de betekenislagen en de emotionele verhalen die aan een voorwerp hangen. We zijn daarom ook al vrij vroeg begonnen met het betrekken van het grote publiek, door op te roepen dingen naar het museum te brengen en door individuele verhalen bij de collectie te verzamelen.”

“We doen aan collectieopbouw via het publiek, door het digitaliseren van fotoalbums, familiefilmpjes, het inzamelen van voorwerpen allerhande, … Aanvankelijk hadden we geen enkel filmpje in het museum. Ondertussen zijn er meer dan 1.000. Die collectieopbouw via het publiek laat ook toe om een community te vormen rond een thema en rond het museum zelf.”

Wat is dat voor jou, een community of gemeenschap vormen?

”Met iedereen die voorwerpen naar het museum brengt, hebben we altijd individueel contact. We voeren gesprekken over hun filmpjes, foto’s en andere voorwerpen. We houden ze ook op de hoogte van de vorderingen in de opbouw van de tentoonstellingen door middel van nieuwsbrieven en speciale rondleidingen in het museum.”

“Op die manier leren we al die mensen die mee onze collectie opbouwen ook persoonlijk kennen. Velen van hen zijn ondertussen ‘Vrienden van het Huis van Alijn’. Heel vaak hebben we ook tentoonstellingen die voortvloeien uit toevallige contacten.”

“Zo vonden we op Facebook een ingenieur die in zijn vrije tijd oude kookboeken verzamelt. We namen contact op met die man en niet alleen konden we samen met hem een tentoonstelling opzetten rond zijn collectie, hij bleek ook over een fantastische pen te beschikken.”

“Tijdens de Week van de Smaak schreef hij elke dag herinneringen en anekdotes, die verbonden waren met zijn kookboeken. We keken elke dag opnieuw uit naar zijn posts op onze blog.”

Bestaat niet het risico dat jullie door die aanpak ‘het leven van alledag’ in het verleden te rooskleurig gaan voorstellen? Wordt het museum op die manier geen nostalgiemachine?

”We proberen bij alles een boodschap mee te geven. Bijvoorbeeld de collectie huishoudapparaten, daar bij hebben we het ook over die absurde jaren vijftig, waarin iedereen de meest onzinnige elektrische toestellen in huis moest halen, en de invloed van reclame daarop.”

“We bouwen ook steeds een inhoudelijk deel uit aan de tentoonstellingen, met sprekers van alle slag. Zo komt er een Nederlandse filosoof een uiteenzetting geven over reclame voor zo’n toestellen, maar krijgen we bijvoorbeeld ook Steven Vromman, de Low-Impact Man, over de vloer.”

“Natuurlijk bestaat altijd het gevaar om een nostalgiemachine te worden. We beseffen dat als museum heel goed. Het is een lastig thema dat je niet volledig in de hand hebt. Je loopt altijd een risico het verleden te esthetiseren: ’vroeger was het mooier en beter‘, maar dat is niet onze overtuiging.”

“Als mensen in het museum lopen, is er wel herkenning en dat geeft natuurlijk automatisch aanleiding tot nostalgie. De nostalgie zit vooral in de hoofden van de mensen.”

“Ook als we bijvoorbeeld wandelingen organiseren rond ‘geluk’, gaan we met de mensen in discussie over wat geluk nu eigenlijk is, en of het vroeger inderdaad allemaal zoveel beter was. Onze gidsen wordt ook op het hart gedrukt om geen stereotyperingen te maken.”

Opvallend is dat er weinig uitleg staat bij de voorwerpen in het museum. Heeft dat een bedoeling?

”Dat heeft inderdaad een bedoeling: de filosofie is dat we niet objectgericht zijn, maar dat het totaalplaatje en de sfeerschepping belangrijk zijn. We stellen dingen ten toon die iconisch zijn voor hun tijd, zoals de Monchichi bijvoorbeeld.”

“Het museum is voor ons geen verzameling van objecten, maar een plaats waar iedereen zijn verhaal kan maken. Het doet er zelfs niet toe of dat verhaal juist of fout is.”

“Per kamer is er wel een boekje met uitleg over de verzameling van objecten en op de website kan je de kamers virtueel bezoeken en vind je objecten die uit de kamer gelicht worden. Hoewel we vertrekken vanuit de objecten zijn we er dus niet op gefocust.”

Kan je op die manier voldoende aandacht schenken aan de socio-economische context van de voorwerpen?

”Socio-economische ontwikkelingen in Gent en Vlaanderen zien we meer als het terrein van het MIAT (Museum voor Industriële Arbeid en Techniek). We proberen ons dan ook op elkaar af te stemmen. Uiteindelijk hebben wij het met het Huis van Alijn meer over de microkosmos van de mens.”

Het Huis van Alijn wil ook de museummuren doorbreken?

”Inderdaad, één van onze manieren om een breed publiek te bereiken en ook veel verschillende groepen van mensen, is door het museum te ‘ontgrenzen’. Zo waren er de ‘mannen met baarden’, toen we symbolisch tuinkabouters overal in de stad verspreiden.”

“Door tuinkabouters op de trappen van het SMAK en het MSK te plaatsen, wilden we ook de discussie openbreken over de zogenaamde hoge en lage cultuur en de mensen de vraag stellen of die typische tuinkabouters kitsch dan wel kunst zijn.”

“Ook in de exposities zoeken we graag de grenzen op. Afgelopen jaar hadden we de verzameling ‘prullaria’ van filosoof Jaap Kruithof, wat een specifiek publiek naar het museum bracht.”

“Maar we hebben bijvoorbeeld ook de tentoonstelling over boksclubs gehad, die dan weer een heel ander publiek op de been bracht. De lezingen bij de tentoonstellingen maken deel uit van die poging om te ontgrenzen en op die manier een maatschappelijke opdracht te vervullen.”

“Zo werken we momenteel rond het thema eenzaamheid. Onze overtuiging blijft dat een museum niet voor zichzelf moet bestaan, maar voor het publiek.”

Hoe zien jullie de opdracht van het Huis van Alijn tegenover Gent en zijn inwoners?

“Het museum is altijd Gents geweest. Door de komst van het STAM zijn we ons meer gaan focussen op de Vlaamse maatschappij en op het leven in de 20ste eeuw in de bredere zin. We willen wel absoluut die binding met de stad houden.”

“Zo komen veel mensen van het Patershol en Oudburg bij ons langs en zijn we altijd vragende partij om samen dingen te organiseren. Bovendien is 80 procent van de respons op onze oproepen voor collectievorming ook een respons van mensen uit Gent.”

“Er is met andere woorden, en dat is misschien net wat ons museum zo bijzonder maakt, enorm veel menselijk kapitaal in huis. We beklemtonen dat ook keer op keer in onze relatie met de mensen: het is door jullie dat dit alles mogelijk gemaakt wordt!”

Welke dromen koesteren jullie nog voor de toekomst?

“Ik ben heel gelukkig met de persoonlijke benadering van het museum. Veel tentoonstellingen groeien organisch. Daardoor kunnen we soms ook nog niet zeggen wat er volgend jaar allemaal op het programma staat.”

“Ik wil absoluut proberen om uit het ‘overgeorganiseerde’ weg te blijven en de tijd en ruimte te blijven vinden om te experimenteren. Ik wil me niet laten opjagen door de bezoekerscijfers.”

“Veel liever laat ik de obsessie met cijfers los om kwalitatief te verdiepen en verbreden. Laat ons zeggen dat we hopen dat we alleen maar beter worden in wat we doen.”

take down
the paywall
steun ons nu!